Het verschijnen van De nieuwe koloniale leeslijst is een gebeurtenis van literair-historisch belang, een boek dat de plaats van de (post)koloniale letteren verandert. Ja, schrijvers uit de kolonieën doen al heel lang van zich laten spreken, en hebben ook al heel lang lezers in Nederland weten te vinden. Ja, Michiel van Kempen doet al heel lang onvermoeibaar zendingswerk als bijzonder hoogleraar Nederlands-Caraïbische Letteren. En ja, vooral de afgelopen jaren worden schrijvers uit met name het Caribisch gebied steeds meer gewaardeerd: Astrid Roemer kreeg binnen een paar jaar tijd zowel de P.C. Hooftprijs als de Prijs der Nederlandse Letteren.
Maar met deze bundel essays gebeuren er twee dingen. In de eerste plaats wordt de Nederlands-Caraïbische literatuur hier definitief samengevoegd met de Indische. In de tweede plaats haalt de Amsterdamse literaire elite hier die koloniale literatuur binnen en zet haar op een ereplek. Behalve Van Kempen doen ook andere vooraanstaande geleerden mee zoals Saskia Pieterse, Yra van Dijk en Maaike Meijer, en daarnaast schrijfsters als Manon Uphoff en zo’n beetje de voltallige redactie van De Groene. (Sommige van de essays had ik ook al in De Groene gelezen.)
Ik zou graag willen beweren dat mijn ogen natuurlijk al wijd open waren, maar ik moet toegeven: mij heeft dit boek de ogen geopend. Deze koloniale literatuur leek vaak perifeer – oh ja, vast mooie boeken, maar ver weg geschreven, of in ieder geval verhalend over personages in de periferie. Natuurlijk waren ook voor mij sommige van de belangrijkste boeken van de Nederlandse literatuur geschreven over met name Nederlands Indië, maar die waren toevallig allemaal geschreven door witte mannen.
Dat is natuurlijk onzin – die perifere schrijvers blijken dingen te hebben geschreven die nu ineens centraal blijken te zijn, ook in mijn leven. Allerlei kwesties waarover je Harry Mulisch bij wijzen van spreken niet hoorde – van racisme, en toeëigening, en verscheurdheid door het koloniale verleden – blijken veel meer te maken te hebben met mijn leven dan de octaviteit of de provo’s.
Is het niet wat raar om de hoofdstad van Nederland (ik vraag me af of er 1 auteur is in deze bundel die ergens anders woont) dan toch weer die periferie te laten binnenhalen? Misschien, maar bij mij werkt het kennelijk zo. Bovendien: er is misschien geen andere weg, dan dat de powers that be bepalen dat een nieuwe groep nu gehoord moet worden. Die groep heeft dan, zoals in dit geval al decennia laten zien wat ze konden, en we moeten hen dus prijzen en niet die powers. Maar dat maakt het geen minder grote gebeurtenis.
Rasit Elibol. De nieuwe koloniale leeslijst. Amsterdam: Das Mag, 2021. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter