Liefdesverklaring aan de Nederlandse taal heet het nieuwe boek van de Roemeens-Nederlandse schrijfster Mira Feticu, maar meer dan als een verklaring leest het af en toe als een romantische komedie – een verhaal waarin de twee protagonisten elkaar afstoten, maar uiteindelijk toch ontdekken dat ze voor elkaar gemaakt zijn. Of om nog preciezer te zijn: een van de twee – Feticu – werpt zich met volle gretigheid op de nieuwe liefde terwijl de ander – de taal – lange tijd nuffig haar neus blijft ophouden.
Het is een verhaal dat je vaker hoort van nieuwkomers in de Lage Landen, maar Feticu schrijft het op met ongekende schwung, met taalgevoel en met eruditie. Ze laat je voelen hoe het is om als een belezen iemand met liefde voor taal als ‘taalstagiair’ in de Haagse bibliotheek te werken en door een collega voortdurend hooghartig toegebeten te krijgen dat ze niet te verstaan is: “Wat zeg je?” Hoe het is om als getrouwde vrouw een eerste liefdesbrief te krijgen in het Nederlands, met woordjes die je nooit eerder gelezen hebt, en tot je afschuw te bedenken dat de afzender óók getrouwd is. Hoe het is om als schrijver te worstelen met een taal waarin je niet de woorden hebt die je als kind in je dorpje hoorde en uiteindelijk in die taal een nóg beter schrijver te worden dan in de taal van dat dorp.
Nederlandstaligen hebben een gecompliceerde relatie met hun moedertaal. Ze willen dat buitenstaanders hun taal leren, maar vinden het vervolgens vervelend als die nieuwe sprekers nieuwe dingen met die taal doen. Het Nederlands is voor Nederlandstaligen toch vooral een taal voor onder ons. Verbaasd wijst Feticu erop dat er in Duitsland inmiddels al veel schrijvers zijn met een migratieachtergrond – en in Engeland en in Frankrijk is dat niet anders – terwijl de Nederlandstalige literatuur het bij wijze van spreken alleen met Abdelkader Benali moet doen.
Je zal maar als taalenthousiasteling te midden van dergelijk onwillig volk moeten leven. Mira Feticu doet het, en ze maakt er iets prachtigs van: ik heb al jaren niet zo’n sprankelend taalboek gelezen als deze Liefdesverklaring. Een boek dat bovendien een houding tegenover taal propageert die je niet zo vaak (meer) vindt in onze contreien – die van de taal als een cultuur, een vat van herinneringen. Ze schrijft er vooral over in verband met het Roemeens en het Afrikaans: hoe klinken de stemmen van Nicolae Ceaușescu en P.W. Botha door in die talen? Kan een taal besmet zijn? Ook met alle discussies over het koloniale verleden is er geloof ik nog geen schrijver opgestaan die zich zorgen maakte over het feit dat we dagelijks de taal van J.P. Coen in onze monden nemen. Ook Feticu laat, misschien uit prudentie, die dimensie van onze taal, de schuldige, buiten beschouwing.
Liefdesverklaring is daarmee vooral ook een Ars Amatoria voor de moedertaalsprekers, een boek met lessen hoe lief te hebben: niet door alleen te zwijmelen bij ieder poëtisch woord en elke lange ij, niet alleen door opvallende uitdrukkingen uit het verleden of bizarre spellingregels uit het Groene Boekje van 1954 te omarmen, maar door ook de feilen onder ogen te zien én door steeds nieuwe invalshoeken, woordkeuzes, zinsbouwen te verwelkomen. Er zijn, zegt Feticu met onverholen trots, geen moedertaalsprekers die zo kunnen schrijven als zij, met haar ervaringen en haar nuances. Ze heeft groot gelijk. Na deze liefdesverklaring zal, zo weet ik zeker, de taal haar in haar armen nemen en kussen.
Mira Feticu. Liefdesverklaring aan de Nederlandse taal. Amsterdam: De Geus, 2021. Bestelinformatie bij de uitgever.
Dit stuk verscheen ook in het nieuwe nummer van het tijdschrift Neerlandia
Laat een reactie achter