Over Willem Grossouw en Gerard Reve
In de nieuwsbrief van Uitgeverij De Weideblik stond eerder dit voorjaar een boekje dat meteen mijn interesse wekte: Een klein wit pannenkoekje: over Willem Grossouw, de dames D en Gerard Reve door Gijsbert Dijker. Het werd aangekondigd voor Hemelvaart en lag inderdaad netjes daags ervoor, gisteren dus, in mijn brievenbus. Het verscheen ter gelegenheid van Reves vijftiende sterfdag en is prachtig ontworpen door Dijker zelf, die elk exemplaar voorzag van een – zekerheidshalve expliciet vermeld: niet-geconsacreerde – hostie (met als uiterste houdbaarheidsdatum 8 april 2022).
Misschien doet de naam Grossouw niet acuut bij iedereen een belletje rinkelen. Professor W.K.M. (Willem) Grossouw (1906-1990) was een prominente, progressieve katholieke theoloog die van 1947 tot 1977 hoogleraar exegese van het Nieuwe Testament was aan de Nijmeegse Universiteit. De link met Reve is dat hij de auteur midden jaren zestig om literaire adviezen vroeg bij de vertaling van het Nieuwe Testament voor de nieuwe Willibrordbijbel. Op zijn beurt trad Grossouw voor Reve op als getuige-deskundige bij het fameuze Ezelproces. De hoogleraar legde voor de rechtbank uit dat de roemruchte passage waarin Reve schrijft over seksuele omgang met God Zelf in de gedaante van een ‘eenjarige muisgrijze ezel’, aloude mystieke wortels had. Reve stond in ‘de grote traditie van de erotiserende mystici’, zo betoogde Grossouw.
De aanleiding voor de zoektocht in Een klein wit pannenkoekje is het feit dat Grossouw de benedenverdieping huurde in het huis aan de Nijmeegse Driehuizerweg (later, en nog steeds: Heyendaalseweg 73) waar Dijkers vader opgroeide. De net benoemde hoogleraar was met z’n huishoudster huurder van twee tantes van Dijker, zussen van zijn vader, die er waren blijven wonen. Als kind bezocht Dijker zelf het huis regelmatig. De aanvechting om Huizinga’s historische sensatie verder uit te zoeken lag dan ook voor de hand. Heel graag zou Dijker ‘een envelop met het adres van mijn vaders ouderlijk huis in Reves handschrift willen vinden’, zo schrijft hij.
Die envelop zou ik met de klep omhoog, ingelijst aan de muur willen hangen. Met een uitgevouwen klep is een envelop een soort huis: het huis van mijn opa en oma, van mijn vader en mijn tantes, van Grossouw, en natuurlijk van mij.
De queeste in Een klein wit pannenkoekje is duidelijk: iets tastbaars bemachtigen met betrekking tot Gerard Reve en het Nijmeegse familiehuis. Het geeft Dijker allerlei mijmeringen in over Reve en een mogelijke Nijmeegse link.
In die tijd was Reve bevriend met Grossouw, die in de vroegere huiskamer van mijn vader woonde. Als ik het adres Heyendaalseweg 73 in het zoekvenster van Google intik, verschijnt er vrijwel onmiddellijk een makelaarswebsite met foto’s van het huis op mijn scherm. (…) Ik zoom in op de kamer waarin Grossouw de brieven van Reve las en beantwoordde.
Hier begonnen stilaan mijn private afwijking van kennis van Nijmeegse petite histoire én mijn liefde voor Grossouws ontroerende autobiografie Alles is van u: gewijde en profane herinneringen uit 1981 een beetje op te spelen. Ik herinnerde me toch de fraaie passage waarin Grossouw uiteenzette hoe hij als pasbenoemde hoogleraar – en toen nog priester, dus kinderloos – in Nijmegen met veel geluk een flat toegewezen kreeg aan de Canisiussingel?
Mijn geheugen bedroog me niet, zo bleek bij herlezing van Alles is van u.
In 1950 had de nieuwe hoogleraar pater Grossouw met zijn huishoudster inderdaad aan de Driehuizerweg de benedenverdieping betrokken van het huis van ‘de dames D’ uit de boektitel. Een huis delen was in die tijd gangbaar vanwege de tijdens de oorlog zwaar beschadigde stad, schrijft Grossouw, ‘de woningnood was in Nijmegen ook toen, vijf jaar na het einde van de oorlog, nog ontstellend groot’.
Maar op een dag in februari of maart 1956 werd de hoogleraar ontboden door de directeur van het Nijmeegse ‘Bureau voor Huisvesting en Evacuatie’ die hem onverwacht een splinternieuw appartement toewees: Canisiussingel 7, dat toen nog afgebouwd moest worden. Hij betrok het in mei 1956 en woonde er tot aan zijn huwelijk, najaar 1969.
Het contact met Reve ontstond rond 1964, toen Grossouw dus al bijna tien jaar vertrokken was bij de gezusters Dijker aan de Driehuizerweg.
Niet zo vreemd dus dat Dijkers zoektocht niets opleverde, en dat ook Reve-biograaf Nop Maas, de ex-partners Teigetje en Woelrat en het Katholiek Documentatiecentrum van de Radboud Universiteit hem niet konden helpen.
Wél vreemd is dat Dijker zelf in zijn bronvermelding ook Alles is van u vermeldt, waarin Grossouw uitgebreid stilstaat bij al zijn Nijmeegse adressen (hij woonde later met zijn jonge echtgenote in Lent, en na haar vroege, tragische overlijden in een appartement aan de Huygensweg).
Heeft Dijker er overheen gelezen? Of hebben we hier een vrolijke mystificatie, een particuliere fantasie, bij de hand? Van Reve is de fameuze uitspraak: ‘Echt gebeurd is geen excuus’. Dijker heeft allicht geredeneerd dat het omgekeerde dan ook geldt: niet echt gebeurd is wél een excuus.
MdR Mijntje de Rouwe zegt
Dank je Jos.