Gids voor verborgen spraakverwarringen tussen Belgen en Nederlanders (9)
Effectief
Zowel Nederlanders als Belgen gebruiken dit woord om doeltreffendheid aan te geven: De rechercheurs gaan effectief te werk in de moordzaak; de communicatie tussen de instanties verloopt niet effectief; die klusjesman maakt effectief gebruik van zijn gereedschappen; paracetamol is een effectief medicijn bij hoofdpijn. Voor de hedendaagse Nederlander blijft het grotendeels bij die betekenis, hoewel in bepaalde contexten ook de betekenis daadwerkelijk gebezigd wordt, bijvoorbeeld in: het effectief (gerealiseerd) vermogen van een apparaat, het effectief aantal coronabesmettingen, het effectief aantal gepresteerde werkuren.
Als we naar België trekken moeten we effectief nog wat breder interpreteren (zie verder).
Het woord heeft sinds zijn verschijning in de Nederlandse taal een aantal semantische veranderingen ondergaan. Zo zien we bijvoorbeeld in de Groene Amsterdammer, jaargangen 1902 tot 1908, enkele voorbeelden van effectief in de betekenis van ‘werkelijk, daadwerkelijk’. En voor zover ik kan zien zijn er geen voorbeelden waarin de betekenis ‘doeltreffend’ wordt gehanteerd. Toen in 1916 het woord een plaats kreeg in het Woordenboek der Nederlandse taal, bleek daadwerkelijk de voornaamste betekenis te zijn. Doeltreffend werd niet vernoemd (wel in een toevoeging van later datum). Als bijwoord met de betekenis ‘inderdaad, metterdaad’ stond het bij de redactie bekend als verouderd.
Maar in België is deze laatste betekenis tot op de dag van vandaag springlevend: de Vlaamse taal puilt ervan uit. Voor de Nederlander die zijn oor te luisteren legt bij gesprekken in Nederlandstalig België zou het weleens kunnen lijken alsof alles er zeer doelmatig verloopt – waarover hij wellicht zijn twijfels heeft. Er is dan wel degelijk sprake van een spraakverwarring. Ik geef enkele voorbeeldzinnen om nadien de ware betekenis te illustreren die de Belg met het woord voor ogen heeft.
‘Ronald is nu effectief begonnen aan zijn wereldreis op een eenwieler’.
‘Arnout gaat effectief met al zijn 7 kinderen tegelijk naar de zoo van Antwerpen!’
‘We hebben nu effectief de hele leeftijdsgroep van boven de zestig gevaccineerd.’
‘We kunnen aan de voetsporen zien dat er effectief verschillende criminelen zijn ontsnapt uit de gevangenis van Merksplas’.
In bovenstaande voorbeeldzinnen betekent ‘effectief’ niet doeltreffend maar iets in de aard van daadwerkelijk: de Belg wil met dat woord de waarachtigheid van een uitspraak benadrukken. (Dat doen francofonen trouwens op gelijkaardige wijze met het woord effectivement) Leest u mee met een (mogelijke) vertaling voor de Nederlander:
‘Ronald is nu écht begonnen aan zijn wereldreis op een een-wieler.’
‘Arnout gaat daadwerkelijk met al zijn 7 kinderen tegelijk naar de zoo van Antwerpen!’
‘We hebben nu inderdaad de hele leeftijdsgroep van boven de zestig gevaccineerd.’
‘We kunnen aan de voetsporen zien dat er wel degelijk verschillende criminelen zijn ontsnapt uit de gevangenis van Merksplas.’
Fameus
Franstaligen bedoelen met hun leuke adjectief fameux / fameuse te zeggen dat iets veelbesproken is, beroemd, bekend. Nederlandstaligen uit het hele taalgebied ontlenen dit woord, inclusief betekenis, dankbaar aan hen. Maar de Belg rekt het begrip – in tegenstelling tot de hedendaagse Nederlanders, maar net als de Franstaligen – wat verder uit.
De Belgen gebruiken het adjectief fameus namelijk veelvuldig om de te zeggen dat iets in hoge mate het geval is. Ook op zichzelf staand gebruikt: ’t Is fameus! = het is nogal wat! En jawel, de Franstaligen doen dit ook. In de Larousse, de fameuze Franse dictionnaire, lezen we 4 verschillende gebruiksmogelijkheden van ‘t woord:
1) Qui a une grande réputation, qui est très connu : Auberge fameuse. Le fameux héros de Cervantès.
2) Dont on a abondamment parlé auparavant : Alors, tes fameux projets ?
3) Se dit d’un mets, d’une boisson exquis, excellents : Un vin fameux.
4) Familier. Indique un degré très élevé ; grand : Il a attrapé un fameux coup de soleil.
Vertaling van deze laatste omschrijving:
4) Informeel. Duidt een hoge mate van iets aan; groot: hij heeft een flinke zonneslag te pakken.
Dit uitgebreide gebruik van het woord was de Nederlander vroeger zeker niet vreemd. Wanneer je bijvoorbeeld in het archief van De Groene Amsterdammer uit de 19de en eerste helft van de 20ste eeuw zoekt op het trefwoord fameus, vind je veel teksten waarin dat woord in betekenis nummer 4 wordt gebruikt. Dat heb ik ook gemerkt in oude krantenartikelen van Nederlandse bodem – tot en met de jaren 60, recenter kom ik niet vanwege auteursrechten. Voorbeelden van ‘fameus’ in deze betekenis uit de afgelopen decennia vind ik niet in hedendaagse Nederlands-Nederlandse teksten (via google).
Als laatste: in het Woordenboek der Nederlandse taal zie je bij fameus (trefwoord beschreven in het jaar 1918), onder betekenis nummer 4, de thans uitsluitend Belgisch-Nederlandse betekenis.
C.W. Schoneveld zegt
Grappig dat er in het Engels nog een andere versie van “famous” bestaat, nl. “famed” . “Famous” zelf heeft nog de gemeenzame betekenis van “enorm”, “hardstikke groot”
Frank Mutsaers zegt
Voor de Nederlanders:
Een zonneslag noemen wij een zonnesteek. Over verborgen spraakverwarringen gesproken…