Over de hedendaagse poète maudit Martijn Benders.
Een stukje over Martijn Benders op Neerlandistiek: is misschien wel dé manier om iedereen hier weg te jagen. Ik ken hoogleraren die hem mijden en alom gevierde dichters die hem geblockt hebben op Facebook, hij heeft het talent om de zachtmoedigste lezer het bloed onder de nagels te halen. Mij heeft hij alleen al de afgelopen dagen uitgemaakt voor fascist of in ieder geval een collaborateur en een oetlul.
De dichter zelf doe ik er ook vast geen plezier mee als ik over hem schrijf: de laatste keer dat ik over hem schreef, vond hij dat ik dat te laat deed. En over zijn baksteenkleurige Traktaat van de zon, 700 pagina’s waarin hij zijn werk van de afgelopen 25 jaar verzamelde, en dat ik overigens van hem cadeau gekregen heb, heb ik ook alweer een paar maanden gedaan.
Het allerhoogste
Ik vind zijn werk fascinerend. Een werk dat de Nederlandse taal alleen al zou hebben verrijkt met een bijna eindeloze voorraad woorden – fijngrieperig, gepikwik, maanspeculaas, naai-me-nichies, voornamensmoel – als niet iedereen hem geblockt had op Facebook. Terwijl hij niet eens meer op Facebook zit. Werk dat eigenzinnig is, moeilijk te vergelijken met dat van anderen, dat ook niet vergeleken wíl worden met anderen. Werk dat laat zien hoe het is om er niet bij te horen.
Als je het verzameld werk doorleest, kun je niet anders concluderen dan dat het voor een belangrijk deel gaat over de spanning tussen vast zitten en vrijheid. Gedichten zijn een manier om het alledaagse te ontstijgen en tegelijkertijd zit je met ieder woord dat je zegt of denkt of zingt aan die werkelijkheid geklonken. Als Benders kan niet niet denken aan de mensen die hem beletten tot grote hoogte op te stijgen.
Aan de lul die verzon dat er een trema op poezie moest
Dankzij die gast
ben ik minstens 120 van mijn leven kwijt
aan iets volstrekt onbenulligs
(…)
Er moest en zou
zo’n hemading op die e
liefde voor taal noemen ze datals ik me er niks van aantrek
slaat een kudde gepensioneerde leraren op hol
die mij zondagsdichter gaan noemen.
(…)
Humor is een manier om aan die werkelijkheid te ontsnappen, een volkomen eigen taal ontwerpen is er ook één:
Rozijntjes
krollen over het ganzenbord
van de nachthemel.
Maar meestal gaat het over andere mensen, mensen die de dichter nodig heeft, die hem aanraken, maar van wie hij toch ook bevrijd wil worden:
Tikkie
Ik lig op mijn sterfbed. Mijn dochtertje komt binnen.
Rent naar me toe, raakt mijn schouder aan.
‘Tikkie!’ roept ze, ‘Jij bent hem.’Ze rent weer naar buiten.
Ik probeer overeind te komen
Maar ik zal hem voor altijd zijn.
En dat kan ik haar niet zeggen.Dus trek ik het witte laken over mijn hoofd,
want ik weet me alleen nog te verstoppen.
Zo gaan ze me wegdragen, als iemand
die goed verstoppertje kon spelen.
Nuchterheid
Benders’ weigering om deel uit te maken van een literaire orde terwijl hij tegelijkertijd de mensen die wél deel uitmaken van die orde verwijt dat ze hem niet laten meedoen – een reden waarom hij mensen zo ergert – is volgens mij onderdeel van diezelfde complexe relatie tussen vast zitten en los komen. Als iemand hem vergelijkt met een andere dichter, reageert hij er geïrriteerd op. Hij wil niet op iemand lijken. Toen hem door een uitgever werd gevraagd een bundeltje van De essentiële Benders samen te stellen, maakte hij geen bloemlezing, maar alleen nieuwe gedichten. Hij geeft zijn laatste bundels zelf uit, vaak een beetje rommelig.
Het gebruik van verdovende of juist geestverruimende middelen is nog een onderdeel van de paradox. De liefde is er nog een. De meeste van deze gedichten stammen van de afgelopen 8 jaar, een periode waarin hij naar eigen zeggen een tijdje verslaafd is geweest aan drank, en zich daar weer van af heeft gekeerd. Zoals er ook van allerlei dating-avonturen verslag wordt gedaan. De laatste jaren heeft hij rust gevonden bij een nieuwe vrouw en is hij van plan een ‘microdose’-bijbel te schrijven, over het gebruik van paddo’s en andere middelen in zeer kleine hoeveelheden, zodat je niet de controle over jezelf verliest, maar je mogelijkheden wel verruimd worden. Potentiële recensenten van zijn laatste bundel Ginneninne kregen een LSD-pil meegestuurd met het boek. In het nawoord van Traktaat van de zon zegt hij dat Piet Gerbrandy – die eerder in een zeer positieve recensie van een andere bundel had gezegd dat ‘nuchtere analyse niet veel oplevert’ – liet weten “die niet te zullen nuttigen”. Benders: “Dat moet je zelf weten, Piet, maar dan moet je ook niet zeuren over de nuchterheid van je analyse.”
Grootse gebaren
In datzelfde nawoord verwijt hij de dichtwereld verslaafdheid aan “dopaminevinkjes”: mensen lezen gedichten om dingen tegen te komen die ze al kennen en die ze een prettig gevoel geven: precies het omgekeerde van wat Benders wil bereiken. Precies hetzelfde waar sommige van zijn geslaagdste gedichten eigenlijk ook op drijven:
Hoi
Hoi werk. Hoi mooie stoel vol werk. Hoi lampenkap.
Hoi memobriefjes, hoi tiepmonster. Hoi.Hoi baas. Hoi mooie baas vol werk. Hoi kopie
van de baas, hoo kopie van de kopie. Hoi.Hoi internet. Hoi mooi internet vol geld.
Hoi zoekmachine, hoi Martijn.
Hoi.
Hoi.Hoi pauze. Hoi mooie pauze vol helden.
Hoi pauzemannen, hoi P van Parkeren,
Hoi porno. Hoi grapje. Hoi stompje.Hoi Benders. Hoi pauze. Hoi spuug. Hoi klok. Hoi koekje.
Hoi kontje. Hoi, kontje. Hoi, komma. Hoi kommakontje.Hoi blij met het kontje. Hoi baas van het kontje.
Hoi held. Hoi mooie held vol werk.Hoi.
Ik denk dat hij vaak gelijk heeft met zijn kritiek op het systeem, op mij en op Neerlandistiek. Ik zou normaliter zeggen dat ik geen fascist ben, maar Benders geeft zijn eigen definities aan dat soort woorden, dus dan klopt het misschien toch weer wel. We sluiten, ik sluit, de hele tijd compromissen die vast niet in de haak zijn en het is goed dat iemand dat zegt. We zijn, ik ben, een onderdeel van een systeem dat de middelmaat goedkeurt. We kunnen niet allemaal Martijn Benders zijn, hoe onverdraaglijk dat ook is.
Een andere ambitie die Benders in zijn nawoord uit is die van sjamaan zijn – nog een manier om autonoom te worden, de baas over de werkelijkheid. Het zijn grootse gebaren of minstens pogingen tot grootse gebaren, en alleen daarom is hij een dichter om te volgen.
RV zegt
De heer Benders is niet altijd even eerlijk. Hij klaagt over gebrek aan waardering voor zijn poëzie. Maar hier op Neerlandistiek valt dat gebrek wel mee. Of misschien in Benders’ ogen wel tegen. Misschien wil hij meer verzet tegen zijn poëzie.
Raymond Noë heeft met liefde een gedicht van Benders op deze sIte geplaatst:
https://neerlandistiek.nl/2017/06/gedicht-martijn-benders/
Een gedicht waarvoor ik later mijn waardering uitsprak. En waarbij ik erop wees dat het een poëtische hervertelling is van het kunstwerk van Edward Kienholz.
https://www.avrotros.nl/man-en-kunst/gemist/detail/man-en-kunst-kienholz-the-beanery-19-04-2016/
Ook ik heb geregeld met de heer Benders in de clinch gelegen. Waarover het ging? Geen flauw idee meer. Het enige wat ik nog weet, is dat er met de heer Benders slecht viel te debatteren omdat ik een meer intellectueel jargon gebruikte en hij een soort anti-intellectuele privétaal. En of hij mij voor fascist heeft uitgemaakt? Waarschijnlijk niet maar ik weet het echt niet meer. En is ook niet van belang.
Laten we dit zeggen, af en toe zijn de woordkunstwerkjes van Benders echt de moeite waard. En de man achter die werkjes? Af en toe een klier van jewelste maar af en toe een sympathiek mens, worstelend met zijn existentie.
Martinus Benders zegt
Ik heb nog nooit ´geklaagd over gebrek aan aandacht´ etc, dat verzin je zelf. Ik ben juist een van de meest en de best besproken dichters van Nederland. Waar ik over klaag is een andere zaak: daf dit in de dystopie die men van de literatuur aan het maken is zonder gevolgen blijft. Jij mag het normaal vinden dat een dichter van mijn statuur op zijn vijftigste nog nooit op een groot festival werd gevraagd, of dat een Jos J. zich nota bene als juryvoorzitter zich in scheldtermen op locatie-gebaseerde schoolpleindopamine wentelt – huh huh hellimond – ik wijs jullie er enkel fijntjes op dat jullie, ahem, ´intellectuele dimensies´ enkel in de eigen fantasie bestaan.
Martinus Benders zegt
Dezelfde fantasie waarmee je – tot in den treure, nee werkelijk!! Invult en projecteert dat ik zou menen niet gewaardeerd te worden, wat in werkelijkheid enkel het beeld is dat je wenst te zien. En zo leef je in een fantasiewereld die je constant op politieke wijze anderen opdringt, en de politieke agenda is er niet eens eentje die jezelf ten goede zal komen, wat het allemaal enkel extra sneu en ellendig maakt. Mij heb je er niet mee hoor.
Jos Joosten zegt
Ik loop wat achter in de moppenhoek, merk ik nu. Dat Martijn Benders of hoe hij zich thans belieft te noemen, klaagt over Huhuhu hellimond uit de mond van Jos J., is een beetje als de pestkop op de speelplaats die iemand net zo lang loopt te jennen tot-ie een lel voor z’n kop krijgt en dan gaat huilen bij de juf.
Haast sneu blijft het intussen, dat Benders het maar niet begrijpt. Wat doet-ie toch verkeerd? Er zijn toch allemaal recensies? Hij maakt toch vrienden in het literair circuit? Hij doet toch zo z’n best te polemiseren? Er schrijft intussen een echte porfessor over hem? Waar blijft die erkenning nou toch???
Robert Kruzdlo zegt
Iedereen zit toch opgesloten in zijn eigen taalgevangenis. Je kunt uit het traliewerk van woorden nooit ontsnappen. Dat is wat Benders laat zien: hij steekt zijn taalkop naar buiten. Traliewerk van onbuigzame woorden hinderen Benders te ontsnappen aan de werkelijkheid en dus, …en dus, kun je alleen er naar kijken, kijken naar de bewaker die jezelf bent. (Dit noem ik de positie die de TUSSNMENS heeft. Hij kan slechts zijn bewaker zijn.)
Martinus Benders zegt
Ik herken me niet in dit stuk. Ik noemde niet jou maar een zekere eeuwig zichzelf benoemende collega van je een fascist. In mijn definitie is een fascist iemand die staatsmacht misbruikt om de eigen inferioriteit aan de man te brengen. Het onderwijssysteem leent zich daar uitstekend voor, daar schreef Nietzsche al uitvoerig over, en het Nederlandse eroderende schoolsysteem en bijbehorende totalitaire theemutsendictatuur al helemaal. Jij bent eerder een typische apologist, niet onbegrijpelijk want je moet in dat systeem zien mee te draaien.
Martinus Benders zegt
En ook oetlul heb ik je niet genoemd, ik tekende een transfiguratief argument *als* dusdanig – ´is getekend: oetlul´’, maw een stijlmiddel. Ik heb grote moeite met dit soort ´samenvattingen´ die wezenlijk manipulaties zijn.
´