Parthonopeus: editiewerk in uitvoering – deel 16
In de vorige aflevering heb ik laten zien hoe de spelling van de editie Bormans afsteekt tegen de werkelijke spelling van het dertiende-eeuwse H81 en het laat veertiende-eeuwse H82. In de huidge aflevering staat de spelling van het veertiende-eeuwse handschrift H83 centraal, wederom in contrast met de weergave van de tekst in de editie Bormans. Voor een uitgebreide beschrijving van alle drie deze handschriften verwijs ik naar aflevering 10.
Ik heb een passage uitgekozen die alleen in H83 is overgeleverd, en die wat eerder in het verhaal plaatsvindt dan de passage van de vorige keer (zie voor een uitgebreid inhoudsoverzicht aflevering 1). Parthonopeus wordt na zijn eerste liefdesnacht met Melior alleen wakker: zijn geliefde is verdwenen, hoewel ze beloofd heeft ‘s avonds weer in zijn bed terug te keren. Maar overdag, zo heeft ze hem verteld, is Partonopeus vrij om te gaan en te staan waar hij wil in haar rijk, hoewel hij daarbij niemand zal zien. Door onzichtbare handen wordt hij na het opstaan in zijn kleding geholpen en wordt hem een ontbijt geserveerd. Buiten het kasteel staat een zwart paard voor hem klaar, waarop hij naar de hoogste toren van de stad rijdt. Parthonopeus klimt helemaal naar de bovenkant van de toren, en daar heeft hij een mooi uitzicht over de streek, in alle vier de windrichtingen.
H83 Et was claer ende scone weder Hi sah int oest ter zee wert neder Dar hi en geen inde af en sach Vander zee waser groet gelah 5 Want grote riicheit quam al dat Met scepe geseilt in die stat Dire samite ciglatone* Cindale* rode gele ende grone Dire pelne alaxandrine 10 Dire hovelakene gurdelkine Orsse die goet ende scone waren Valken haveke ende sparwaren Bont werc grau ende ermeriin Mirre ende winroec peper ende comiin 15 Geroffelsnagele* note moscaten Galigaen* pumegarnaten Gingebere ende ced[ua]le Kanele ende menege dire ware Van lahtuarien* menege manire 20 Menege goede specie ende dire Ende van allen cirheiden een deel Quam met scepe ane dien casteel Doe ginc hi staen reht int suet Ende sah ten cantelen boven ut 25 Dar wart sah hi die bogarde staen. Die heme dohten hebben bevaen Slants ere milen lanc ochte mee Hi sah die wingarde neven die zee. So lanc ende so breet ende so sleht 30 Niet en sah hi sonder wingart eht. Doe ginc hi staen ane die weste side. Ende sah verre ende wide Dar sah hi dlant breet ende sleht. Geeriit ende gesait* wel na sin best. 35 So breet doht hem dar hiit sah Dlant dat dar gewonnen lah Dats heme also gevohlike Dohte siin tenen conincrike Doe ginc hi banderside int nort 40 Dar sah hi die riiclike port Gevisirt harde wel Ane dene side die orie* viel Van hogen neder in die zee Wel .XXX. gelahte ochte mee 45 Dar was die orie harde diep Die brucge die dar over liep Was al beset met cantelen Ende al gemaect met quarelen Die goet waren ende dire 50 Dar tinden over die riviere Sah hi enen casteel staen gevest. Hi was altoes so wel bewest Van spisen ende van riddren binnen Dattene nieman en mohte winnen 55 Die scoenste mersh* dar buten lah Ende die beste die hi nie sah Wel tien milen lanc neven die zee Ende twee milen breet ochte mee Dar tinden was .I. groet wout 60 Dar stont in harde scone hout Meneh scone boem dar binnen stoet. Dar was van menegen vogele broet.
- vers 7 en 8: samite, ciglatone en cindale zijn benamingen voor kostbare stoffen
- vers 15, 16 en 17: geroffelsnagele = kruidnagelen; galigaen en seduare (in het handschrift staat “seduale”) zijn groenten
- vers 19: lahtuarien = warme kruidendranken
- vers 34: geeriit ende gesait = geploegd en gezaaid
- vers 42: bedoeld is de rivier de Ore
- vers 55: mersh = weiland, veld
Editie Bormans [H]et was claer ende scone weder, Hi sach int oest ter zeewert neder, Daer hi engheen inde af en sach. Van der zee was[s]er groot ghelach, 960 Want groote rijcheit quam al[daer] Met scepe[n] gheseilt [voor ende naer]: Diere samite, ciglato[e]ne, Cindale, rode, ghele ende gro[e]ne, Diere pelne Alexandrine, 965 Diere hovelakene, gurdelkine, Orsse die goet ende scone waren, Valken, haveke ende sparwaren, Bontwerc grau ende ermerijn, Mirre ende wierooc, peper ende comijn, 970 Geroffelsnaghele, note moscaten, Galigaen, pumegarnaten, Gingebere ende seduare, Kanele ende meneghe diere ware, Van lactuarien meneghe maniere, 975 Meneghe goede specie ende diere, Ende van allen cierheiden een deel Quam met scepe ane dien casteel. Doe ghinc hi staen recht int suut, Ende sach ten cantelen boven uut, 980 Daerwart sach hi die bogaerde staen, Die heme dochten hebben bevaen Slants ere milen lanc ochte mee; Hi sach die wijngaerde neven die zee So lanc ende so breet ende so slecht, 985 Niet en sach hi sonder wijngaert echt. Doe ghinc hi staen ane die weste side, Ende sach verre ende wide, Daer sach hi tlant breet ende slecht Gheerijt ende ghesayt wel [na recht]; 990 So breet docht hem, daer hijt sach, Tlant dat daer ghewonnen lach, Dats heme also ghevoechlike Dochte sijn tenen conincrike. Doe ghinc hi bander side int noort, 995 Daer sach hi die rijclike poort Ghevisiert harde wel. Ane deene side die Orie vel Van hoghen neder in die zee, Wel .XXX. ghelachte ochte mee; 1000 Daer was die Orie harde diep. Die brugghe die daer over liep, Was al beset met cantelen, Ende al ghemaect met quarelen, Die goet waren ende diere. 1005 Daer tenden over die riviere Sach hi enen casteel staen ghevest. Hi was altoes so wel bewest Van spisen ende van riddren binnen, Dattene nieman en mochte winnen. 1010 Die scoonste mersch daer buten lach Ende die beste die hi nie sach, Wel tien milen lanc neven die zee, Ende twee milen breet ochte mee. Daer tenden was .I. groot wout, 1015 Daer stont in harde scone hout; Menech scone boom daer binnen stoet, Daer was van meneghen voghele broet.
Wat hier, net als in de vorige aflevering, vooral opvalt, is dat de spelling is veranderd in een soort ‘ideaal’ middeleeuws Vlaams dat Bormans blijkbaar ‘mooier’ of ‘echter’ vond. Nu heeft de kopiist van dit handschrift wel één bijzondere eigenaardigheid: zijn schrijfwijze voor de ch-klank is <h>. Misschien is het niet zo vreselijk dat Bormans dát heeft aangepast. Maar in de meeste gevallen zijn zijn wijzigingen toch vooral weer loze h’s en e’s die we net zo goed hadden kunnen missen.
Bormans heeft ook nog wat tekst vervangen door een volgens hem betere lezing, namelijk in de verzen 5 en 6, en in vers 34. Net als bij de wijzigingen die ik in aflevering 15 besprak, kun je je afvragen of dat wel nodig was geweest. Maar deze keer heeft hij de veranderde woorden dan tenminste netjes tussen vierkante haken gezet, waardoor de lezer een signaal krijgt dat er iets mee is.
Vanwege werkverplichtingen en vakantie volgt er nu een wat langere pauze in de serie. Tot na de zomer!
Foto: Viorica Van der Roest
Laat een reactie achter