Pronomina in de Nederlandse lyriek (17)
In de debuutbundel doe het toch maar van spoken-wordartieste Babs Gons staat een gedicht dat gaat over jullie. Het is een beetje lang om helemaal te citeren, het gedicht beslaat twee pagina’s, maar hier zijn vier representatieve strofes van ‘zou je woensdag zwart willen zijn?’
hallo
wij willen je uitnodigen
op ons podium als vrouw
zou je woensdag zwart willen zijn bij ons programma
wij hebben een voorstelling en zoeken mensen zoals
jij
jullie
bij onze show
op ons platform
in ons tijdschrift
bij ons debatiets minder vrouwelijk graag vanavond
en we boeken je graag zaterdag
donker mag
maar niet té
liever wat lichter
wat dichterbij
gewoon, normaal(…)
we slaan je even over
we hebben namelijk al iemand
zoals jij
we hebben al genoeg
van jullie
dank je wel
misschien een andere keer(…)
Je kunt het lezen als een geslaagde citeren: er worden zinnen gebruikt die volkomen bizar zijn en waarvan je tegelijkertijd moet vrezen dat ze echt worden gezegd – een satire op een cultureel leven waarin iedereen zich bewust is van het belang van diversiteit en tegelijkertijd niemand er echt mee wordt omgegaan, en waarin je dus als zwarte vrouw bij iedere uitnodiging je moet afvragen of je nu als jezelf wordt gevraagd, of als een onderdeel van jullie.
Want jullie is een verraderlijk voornaamwoord, het is informeel (het is geen u) en tegelijkertijd is het bijna per definitie afstandelijk. De spreker benoemt een groep, maar rekent zichzelf niet tot die groep. In sommige gevallen staat het zelfs expliciet tegenover wij dat juist betekent ‘ik en enkele anderen’ met in sommige gevallen de impicatie ‘dus jij niet’.
Dat is aan de hand in de derde strofe, waarin verschillende wijen aan het woord zijn – verantwoordelijk voor een podium, een programma, een voorstelling, een show, een platform, een debat’, kortom allemaal wijen die samen zo’n beetje de macht hebben over het culturele leven, en die ‘je’ uitnodigen.
Dat gebeurt onder de kennelijke aanhef hallo, zonder naam, zodat je kunt bedenken dat deze vriendelijke uitnodiging om te beginnen al niet naar die ene je is verstuurd, maar naar allerlei vrouwen en mensen die eventueel woensdag zwart zouden kunnen zijn. Mensen zoals jullie.
In de zin ‘wij zoeken mensen zoals jullie’ kan het bijna niet anders of wij omvat een bepaalde groep en jullie een andere groep zonder dat er overlap is tussen die twee. Bovendien blijken wij bijzonder te kunnen sollen met mensen zoals jullie. In de strofen die ik weg heb gelaten worden allerlei verzoeken gedaan aan je, kan ze een jurkje aandoen, of nee, liever een hoofddoek, kan het iets bozer, maar dan wel zonder het publiek te veel af te schrikken? (Er is dus nog een derde groep, die niet overlapt met wij en jullie: het publiek).
Het culmineert in de laatste strofe die ik citeer, waarin je kennelijk plotseling weer wordt afgebeld met de mededeling ‘we hebben al genoeg van jullie’. De je als persoon is dus kennelijk sowieso niet interessant genoeg, de enige reden om in haar geïnteresseerd te zijn is als representant van jullie. Van zulke representatie kun je op een bepaald moment echter ook genoeg hebben, en dat moment is kennelijk aangebroken.
Het is een satire, maar zoals veel echt goede satire is het niet om te lachen. De laatste regels van het gedicht luiden:
niet boos worden
we bedoelen het goed
Laat een reactie achter