Sommige dieren en planten lijken erg op elkaar, maar zijn toch niet nauw verwant. De dolfijn en de ichtyosaurus bijvoorbeeld, of Amerikaanse cactussen en Afrikaanse cactussen (eigenlijk zijn dat geen cactussen maar euphorbia’s, of wolfsmelk-achtige planten, maar dat weet u net zo min als ik, dus ik hou het maar even op ‘Afrikaanse cactussen’). In de Nederlandse taal komt zoiets ook voor: Het nevenschikkende of en het onderschikkende of hebben een andere origine. Het eerste is verwant met Gotisch aiþþau, het tweede met Gotisch jabai.
Een ander voorbeeld is het woordje golf. Dat heeft in het Nederlands minstens drie betekenissen: (1) ‘bolle verheffing op de waterspiegel’, (2) ‘baai’, en (3) ‘sport waarbij je een balletje in een gat moet mikken’. Nummer (3) wordt door sommige mensen anders uitgesproken, met de harde ‘g’ zoals het Franse garçon, maar als je wat minder bekakt bent kun je ook gewoon ‘golf’ zeggen met een g zoals in gratis. Dat nummer (3) etymologisch een wat apart statuut heeft, en een leenwoord is uit het Engels, en dus niets te maken heeft met (1) en (2), is niet zo verrassend. Maar de relatie tussen (1) en (2) is complexer dan je zou denken. Ze zien er hetzelfde uit, maar het zijn van oorsprong twee aparte woorden die in elkaars euh… vaarwater zitten.
Dat kun je nagaan in het onvolprezen Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (Philippa et al. 2003-2009, online: Etymologiebank, Van der Sijs 2010). Betekenis 1 ‘bolle verheffing op het water’ gaat terug op een vorm met een e in plaats van een o. In het Middelnederlands kom je voorbeelden tegen als die wijnt werp die ghelven int scip ‘de wind wierp de golven in het schip’ en ghelve des waters ‘watergolf’. Het woord is verwant met gillen, galm en nachtegaal en komt van een Proto-Germaanse stam *gel– ‘geluid maken’ (het sterretje betekent: ‘gereconstrueerd’). Het idee is dat golven lawaai maken. Het klinkt wat vergezocht, die sprong van lawaai naar golf, maar toch lijkt het echt zo te zijn, onder andere op grond van Oudnoors gjalfr dat beide betekenissen heeft: ‘lawaai’ en ‘golfslag’.
Maar hoe zijn we dan aan die o gekomen? Die is vermoedelijk het gevolg van beïnvloeding door golf in betekenis 2: ‘baai’, zoals in de Perzische Golf. Daar is de o wel de verwachte klinker. Het is een ontlening aan het Oudfrans, waar ook al een o stond. Het Franse woord komt van een Laatlatijns woord colfus, dat op zijn beurt een ontlening is aan het Grieks: kólpos ‘zeeboezem, baai’, maar ook ‘borst, welving’, uit ouder *kwólpos. De oorspronkelijke betekenis was ‘welving, plooi’. Omdat beide woorden, golf-1 (eigenlijk gelf dus) en golf-2 allebei met de zee te maken hebben, was er ruimte voor verwarring. Met een technische term heet dat ‘paronymische attractie’ (zie De Grauwe 1999, 2017 en Van de Velde 2021 voor andere voorbeelden). Er zijn ook andere verklaringen te bedenken: Michiel de Vaan (p.c.) acht het niet uitgesloten dat de ronde klinker o ontstaan is uit de invloed van de naburige l. Die kan inderdaad een e rond maken: gulve naast gelve, spul naast spel, wulps naast welp. De u correspondeert met een o in het westen, zoals in West-Vlaams wulf voor wolf, puppe voor pop, dus gulve kan geleid hebben tot golve.
Intrigerend is dat het woord golf-2 een betekenis had die oorspronkelijk ook ‘opbollende verheffing’ betekende. Eigenlijk was het niet onlogisch geweest als het aan het Griekse kólpos ontleende woord de betekenis van golf als ‘welving in de waterspiegel’ had gekregen. Sterker nog: het woord welven (en gewelf, welving etc.) voor ‘overkappen met boog’, een beetje de vorm van een golf, is verwant met het Griekse kólpos. Beide gaan terug op een Proto-Indo-Europese wortel *kuelp– ‘gebogen worden’.Bilderdijk gebruikt golf en welf in 1810 zelfs naast elkaar, wat laat zien hoe die woorden elkaar oproepen: “Een nevelachtig licht (…) dat (…) slingrende in de lucht een golvend welf beschrijft” (geciteerd in WNT, s.v. welf). In het Middelnederlands betekent welven ook wentelen, rollen: “Welft groote stene voir der duwieren gat” (‘Rol grote stenen voor het gat van de spelonk’) (ca. 1420, MNW). Die betekenis van ‘rollen’ laat zich goed verenigen met golven.Je zou kunnen zeggen: welf had in principe gerust kunnen dienen voor de betekenis ‘golf-op-het-water’, maar zo is het niet gegaan.
Dan is er nog golf-3, de sport met het balletje. Komt uit het Engels. De Engelsen hebben het spel geleerd van de Schotten. Interessant is dat het woord zelf oorspronkelijk misschien uit het Nederlands komt. Dat is althans wat het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands ervan denkt, die het Engelse golf op het Nederlandse kolf terugvoert, maar erop wijst dat de Oxford English Dictionary (OED) niet moet weten van die Nederlandse hypothese:
Kolven was in de Middeleeuwen, en nog tot en met de 17e eeuw, een van Nederlands populairste volksvermaken. Overal lagen kolfbanen, in de openlucht of in kroegen en herbergen. De Schotten moeten dit spel met naam en al uit de in die tijd economisch invloedrijkere Nederlanden hebben overgenomen; populair werd het in het Engeland van de 16e eeuw. Dat daarbij de spelvorm veranderde (in Nederland sloeg men de bal tegen een paal; in Schotland en Engeland in een gat), is een detail. OED meent vanwege dit verschil evenwel dat ontlening aan het Nederlands onwaarschijnlijk is en wijst er daarbij ook op dat Engelse spellingen met een c of k niet zijn gevonden; ontlening in de uitspraak van Nederlands /k/ als Engels /g/ is echter zeker niet onmogelijk. (EWN, s.v. golf 3)
Het woord kolf voor het spel gaat terug op de stok. Een kolf is een oud woord voor een knuppel, wat je nog ziet aan de benaming voor het harde houten uiteinde van een geweer. Zo’n knuppel – of een geweerkolf – heeft een wat boller uiteinde. Pokorny ziet een verband met Proto-Indo-Europees *glbh-, *glebh-, waardoor kolf met Latijn globus en glêba te verbinden is, waaruit wij dan weer via ontlening globe en globaal hebben. Maar die etymologie levert allerlei problemen op (Michiel De Vaan, p.c., die het houdt op Germaans *kulba(n)-, verwant met *kalba(n)- ‘zacht weefsel’, dat opduikt in Engels calf ‘kuit’).
In veel Vlaamse dialecten komt golf verder ook voor als benaming voor een kledingstuk (meestal als verkleinwoord golfke): een ‘cardigan’. Dat is een metynomische uitbreiding van golf-3. Het is een outfit die golfers plegen te dragen. Of plachten, want met golfen is het zoals met skiën. De mode is daar de afgelopen eeuw nogal veranderd.
De betekenis ‘stok met verdikt uiteinde’, maakt dat kolf ook gebruikt kan worden voor glazen flessen, zoals die gebruikt worden in de chemie, zoals in ‘distilleerkolf’. Het kan ook ‘zuiger’ of ‘pomp’ betekenen, een uit het Duitse verwante woord kolben overgenomen betekenis. In die betekenis wordt het ook gebruikt voor het apparaat waarmee je moedermelk kunt aftappen. Zo komt ook golf-3, via een lange omweg, weer bij de betekenis ‘boezem’ in de buurt, een etymologisch kronkelpaadje waardoor het semantisch een dun lijntje heeft met golf-2.
Aangehaalde literatuur:
De Grauwe, L. 1999. ‘Van onfrk. ando ‘zelus’ tot Kiliaan eenlick/Znl. een(de)lijk: een zeldzaam voorbeeld van paronymische attractie en homonymie-afbouw. Met een excursie over ande in Maerlants Rijmbijbel’. Handelingen van de Commissie voor Toponymie en Dialectologie 71: 253-269.
De Grauwe, L. 2017. ‘Nwfries. iersykje ‘Ähren lesen’, rispje ‘ernten’ und Wortfeldvarianten: eine (historische) Wanderung in friesischen und germanischen Bibelübersetzungen’. Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 77: 146-170.
Philippa, M., F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim & N. van der Sijs. 2003-2009. Etymologisch Woordenboek van het Nederlands. 4 delen. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Van der Sijs, N. (samensteller). 2010. Etymologiebank. http://etymologiebank.nl/
Van de Velde, F. 2021. ‘Aalmoes’. Leuvense Bijdragen 103.
Olivier van Renswoude zegt
In Groningen en Drenthe is er zelfs een vierde golf (o.), voor een verhoogd bergvak in de schuur voor hooi of koren, met nevenvormen als golle, gool en goul.
Evenknieën in dezelfde betekenis zijn Fries golle (met /l/ uit /lv/ zoals in dolle ‘delven’ naast Schiermonnikoogs dolve) en Oudnoords golf, waarvan Noors golv, Zweeds golv en Deens gulv.
Bjorvand en Lindeman zijn kennelijk niet op de hoogte van het voorkomen hier en stellen in Våre arveord onterecht dat het woord særnordisk is, oftewel eigenaardig aan het Noordgermaans.
Frans zegt
En wat moet we denken van hieruit afgeleide woorden zoals geluidsgolf?