In de discussie over persoonlijk voornaamwoorden zijn er twee partijen: de een vindt dat alles bij het oude moet blijven, er zijn twee persoonlijk voornaamwoorden voor de derde persoon enkelvoud, hij en zij en dat moet altijd zo blijven. De andere groep vindt dat de verzameling voornaamwoorden moet worden uitgebreid met bijvoorbeeld hen of die, om niet-binaire mensen mee aan te duiden. De afgelopen weken kon je verschillende mensen in de media horen hannesen omdat de media-persoonlijkheid Raven van Dorst zich had geout als non-binair, en mensen nu dus over hen moesten spreken.
Maar dat schiet allemaal natuurlijk niet op. Ik snap eigenlijk niet waarom er geen mensen zijn die pleiten voor niet drie persoonlijk voornaamwoorden, niet twee, maar slechts één. Een aantal progressieve media heeft de afgelopen tijd aangekondigd het aantal pronomina uit te breiden, terwijl het veel meer voor de hand zou liggen de verzameling juist in te krimpen.
Verplicht
Het is een van de absurditeiten van de Nederlandse taal dat je als je over iemand praat voortdurend het geslacht van die persoon moet noemen. Je hebt het over Anne de Vries, en omdat je in je tekst niet voortdurend Anne of De Vries wil zeggen, grijp je af en toe terug op een voornaamwoord. Maar waarom moet dat dan altijd hij of zij zijn? In welke context je het ook over Anne hebt – eigenaar van een doodgereden hond, winnaar van een puzzelwedstrijd, pleger van een terroristische aanslag –, altijd moet je als spreker weten wat Annes gender is. Ieder ander aspect van iemands identiteit – waar die is geboren, hoe oud die is, of die op mannen of vrouwen valt – kun je onbenoemd laten als je het niet relevant acht, maar geslacht moet.
De oplossing van de niet-binaire beweging is om aan deze overbodige hokjes nog een nieuw hokje toe te voegen. Dan moet je dus voortaan altijd ook nog eens verplicht uitdrukken of iemand zich al dan niet identificeert als man of vrouw, iets wat je niet eens altijd kunt weten (denk aan de miljarden mensen uit het verleden). Ik kan me bovendien voorstellen dat er dan uiteindelijk mensen zijn die zich niet mannelijk voelen, niet vrouwelijk, maar ook niet nonbinair. Wat moet je met hen beginnen?
Gepiept
Nee, dan is het natuurlijk beter om voortaan iedereen met hetzelfde voornaamwoord aan te duiden, los van met welke gender zij zich identificeren. In het Hongaars vertaal je ‘hij’ met ő en zij net zo goed; en zo zijn er veel meer talen. Dat is natuurlijk veel handiger: er is geen discussie nodig over wie welk voornaamwoord krijgt, je hoeft niet de hele tijd naar iemands geslacht te verwijzen, iedereen is tevreden. (Als je wél iemands geslacht wil benadrukken kan dat natuurlijk met zoiets als ‘die man’ of ‘die vrouw’, maar het hóéft niet.)
Welk voornaamwoord zullen we nemen? Het ligt voor de hand om te kiezen uit de bestaande voorraad hij, zij, het. De laatste valt af omdat hij niet naar mensen verwijst (en ik ga er nu voor het gemak vanuit dat we het verschil tussen mensen en niet-mensen nog willen benoemen, al kun je daar natuurlijk óók over discussiëren). En dan lijkt zij me de beste keuze, bijvoorbeeld omdat ze ook voor het meervoud van de derde persoon wordt gebruikt. Zij is dan het algemene pronomen voor de derde persoon; enkelvoud of meervoud wordt alleen op het werkwoord uitgedrukt. Het zal even wennen zijn aan “Mark Rutte en haar radicale ideeën”, maar binnen een paar generaties is dat wel gepiept.
Ik weet niet of er voorbeelden zijn van samenlevingen die ooit besloten hebben een pronomen af te schaffen. Het voorstel zal bovendien op zoveel weerstand stuiten dat het nauwelijks kans van slagen lijkt te hebben. Toch lijkt het me de enige manier.
Stefan Frank zegt
Zou het niet makkelijker zijn om prodrop in te voeren?
Marc van Oostendorp zegt
Volgens mij weten we onvoldoende of pro-drop wel kan in een taal met het inflectionele systeem van het Nederlands.
Peter-Arno Coppen zegt
Het lijkt me voordehandliggender om ‘die’ te gebruiken, dat kan al, en het wordt behalve als aanwijzend voornaamwoord toch ook al betrekkelijk gebruikt, dus dat echt aanwijzende zit er al niet noodzakelijk in. Alleen even ‘diens’ terughalen.
Ingrid van Alphen zegt
Je bedoelt ‘dier’, in de geest van deze oproep. Diens verwijst alleen naar mannen, zoals je weet.
Peter-Arno Coppen zegt
Ja dat is ook weer waar (al denk ik niet dat veel mensen daar nog iets mannelijks in voelen). ‘Dier’ is dan beter ja. Of misschien ‘die’s’ (want de genitiefuitgang ’s komt natuurlijk zowel bij mannen als vrouwennamen voor)
Luc zegt
Een extra argument voor het gebruik van slechts één enkel voornaamwoord: ook in de eerste en de tweede persoon is er maar één vorm.
Henk Wolf zegt
Dat je in de keuze van het persoonlijk voornaamwoord het verschil tussen mensen en niet-mensen behoudt, lijkt me niet juist. Dat bestaat nu immers ook niet. ‘De stofzuiger’ en ‘de ruimtevaart’ zijn nu ook niet ‘het’. Zelfs ‘het boek’ is bij een groot deel van de Nederlandstaligen ‘hij’. En ‘het gemeenteraadslid’ kan weer prima ‘het’ zijn.
Los van die technische kant: wil je echt via meer prescriptie emanciperen? Doe je dan de toekomstige hij-zeggers niet net zo tekort als de ‘groter als’-zeggers en de ‘hun lopen’-zeggers, die steeds moeten horen dat hun taal minderwaardig zou zijn? Ik loop zo lang rond in de wereld van minderheidstalen dat ik wat huiverig word van voorstellen om de manieren waarop mensen praten, of het nou gaat om bepaalde constructies of hele talen, uit het publieke discours te verbannen. Of heb ik je verkeerd begrepen?
dolfwagenaar zegt
Ik weet natuurlijk niet wat Marc hierover vindt, maar iets hoeft niet per se prescriptief te zijn om het te gebruiken. Als er door taalsites e.d. op wordt gewezen dat het gebruik van ‘die’ of ‘zij’ (of iets anders) ook mogelijk is i.p.v. alleen hij/zij, en als mensen die dat willen (zoals ik) dit ook daadwerkelijk gaan/durven te gebruiken, dan zien we wel of het vanzelf in de taal blijft (al dan niet naast hij/zij). Op vergelijkbare manieren is wel meer in de taal veranderd.
Henk Wolf zegt
De prescriptie zit ‘m in de titel: ‘weg met hij’ en in de formulering ‘de verzameling in te krimpen’. Daar lees ik een pleidooi voor het stigmatiseren van de nu gebruikelijke voornaamwoordelijke verwijzing in.
Puur descriptief is ‘zij’ in het huidige Nederlands niet ‘mogelijk’ in de manier die Marc hier voorstelt. En ook het door Peter-Arno voorgestelde ‘die’ is in de bestaande systematiek van het Nederlands lang niet altijd ‘mogelijk’ als vervanging van een persoonlijk voornaamwoord.
Dat laat natuurlijk onverlet dat je best voor een verruiming van de gebruiksmogelijkheden van ‘zij’ kunt pleiten. Als het je niet per se om het woordje ‘zij’ gaat, maar om één of ander niet op basis van geslacht te kiezen voornaamwoord voor mensen gaat, dan kun je ook aansluiten bij de dialecten die dat nu met ‘hij’ doen. Zie: https://www.dbnl.org/tekst/weij005nede01_01/weij005nede01_01_0009.php
Peter-Arno Coppen zegt
Waar is ‘die’ niet mogelijk, Henk? Ik kan niet zo gauw iets verzinnen, of je moet de gevallen op het oog hebben waar je voor ‘dat’ zou moeten kiezen. Maar ‘die/dat’ is dan een goede vervanging van ‘(hij/zij)/het’.
Henk Wolf zegt
Peter-Arno:
Bijvoorbeeld:
– deiktisch: Jan wijst naar Piet en zegt: ‘Hij is m’n broer.’ (wel ‘dat’, maar niet ‘die’ mogelijk);
– “Jan is twintig jaar oud en hij woont in Sneek.” (‘die’ niet mogelijk)
– “Marie en Jan van Dijk wonen in Zwolle. Zij is verpleegster en hij is tuinman.” (‘die’ niet mogelijk);
– “Jan ziet Marie. Hij geeft haar een kus.” (‘die’ niet mogelijk);
– “Er was eens een jongetje dat Kleinduimpje heette. Hij woonde met z’n vader en moeder in een groot bos.” (‘die’ niet mogelijk, eventueel wel ‘het’);
– “De minister kon niet komen, want hij had corona’ (vervanging door ‘die’ voegt iets informeels of pejoratiefs toe).
– “Dit is m’n neef. Die komt uit Spanje. Hij is hier een weekje op bezoek.” (tweede ‘die’ wil in deze vertelsequentie niet goed).
Weia Reinboud zegt
De meeste daarvan kunnen wat mij betreft wel, Henk. Af en toe zal het voorkomen dat je een zin anders moet gaan formuleren om er met ‘die’ uit te komen, dat geeft niet. Dat levert dan meteen meer duidelijkheid op. ‘Jan ziet Marie en geeft die een kus.’
Peter-Arno Coppen zegt
Ik ben het met Weia eens: zeker in een onbeklemtoonde vorm vind ik ze bijna allemaal wel acceptabel. Mijn punt is vooral dat je er dus geen nieuwe vorm voor hoeft te verzinnen, die is er al. Hooguit moet je je een klein beetje over de gevallen heenzetten die jij nu aandraagt. Maar dat lijkt me een minder grote taalverandering dan wanneer je echt een ander woord zou gebruiken, dan wel een vrouw met ‘hij’ of een man met ‘zij’ zou aanduiden.
In het geval van het contrasterende gebruik (‘Zij is verpleegster en hij is tuinman’) is hetzelfde woord natuurlijk altijd enigszins problematisch, welk woord je ook zou kiezen. Het contrast parasiteert hier op het woordverschil. Dat zou je dan moeten vervangen door een nadrukkelijk deiktisch gebruik van ‘die’, maar in een genderneutrale tekst zou je denk ik moeten vluchten naar ‘de een’ en ‘de ander’.
Marc van Oostendorp zegt
Wat jij ‘prescriptie’ noemt en zelfs ‘stigmatiserend’ (toe maar), wordt in de literatuur ook wel ’taalplanning’ genoemd.
Wanneer je bijvoorbeeld de kwestie bespreekt dat het misschien beter is om niet meer te spreken over ‘westerse’ tegenover ‘niet-westerse migranten’ kun je daarop natuurlijk antwoorden dat het wel heel zielig is voor de mensen die gedachteloos allerlei gevoelige termen gebruiken dat ze nu voortaan worden ‘gestigmatiseerd’. Je kunt zelfs een Jordan Petersonnetje doen en luidkeels uitroepen dat je wordt aangetast in je vrijheid van meningsuiting. Maar in kwesties als deze zit een morele component: sommige mensen voelen zich ongemakkelijk bij een bepaalde terminologie, anderen willen vasthouden aan wat ze altijd gewend zijn. Daar móét een bepaalde keuze in gemaakt worden, daar kom je niet omheen. Niets doen is ook een keuze.
Ik heb helemaal niet de macht om wie dan ook voor te schrijven wat zij moet zeggen, maar dat betekent niet dat ik niet kan meedenken met degenen die de zaak willen veranderen. Dat sommigen die niet willen veranderen dan meteen het slachtoffer uithangen, daar voel ik me helemaal niet verantwoordelijk voor.
Henk Wolf zegt
Ik heb nu het gevoel dat ik een reactie met veel internetbozigheid, retoriek en zelfs wat neerbuigendheid lees. Ik probeer me voor te stellen hoe die zou overkomen als we niet achter een toetsenbord, maar achter een kop koffie aan dezelfde tafel zaten en wat ik dan hoor en zie, is niet helemaal de vriendelijke Marc die ik normaal ken.
Aan Dolf Wagenaar schreef ik dat ik in jouw oorspronkelijke stuk, Marc, een pleidooi las voor het stigmatiseren van de nu gebruikelijke voornaamwoordelijke verwijzing. Ik wil best een andere term gebruiken, als die een gevoelige snaar raakt, maar ik verwachtte dat niet. Je gebruikt zelf ook weleens ‘stigma’ als het gaat om de maatschappelijke reactie op vormen die door taaladviseurs worden afgekeurd (hier bijvoorbeeld: https://neerlandistiek.nl/2020/11/blaast-hun-de-aftocht/). Ik had nu het idee dat jijzelf pleitte voor het afkeuren van vormen als ‘hij loopt’ – een afkeuring die, als er een breder gedragen taalnorm uit volgt, uiteindelijk tot negatieve gevoelens over de spreker kan leiden, om het zonder onnodige retoriek te verwoorden.
Taalvoorschriften worden vaak moreel verdedigd: ‘dat is taalverloedering’, ‘dat klinkt zo asociaal’, ‘dat doet zeer aan mijn oren’. Sprekers van minderheidstalen horen zulke morele oordelen niet alleen over bepaalde constructies of woorden, maar over hun hele taal: ‘Fries is zo boers’, ‘Ik vind het heel asociaal dat jullie steeds Gronings spreken’, ‘Spreek fatsoenlijk Nederlands, we zijn hier in Nederland’ – afijn, niks nieuws.
Natuurlijk heb je niet de macht om je wil aan anderen op te leggen – die hebben taaladviseurs ook niet, althans zolang voorstellen om iets af te schaffen bij vrijblijvende voorstellen blijven, maar wie zo’n voorstel doet, hoopt denk ik dat het een andere status krijgt, dat het afschaffingsvoorstel tot regulering in de maatschappij leidt – corrigeer me als dat anders is. Dan krijg je de bekende klokgrafiekjes van taalverandering, waarin de mensen die om wat voor reden – of, ook niet onbelangrijk: door wat voor oorzaak – ook de af te schaffen vormen nog gebruiken sociale afkeuring gaan ondervinden – zoals ook de ‘hun lopen’-zegger, zoals ook de sprekers van het Gronings. Uiteindelijk kunnen die mensen zelfs punten op hun eindexamen kwijtspelen als ze de gewraakte vorm blijven gebruiken. Daar kun je evengoed op morele gronden bezwaar in vinden.
Ik ben vanuit mijn ervaring gewend het perspectief van de sprekers-van-veroordeelde-taal te kiezen. Dat betekent niet dat ik pleit voor het met talige middelen overstuur maken van anderen. Ik vond jouw reactie mede door de taal onprettig, misschien vindt over honderd jaar iemand ‘hij loopt’ onprettig en waarschijnlijk vindt nu een Groninger het onprettig als een Utrechtenaar ‘Holland’ als pars pro toto voor ‘Nederland’ gebruikt. Maar wij zijn ons toch voldoende bewust van de arbitrariteit van de relatie tussen vorm en betekenis om te beseffen dat een onprettig gevoel bij een uitspraak niet inherent is aan dat teken en dat onze gesprekspartner niet moreel laakbaar is omdat ie een ander connotatief systeem heeft dan wij?
Marc van Oostendorp zegt
Het is niet mijn bedoeling om je een onaangenaam gevoel te bezorgen, dus daarvoor mijn excuses. Natuurlijk is mijn reactie gericht op wat je zegt en niet op jou als persoon. Ook met wat je nu zegt, blijf ik het echter hartstochtelijk oneens. Natuurlijk is iedere kwestie rondom normering óók een morele kwestie in de bedoelde zin: mensen vinden iets onaangenaam om te horen, moet je het dan nog wel zeggen? Je kunt er dus ook altijd in deze zin een discussie over voeren: wat zijn de verschillende belangen en hoe wegen we die? Wat mij betreft geldt dat laten we zeggen degenen die ‘pijn aan hun oren’ krijgen van groter als geen belang hebben dat groter is dan dat van degenen die groter als zeggen. Maar dat betekent niet dat je die discussie dus moet vermijden, en wat mij betreft ook niet dat je nooit mag voorstellen om bepaalde dingen niet meer te zeggen.
Ik heb in mijn jeugd van mijn moeder geleerd dat ik het woord nikker niet moest gebruiken als ik het had over mijn uit Suriname afkomstige vriendinnetje. Ik moest zeggen neger, dat was volgens haar toen het neutrale woord. Zo denk ik er nu niet meer over, ik zeg ook dat tweede woord net zo min als het eerste en dat geldt vermoedelijk ook voor mijn moeder. Mogen we het daar niet over hebben omdat er mensen zijn die het nog wel zeggen? Nee, ik ben zelf door dat inzicht gekomen doordat iemand me dat ‘prescriptief’ heeft verteld, zoals mijn moeder me eerder ‘prescriptief’ waarschuwde tegen het eerste woord, en ik vind dat we ernaar moeten streven dat die mensen dat ook niet meer doen. Niet door ze te cancelen, maar door ze te overtuigen.
Henk Wolf zegt
Ik ben er vlak voor dat zulke discussies gevoerd worden, ik slinger ze ook geregeld aan bij de studenten, met vaak onvoorspelbare verlopen – en met als impliciet doel dat studenten gaan beseffen welke waardenhiërarchieën en daarop gebouwde argumentaties aan hun standpunten ten grondslag liggen – en om te ervaren hoe dat bij hun studiegenoten zit.
Mijn oorspronkelijke vraag was ook bedoeld om dat bij jou te achterhalen, en dan vooral omdat ik je beschouwde als een tegenstander van prescriptivisme in taal en nu wat las dat me onder die aanname paradoxaal voorkwam.
Als ik jouw columns van de afgelopen jaren goed heb geïnterpreteerd, denk ik dat je de negatieve emoties wilt voorkomen die bij sprekers onder prescriptieve druk ontstaan (waarde 1) en dat je ook negatieve emoties wilt voorkomen die ontstaan bij luisteraars (waarde 2). Als die waarden botsen, prevaleert in sommige contexten waarde 1 (bij ‘hun lopen’ prevaleert de positive face van de spreker) en in andere 2 (bij ‘hij loopt’ prevaleert de negative face van de hoorder). Interpreteer ik dat juist? Dan lijkt het wel een optimaliteitsmodelletje.
Ik vind waarde 1 en 2 ook belangrijk, maar ze zijn bij mij weleens anders geordend. Bij mij is de optimale uitkomst in die situaties daardoor een andere. Ik ben het dan ook niet hartgrondig met je oneens, maar wel gewoon oneens – kan overigens ook komen doordat het vermijden van hyperbolen voor mij ook een waarde is.
Ik denk dat dat een nuttig en interessant inzicht is.
Marcel Plaatsman zegt
Eén voornaamwoord zou inderdaad handiger zijn. Ik kan me ook best voorstellen dat de behoefte om geslacht de hele tijd te verduidelijken minder wordt, ik merk dat bij mezelf ook wel. Tegelijk heeft het gesproken Nederlands wel de neiging om levend en niet-levend nadrukkelijker te onderscheiden, wat (onder andere) blijkt uit het succes van “hun”, dat alleen voor levende personen mag: “hun staan daar” gaat nooit over stoelen. Er is dus nog wel behoefte aan verschillende voornaamwoorden, maar het verschil hoeft dan niet door geslacht te worden bepaald.
Als neutraal persoonlijk voornaamwoord voor levende wezens is denk ik juist “hij” wel aardig, met “hun” als meervoud en dan wel “haar” als bezittelijk voornaamwoord enkelvoud, dan ontstaat er ook een ogenschijnlijke regelmaat van h-voornaamwoorden. Voor niet-levende zaken gebruiken we dan in het meervoud nog steeds “ze” (in het enkelvoud zal “het” wel de overhand krijgen). Dit in de beste traditie van het kunstmatige “hen”, het van een afkorting afgeleide “u” en het ontleende “zich” – we hebben ons bij persoonlijke voornaamwoorden wel vaker goochelarij gepermitteerd.
Tegelijk bewijst een taal als het Turks dat het hebben van een neutraal pronomen niet automatisch leidt tot een maatschappij waarbinnen vrouwen en mannen als gelijkwaardig worden behandeld en begrip voor wie zich anders identificeert vanzelfsprekend is. Het Engels liet ook al zien dat het laten vallen van een onderscheid tussen “u” en “jij” niet vanzelfsprekend tot een egalitaire samenleving leidt. Er zijn andere strategieën om dat ideaal te verwerkelijken.
Jim zegt
‘het’ is de oplossing
Maxy Bak-Piard zegt
Mooi!
Carla Robbe zegt
Zou het een idee zijn om ‘zhij’ te gebruiken als persoonlijk voornaamwoord? Hij/zij/zhij.
WebredMiet zegt
Deze week verscheen een podcast over genderinclusief communiceren als bedrijf. De moeite waard om eens te luisteren. Geïnterviewde Sofie Verhalle is gespecialiseerd in genderinclusieve communicatie, inclusief voornaamwoordgebruik. Het zijn dan wel geen taalonderzoekers, maar ze hebben wel meestal een taalopleiding gehad en zijn heel bewust bezig met taal, communicatie, identiteit.
https://likeminds.be/top-of-mind-podcast-1-genderinclusief-communiceren-als-bedrijf/
Dit is de blogpost die erbij hoort: https://likeminds.be/genderinclusief-schrijven-zo-betrek-je-non-binaire-personen-in-je-communicatie/
Iris de Wit zegt
Leuk! Ik ben dit jaar mijn lessen (Nederlands) bewust begonnen met ‘Goedemorgen allemaal / beste leerlingen / goedemorgen studenten etc’ in plaats van ‘goedemorgen jongens en meisjes / dames en heren’. Dat was voor mij meer omschakelen dan gedacht, maar het is toch prettiger.
Ook het gebruiken van genderneutrale voornaamwoorden vind ik eigenlijk heel handig. Ik gebruik het nu vaak ook in plaats van zijn/haar. En aangezien taal meestal toch de weg van de minste weerstand kiest, denk ik dat deze veranderingen minder snel op zich laten wachten dan we nu nog allemaal denken.
Antoon Berentsen zegt
Op 20 mei in een ander medium hetzelfde geluid: „Mädchen oder Junge?“ Die Frage nach dem Geschlecht ist tief in unserer Kultur verankert. Manchmal ist sie notwendig und sinnvoll, oft aber auch entbehrlich. Ist es ratsam, sie ständig ins Rampenlicht zu zerren?, fragt der Philosoph Jörg Phil Friedrich.
Na te lezen en te luisteren op de website van Deutschlandfunk Kultur: https://bit.ly/3wn9wkf
John Angenent zegt
Jelui probleem is nogal gekunsteld: als derlui hij/zij willen vermijden kunnen zullie ook hullie gebruiken. Het werkelijke probleem is hulder gebrekkige woordenschat. Al julder ongemakkelijke constructies zijn eenvoudig te vervangen door oorspronkelijk Nederlands.