Het is raadselachtig waarom iemand die je al heel lang kent en die je al vele malen over van alles hebt gesproken, pas na vele jaren – als bij toeval – vertelt dat hij in zijn jeugd ‘naast Nescio’ heeft gewoond. De persoon in kwestie was jarenlang mijn achterbuurman in het dorp H.: Arjan (Adriaan) Timmermans, bioloog en zoon van dokter J.M. Timmermans, de huisarts van Betondorp, die zowel in het werk van Gerard Reve als in de pasverschenen biografie van Nescio van Lieneke Frerichs liefdevol wordt genoemd.
Huisarts Timmermans woonde met vrouw en twee kinderen aan de Middenweg in Amsterdam op nummer 162. Nescio, J.H.F. (Frits) Grönloh (1882-1961), was in april 1926 met vrouw en vier dochters neergestreken op nummer 166. Een van de dochters van het echtpaar Grönloh, Agathe (Ati), leed aan tbc, wist de dokterszoon zich te herinneren: ‘Op een nacht hoorde de melkboer een vrouw gillen. Toen hij meende een inbreker te zien, belde hij de politie. Met zaklantaarns zochten zij rond het huis van Grönloh waar het geschreeuw vandaan kwam. Mijn vader legde uit dat het de dochter van Grönloh was die zo gilde. Zij had geregeld last van hevige koortsaanvallen.’
Ballon
Grönloh sprak met anderen niet over zijn zieke dochter. Hij was ook buiten zijn bescheiden literaire oeuvre een man van weinig woorden. Toen dokter Timmermans eens bij Grönloh aanliep, zat de schrijver op het stoepje voor zijn voordeur. ‘Hoe gaat het met uw dochters, mijnheer Grönloh?’ vroeg Timmermans. ‘Ach,’ zei Grönloh, ‘vier dochters, vier fietsen, acht banden.’
De dokterszoon zag Nescio nog zo voor zich met zijn Borsalino-hoed op: ‘Het zal 1935 zijn geweest. Mijn vader had Grönloh met zijn vrouw zien wandelen op de Middenweg. Zij hielden twee ballonnen aan touwtjes in de hand. Mijn vader dacht even dat Grönloh aan het dementeren was, maar die ballonnen bleken voor mij en mijn zus te zijn. Bij Artis had-ie ze voor ons gekocht. Toen mijn zus de ballon kreeg, liet zij hem per ongeluk los. Ontroostbaar was zij, toen boven het pasgebouwde Ajax-stadion haar ballon in de verte verdween.’
Herinneringen
Artis was voor Nescio een dierbare plek. Op zijn vijftiende jaar zat hij er als laatste bezoeker in oktober op een bankje. In de namiddagstilte komt hij tot een inzicht: ‘Langs den stam van een hoogen boom keek ik naar boven en zag dat de avond niet viel, want ’t was boven lichter dan beneden. De bladeren trilden en draaiden heel even en een geel blad liet los en viel op ’t grasveld. Toen voelde ik dat alles goed was en dat er nog iets komen zou, later.’ Het idee dat de avond niet valt, maar dat het donker uit het land, of de straat optrekt, heeft Nescio bij herhaling in zijn verhalen verwerkt.
De ballon die hemelwaarts uit zicht verdwijnt, lijkt een voorteken van wat er later in beide gezinnen zou gebeuren. Op de kapitale panden van Timmermans en Grönloh aan de Middenweg rustte geen zegen. Dokter Timmermans overleed in 1939 op 40-jarige leeftijd aan een zware longontsteking. De Grönlohs gingen naar de begrafenis op Westerveld. ‘Want hoewel ik moeilijk met hem kan praten vind ik hem een sympathieken, toegewijden, trouwhartigen en onbaatzuchtigen man,’ citeert Frerichs de woorden van de schrijver. De oudste dochter van Nescio, Agathe Maria (Ati) Grönloh, stierf een jaar later op 6 juni 1940 op 33-jarige leeftijd. Misschien dat Nescio daarom nare herinneringen had aan Betondorp (‘Brr.’). Binnen een maand na het overlijden van de dochter verhuisde hij met vrouw en kinderen naar de Linnaeushof.
Donker
Dokterszoon Timmermans overleed op 86-jarige leeftijd. Op een regenachtige decemberdag in 2015 namen we, eveneens op Westerveld, in Driehuis afscheid van hem. Tussen de graven wandelden we naar boven, naar de aula met de grijsblauwe koepel. Mijn gedachten gingen terug naar zijn enorme tuin die zich achter ons huis uitstrekte. Met zijn toestemming had ik de schutting tussen onze tuin en die van hem verwijderd. Zodra ik daar op een zomeravond in de stilte op mijn tuinbank neerstreek voelde ik mij als ‘Dichtertje’, ‘het dal der plichten’ ver ontstegen, ‘waar ’t laatste licht de hooge lucht verliet, over de aarde was ’t reeds donker’.
Jan Nijen Twilhaar zegt
Wat een prachtige bijdrage!