De beschrijving van het Nederlands is nog lang niet af. In mijn variant van het Nederlands (Zuid-Holland, maar ik heb schoolgegaan en daarna ook elders gewoond) zijn zinnen als de volgende mogelijk
- Hoen grote vis heb je gevangen?
Ik kan me niet herinneren daar ooit iets over gelezen te hebben. De zin is onderdeel van mijn gesproken taal; dit stukje is de eerste gelegenheid dat ik hem opschrijf, en hij ziet er raar uit, dat geef ik toe. De betekenis van de zin is ‘hoe groot is de (grootste) vis die je gevangen hebt?’ Een halve meter, twee kilo, of een gebaar dat een lengte of omvang aangeeft, zijn dan ook gepaste antwoorden.
Zonder n is de zin voor mij onbegrijpelijk:
- Hoe grote vis heb je gevangen? [onbegrijpelijk]
De verleiding is groot om de oorspronkelijke zin te noteren als
- Hoe een grote vis heb je gevangen?
waarmee de n van hoen wordt opgevat als (een enclitische vorm van) het onbepaalde lidwoord een. Misschien echter is dat toch niet zo’n goed idee, want diezelfde n krijg ik ook als het zelfstandig naamwoord meervoudig is (nogmaals, ik beschrijf hier mijn eigen taalgebruik).
- Hoen grote vissen heb je gevangen?
Zonder n is de zin weer ongrammaticaal:
- Hoe grote vissen heb je gevangen? [ongrammaticaal]
Er zijn andere constructies waarin we een vergelijkbare n aantreffen, ook bij meervoudige zelfstandige naamwoorden. Normaal wordt die n geschreven als een:
- Wat voor een boek heb je gekocht?
- Wat voor een boeken heb je gekocht?
- Wat een herrie!
- Wat een mensen!
De Modern Grammar of Dutch vat de literatuur over de wat voor-constructie samen: wat voor een moet waarschijnlijk opgevat worden als een complex lidwoord. Een in de constructie is namelijk niet het gewone onbepaalde lidwoord, omdat wat voor een ook te combineren is met meervoudige zelfstandige naamwoorden, en voor is niet het gewone voorzetsel voor, want in de Duitse tegenhanger was für ein krijg je niet automatisch vierde naamval, wat je normaal wel krijgt na für.
Een klassiek probleem voor de analyse van wat voor een als een complex lidwoord is dat de delen ervan uit elkaar geplaatst kunnen worden:
- Wat heb je voor een boek gekocht?
Dat kan dan weer niet met hoen:
- Hoe heb je een grote vis gevangen?
betekent ‘op welke manier heb je een grote vis gevangen’, en dat is iets heel anders dan mijn oorspronkelijke voorbeeldzin.
Een oudere constructie die op de wat voor een-constructie lijkt, is wat al:
SIet wat onheyl ende quaden,
(Quade uytwercksels vanden Wijn in overdaedt. Uit Den Vlaemschen papegaey (ca. 1710-1733)–H. van Vijfderley)
wat al groot en menigh sond,
want al schanden ende schaden,
Van onmatigh wijn voortkomt,
Ik heb gezocht naar constructies met hoe al, maar ik heb geen overtuigende voorbeelden gevonden.
Net als de wat voor-constructie kan hoen ook in bijzinnen gebruikt worden:
- Ik vraag me af met wat voor een boeken je nu weer thuis gaat komen
- Ik vraag me af hoen grote vissen je nu weer gaat vangen
Kortom: hoen is een (voor zover ik weet) nog niet eerder beschreven element van de grammatica van in elk geval sommige moedertaalsprekers van het Nederlands. Er zijn parallellen met andere constructies die we (ook) niet goed begrijpen.
Sterre Leufkens zegt
Zou er ook een verband kunnen zijn met zo’n? ‘Hoen grote vis heb je gevangen?’ ‘Zo’n grote vis!’
Ton van der Wouden zegt
Aan verband met ‘zo’n’ had ik niet gedacht, maar dat zou zeker kunnen. ‘Zo’n gaat in mijn variant van het Nederlands eveneens met gradeerbare meervoudige zelfstandige zelfstandige naamwoordgroepen: ‘ik heb zo’n grote vissen gevangen!’ (=ik heb vissen gevangen die zo geweldig groot waren).
Frans zegt
Dat wou ik hier ook opschrijven, namelijk dat hier in België vrijwel iedereen zo’n grote vissen zegt i.p.v. zulke grote vissen.
Of men met hoe’n(e) in meervoud hetzelfde doet durf ik niet te zeggen.
Wandering Oak zegt
Inderdaad, ik had meteen precies dezelfde reactie! Wij gebruiken “zo’n” zowel voor enkelvoudige als meervoudige zelfstandige naamwoorden. En ik weet dat het voor het meervoud als ‘fout’ wordt beschouwd, maar ik blijf het halstarrig gebruiken, gewoon omdat ik ‘voel’ dat het iets bijzonders is… vergelijkbaar met “hoen”, dus, wat ik in mijn spreektaal ook voortdurend gebruik (en inderdaad, het ziet er heel raar uit als je ’t geschreven ziet – ik zou eigenlijk “hoe’n” schrijven, net als “zo’n”…)
boudewijnwaijers zegt
Ook in het Tilburgs dialect is deze constructie normaal. En ook daar wordt de vorm hoe’n voor mannelijke woorden verbogen tot hoe’ne (het is dus hoe’n vrouw en hoe’ne meens (man)).
Ton Harmsen zegt
Het verband tussen hoe en zo ligt voor de hand. Het is dus ook niet hoen maar hoe’n of hoe een.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik heb ooit een Nijmeegse politieagent aan omstanders horen vragen over een gevluchte verdachte: ‘Hoene jas had hij aan?’ Er bestaat dus ook een verbogen variant. Het lijkt me inderdaad de vraagwoordvariant van ‘zo’n’
Ton van der Wouden zegt
Daar lijkt het wel op, ja. Aanvullend bewijs: mijn echtgenote heeft de meervoudige varianten niet. Ze kan wel zeggen
Hoen grote vis heb je gevangen
maar niet
Hoen grote vissen heb je gevangen [uitgesloten]
Parallel heeft ze wél
Ik heb zó’n grote vis gevangen
maar niet
Ik heb zó’n grote vissen gevangen [uitgesloten]
Bruno van Wayenburg zegt
Ook gehoord: Hoeke grote wortels hebben we eigenlijk nodig? Dat was wel in Friesland , waar ze (in het Fries) ook zeggen ‘hokker boeken binne fan jo’ (welke boeken zijn van u)
Jos Rombouts zegt
Ik heb nog nooit hoeke gebruikt of zelfs maar gehoord, maar ik weet wel zonder aarzelen dat mijn antwoord zou luiden (terwijl ik tussen met mijn linker- en mijn rechterwijsvinger een lengte aangeef): “Zukke grote!” Zukke is natuurlijk Noord-Brabants voor zulke. Zoals hoe’n en zo’n elkaars tegenhangers zijn, zo zijn hoeke en zukke dat ook.
Ik schrijf dit op vol verwondering over iets waar ik tot vijf minuten geleden nog nooit over nagedacht had. “Zukke” ken ik uit het Baroniese dialect van grootvader en grootmoeder Rombouts. Zelf zeg ik in mijn eigen Noorderkempens zo’n, ook als er een substantief in het meervoud volgt.
Wat is het goed dat ik kan putten uit meer dan één (Brabants) dialect en uit de standaardtaal!
Ad Welschen zegt
Helaas, Jos, dit (ook mij bekende) ‘zukke’ lijkt mij niets te maken hebben met dat Friese ‘hoeke’. Het zal gewoon een kwestie van articulatorische assimilatie zijn.
Weia Reinboud zegt
‘zukke’ is ook Hilversums en naar ik aanneem ook in allerlei andere dialecten gebruikelijk. Gewoon een beetje slordig.
Marcel Plaatsman zegt
In het Tesselse corpus komt “hoe’n” ook voor, naast “hoeke” voor het meervoud:
Want ze wete thuus niet hoe’n jongen as ’t is.
– Van Burg 1913, “Isola bella”
Hoeke péére hè je kreege?
Hè je siin, hoeke raare skoene die jónge òn hòd?
– Keyser 1951, “Het Tessels”
Maar voor het enkelvoud komt vaker kortweg “wòt” voor:
Wat jongen is dat?
– Van Burg 1913, “Isola bella”
Zie uiteraard ook mijn boek: https://www.marcelplaatsmanteksten.nl/product/tessels-taal-over-zee/
Het Fries heeft “hok” en “hokker”, dat ook voor het enkelvoud kan worden ingezet, zie bv. https://taalportaal.org/taalportaal/topic/pid/topic-13998813311273427 Daar komen ook “wat” en “hoe’n” ter sprake. Net als in het Tessels komt “hoe’n” in het Fries alleen voor een enkelvoud voor, voor het meervoud moet dus sowieso “hokke” worden gebruikt (Tessels “hoeke”).
Peter Debrabandere zegt
Zoals velen die hier eerder al een reactie achterlieten, denk ook ik spontaan aan “zo’n”. Ik zou dan ook “hoe’n” schrijven en niet “hoen”. Ik denk ook aan het Engels: “How big a fish did you catch?” Met het onbepaald lidwoord “a” tussen het adjectief en het substantief. Ook een fascinerende grammaticale constructie.
Frank Mutsaers zegt
In Het Woordenboek van de Tilburgse Taal staat het gewoon:
hoen
vragend voornaamwoord
hoe een, wat voor een?
in de uitdrukking: van de hoen..?; wat voor..? welke..?
zie: http://www.cubra.nl/wtt/h.htm
Ook:
hoens
voornaamwoord
Hoens kiest is dè? – Wiens kist is dat?
Ik denk dat u zich vergist door te denken dat het nog niet beschreven is.
Wouter Steenbeek zegt
Ik ben er een beetje heel erg laat bij, maar ik tref het ook aan in het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten. Inderdaad, de auteur heeft veel te snel geconcludeerd dat deze constructie niet beschreven zou zijn.
Goof Kloeg zegt
Mij leek ‘hoen…?’ ook de vraag inleiden die voorafgaat aan een antwoord dat met ‘zo’n…’ begint. In Limburgse dialecten is ‘zo’n’ ook gebruikelijk voor het meervoud waar men in het Nederlands ‘zulke’ zegt.
Peter-Arno Coppen zegt
In het Limburgs heb je ook nog ‘Wanne zeiver’, waar ‘wanne’ staat voor ‘wat een’ (wat een gezever, no pun intended natuurlijk)
Walter Haeseryn zegt
Zoals in enkele reacties al opgemerkt wordt, ligt het verband met ‘zo’n’ wel degelijk voor de hand. De combinatie daarvan met een meervoudig substantief is in een deel van het Nederlandse taalgebied helemaal niet zo ongewoon, zoals in de ANS (1997, p. 312) (5.6.6/2) staat.
Wim van der Zanden zegt
“November, wanne wind, wan hondeweer” (Water en lucht -Gerard van Maasakkers). Brabants.
siemonreker zegt
Overdiep Stil Gramm zegt er vast iets over
Henk Wolf zegt
Voor het Fries is ‘hoe’n’ (inderdaad als vraagvariant van ‘sa’n’) redelijk uitgebreid beschreven. Als je in Taalportaal op “hoe’n” zoekt, vind je beschrijvingen die waarschijnlijk grotendeels ook op varianten van het Nederlands toetreffen.
Weia Reinboud zegt
Hilversums vijftiger jaren: Hoe’n. Alleen enkelvoud, antwoord: ‘Zo’n’. Ik was het totaal vergeten, dus leuk dat het hier langs komt!
Ronny B zegt
Hoe leuk! Hoen leuk stukje!
De ANS kent wel het exclamatieve ‘hoe’ dat je net als ‘wat’ kan gebruiken in ‘wat ADJECTIEF’ (‘wat leuk’). Dus je hebt ook ‘hoe leuk’, maar dat vind de huidige ANS ‘archaïsch’. Dat klopt intussen niet meer want dankzij ‘hoe leuk is dát!’ en consorten is nu ook de korte vorm ‘hoe leuk’ weer volop in gebruik. Maar goed: als je ‘wat’ als exclamatief voornaamwoord ook kan gebruiken in ‘wat een ZNW’, waarom dan niet ook ‘hoe’ in ‘hoe een grote vis!’ > ‘hoen grote vis!’ Voor sommige taalgebruikers zijn ‘hoen’ en ‘zoon’ inderdaad vast één woord (geworden).
Tom Brand zegt
Hoezo heet het eigenlijk een voornaamwoord? Er kan toch in een zin als ‘wat ben je lief!’ geen NP voor in de plaats? Ik zou niet weten wat voor woordsoort dan beter past, maar heel voornaamwoordelijk komt het niet op me over..
Jelle van der Meulen zegt
Het is wel degelijk eerder beschreven: https://ewnd.ivdnt.org/boeken/woord/25271
Ria Strijbosch zegt
In ZO Brabant zeggen we:
Hoene grote vis hedde ge gevangen?
Hoen growte vissen hedde ge gevangen?
En
Wanne schône jurk en wan schôn schoenen
Wan lief meiske en wanne flinke jongen
Martine Claesen zegt
In ons Brabants (Antwerpen) ken ik oeën toch als heel gebruikelijk. Dat is dan de vorm voor vrouwelijk en voor meervoud. Voor onzijdig met een medeklinker wordt het oeë maske (meisje). Het mannelijk enkelvoud is oeëne, met een n erbij voor een klinker, als in oeënen aap. Het is een alternatief voor welk(e) en wat voor. Oeën kleur wilt ze? Oeën wilt ze? Ik weet ni oeën da ze wilt. Met excuus voor de spelling.
Wandering Oak zegt
Hihi, zéér herkenbaar! En niet slecht gespeld, vind ik zelf…’Oewen’ en ‘oewe’ zou ook nog kunnen, maar dan wordt de ‘w’ misschien nét te veel benadrukt. Je hoort een ‘w’, maar niet echt een volledige ‘w’, hé…
Guus van de Burgwal zegt
Hoen en hoeke , ook normaal gebruik in de Gelderse Vallei. Hoen huus het hij gekocht,
wat voor een huis. Of hoeke schoenen moet ik dragen voor die sport, betekent, welke soort schoenen.
Wandering Oak zegt
“Hoeke”? Waar komt dat vandaan, Guus? Dat heb ik nog nergens gehoord, interessant… Bij ons zou ’t ‘gewoon’ “hoen schoenen” zijn… Wat is het verschil dan? Wanneer gebruik je in de Gelderse Vallei ‘hoen’ en wanneer ‘hoeke’?