Lieke Marsman voor de klas (6)
Er is geen actueler en tegelijkertijd eeuwiger onderwerp in de taalbeschouwing dan dat van de voornaamwoorden. Er lijkt niet simpelers dan ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij en tegelijkertijd is er niets ingewikkelders.
Gedichten worden anders dan verhalen vaak gedragen door voornaamwoorden. In verhalen is er soms een ik aan het woord, en in uitzonderlijke gevallen komen andere vormen van de eerste of de tweede persoon nog aan bod, maar meestal draaien ze om de derde persoon. Er zijn veel gedichten waarin de derde persoon juist nauwelijks aan bod komt, en alles draait om de ik en jij en allerlei combinaties daarvan. Dat is een belangrijke reden waarom het nieuwe gedicht Staartdeling van de Dichter des Vaderlands Lieke Marsman heel geschikt is om in de klas over voornaamwoorden te praten:
Staartdeling
Als de werkelijkheid doodloopt, bouwen we een ark.
Onze geschiedenisboeken staan er vol mee.
Religieuze boeken zijn de bron van deze vlucht.
Om ons heen voedt hebzucht zich met kruimels
— als een staartdeling
grijpt het steeds wat overblijft.
Het is niet eerlijk.
Die zin hardop uitspreken is soms voldoende.
Gefluisterd door iemand die het meent
breken er dijken.
Hoe kan ik helen? Dat is een vraag
waar de boeken verschillende antwoorden op hebben
en die verdeeldheid
sluit het bestaan van een juist antwoord uit.
Soms breekt er onrust uit op het dek.
Wat als de ark geen nieuw land vindt dit keer?
Of erger: een veerboot blijkt?
Ben ik weer. Heb je me gemist?
Alles is waterig, water.
We zoeken manieren
de eentonigheid te doorbreken.
Ook deze zoektocht mondt al snel uit in herhaling.
Er is wel een uitweg: voor wie erachter komt
dat soms het waterige zelf
de meeste smaak heeft.
Staan ze daar met hun kruimels.
Had nou maar water opgekocht!
Jullie smaakjes hoef ik niet meer.
Dat is hoe helen begint.
Op een dag loop je dorstig een moeras in
dat aan het opdrogen is.
Als een insect in de modder die uithardt,
een fossiel in wording,
je stofhoest een zucht.
Geduldig zul je wachten.
Eeuwenlang wacht je.
Heel voorzichtig
zal een nieuwe regen je wassen.
Vrijwel alle belangrijke voornaamwoorden komen in dit gedicht voor? Schrijf een traditioneel lijstje voornaamwoorden op en ga maar na. Ik? Check. Je? Check. Het? Check. Wij? Check. Jullie? Check. Ze? Check. Van de tweede persoon enkelvoud zijn zelfs beide vormen aanwezig. In het Nederlands kan het verwijzen naar een aangesproken persoon – ‘Heb je me gemist?’ – en naar een instantie die je plechtstatiger met ‘men’ zou aanduiden, of met ‘ik’ – Geduldig zul je wachten’.
Het gesprek kan dan gaan over wie ieder van de andere personen zijn. Wie zijn de we die een ark bouwen? In de volgende regel gaat het over ‘onze geschiedenisboeken’, dus het moet gaan over een betrekkelijk groot segment van de mensheid – groot genoeg om zowel arken te kunnen bouwen als geschiedenisboeken te kunnen lezen. En waarnaar verwijst het in ‘Het is niet eerlijk’? En wie is de ik die ongeveer halverwege ineens komt opduiken met de mededeling ‘Ben ik weer’? Is dat dezelfde persoon die eerder vroeg ‘Hoe kan ik helen’ en later uitroept ‘Jullie smaakjes hoef ik niet meer’?
Om het wat filosofischer te trekken: zijn zulke vragen in het dagelijks leven eigenlijk beter te beantwoorden dan in een gedicht? Wat bedoelen we sowieso met ik en jij? Of, in een andere hoek, zou er een reden te bedenken zijn waarom hij en zij in dit gedicht ontbreken.
Of, om het wat taalkundiger te trekken, waarnaar verwijst het in de volgende drie regels:
Om ons heen voedt hebzucht zich met kruimels
— als een staartdeling
grijpt het steeds wat overblijft.
Het enige antecedent dat inhoudelijk voor de hand ligt is hebzucht, maar omdat dit een de-woord is, moet je er van de preciezen met hij of zij naar verwijzen. Om een toelichting gevraagd, schrijft Lieke Marsman:
Er stond eerst zij maar dat klonk zo lelijk… dus ben voor het gegaan, neutraal ook al is het grammaticaal niet helemaal juist.
Wat voor taalgevoel zit hier achter? Ja er stond eerst zij maar dat klonk zo lelijk… dus ben voor het gegaan, neutraal ookal is het grammaticaal niet helemaal juist. Is zulk taalgevoel van een Dichter des Vaderlands niet beter te volgen dan dat van de preciezen?
0gfhdeja zegt
Had “die” gekund ipv “het”?