Pronomina in de Nederlandse lyriek (18)
De bundel Parkplan van Wout Waanders is in allerlei opzichten een boeiend experiment. Hij laat zien dat we nog lang niet alle kanten van het begrip dichtbundel hebben begrepen, dat je een dichtbundel ook kunt begrijpen als een kaart van een pretpark, waarin de gedichten de attracties zijn. De bundel bevat zo’n kaart, door de dichter zelf getekend, en naast ieder gedicht staat een ‘deelkaart’ waarop de attractie staat afgebeeld.
Dan zijn de gedichten ook duidelijk, anders, dan wat je doorgaans leest: absurder. De lyriek lijkt ver te zoeken. Ze doen me een beetje denken aan het werk van de Duitse pianist Alfred Brendel, maar het zijn volwaardiger gedichten. Brendel schreef zijn gedichten naar verluidt in het vliegtuig, onderweg van de ene concertzaal naar de andere. Waanders heeft er meer de tijd voor genomen.
(Een aardig deel van het experiment is dat de bundel door zijn bijzondere vorm ook terecht is gekomen in de wereld van de pretparkliefhebbers. Die zich er vervolgens geen raad meer wisten. Ik hoop dat deze bespreking een integrale plaats krijgt in een tweede druk.)
De bundel nodigt uit tot meer experimenten. Neem het gedicht Team (ernaast staat een doolhof afgebeeld). Dit is de eerste strofe:
Langzaam liepen we achter de gids aan de grot in.
Zijn olielamp rolde door de gang. We waren een bal
van vuur en hoop. Iedereen hield het idee vast
dat we jou snel zouden vinden: op je hurken
ergens in een hoek, niet ver van het hoofdpad.
Iedereen gaf die gedachte aan elkaar door,
als een soort touw, we lieten ons eraan afzakken.
Je kunt gemakkelijk andere versies maken van deze strofe, van dit gedicht, door de voornaamwoorden te veranderen:
Langzaam liepen ze achter de gids aan de grot in.
Zijn olielamp rolde door de gang. Ze waren een bal
van vuur en hoop. Iedereen hield het idee vast
dat ze mij snel zouden vinden: op mijn hurken
ergens in een hoek, niet ver van het hoofdpad.
Iedereen gaf die gedachte aan elkaar door,
als een soort touw, ze lieten zich eraan afzakken.
Als we even afzien van het zijn van de gids, gaat het hier over wij en jou. Als we ook even het verschil tussen enkelvoud (ik, jij, hij, zij) en meervoud (wij, jullie, zij) buiten beschouwing laten, kun je 12 verschillende versies van deze strofe construeren. Ik geloof dat de oorspronkelijke versie toch de meest lyrische is. Er is sprake van een eerste persoon – weliswaar in het meervoud, maar die vorm kennen we al sinds de Griekse koren in tragedies – en een tweede persoon waarvan je je kunt afvragen of die wel echt aangesproken wordt (hoe kun je iemand aanspreken die je niet kunt vinden?)
Waanders was in november 2020 ook te horen in een podcast over pretparken:
Laat een reactie achter