Augustusoverwegingen over ons vak (12)
Deze serie bestaat natuurlijk uit allerlei hooggestemde en onbereikbare idealen, dus nu ik ben beland op een punt waarop ik iets wil zeggen over het vak Nederlands in het voortgezet onderwijs moet ik meteen maar zeggen: het schoolvak moet meer uren krijgen, en dat moet uit de lengte én uit de breedte komen.
Dit is wat ik bedoel met de lengte: klassen moeten meer uren per week Nederlands krijgen en leraren moeten daardoor meer tijd aan een klas kunnen besteden. De vakvereniging Levende Talen dringt er al langer op aan: het aantal uren per week per school verschilt, maar het is te weinig, zeggen de leraren zelf. Ze komen nergens meer aan toe, en op die manier help je niet de problemen op te lossen met bijvoorbeeld leesvaardigheid die inmiddels worden geconstateerd. Laat staan dat docenten nog de dingen kunnen doen die ze zélf interessant en belangrijk vinden, het soort dingen waardoor het vuur ontbrandt, ook en juist bij de leerlingen. Voor de ene docent zal dit een les over de taal voor dieren zijn, voor een ander Ina Boudier-Bakker en voor een derde communicatieproblemen in de rechtszaal – geen van alle onderwerpen die per se door iedereen moeten worden behandeld, maar die het vak wel net tot een vak kunnen maken.
Geen andere oplossing
Dit is wat ik bedoel met de breedte: er is ook vrij grote overeenstemming dat er nu problemen op het bordje liggen van de docent Nederlands die zij er, al kreeg ze bij wijze van spreken 40 uur per week per klas, nog niet kon oplossen. De leesvaardigheid is er daar een van. Mensen leren nooit goed lezen als je die vaardigheid blijft zien als iets dat op zichzelf staat, en volkomen los van de inhoud. Leren lezen moet je niet alleen bij Nederlands doen, maar net zo goed bij Geschiedenis en Natuurkunde. Zoiets geldt ook voor de andere vaardigheden.
Als je iets moet leren is het dit: willen klanken taal worden, dan moet er altijd inhoud zijn, betekenis. En de de vorm van de taal, de manier waarop je met de taal moet omgaan kan verschillen naar de aard van de betekenis. Daarom is ’taal’ geen apart vak, en niet alleen de verantwoordelijkheid van de docent Nederlands, maar van iedere docent. Zoals ik het idee ook niet gek vind (Peter-Arno Coppen opperde het een aantal jaar geleden hier) om het leesvaardigheidsexamen los te koppelen van het schoolvak Nederlands. Ik denk niet er geen andere oplossing is.
Permanente zoektocht
De meeste docenten Nederlands willen niets liever dan weer wél aandacht geven aan de taal en de literatuur: de lenzen op te poetsen van de leerlingen. Hun leerlingen hebben de leeftijd waarop een mens idealiter ontvankelijk raakt voor de literatuur, uit het verleden, maar zeker van de huidige tijd. (Ook vmbo’ers? Ook vmbo’ers.) Zeker als docenten hun eigen keuzes mogen maken – en een goede docent laat zich daarbij natuurlijk ook leiden door wat de leerlingen zouden kiezen – lijkt me geen klas volkomen onontvankelijk te zijn. In iedere klas zullen er ook een paar zijn die geen antenne hebben voor deze manier waarop mensen hun diepste wezen met elkaar delen, maar ik geloof niet dat het nodig is dat mensen de literatuur gaan haten.
Zoiets geldt ook voor taalkunde. Ik had het laatst in de Facebookgroep Leraar Nederlands aan de stok met een docente die vond dat gepraat over rijm en ritme voor scholieren een soort particuliere hobby van mij was. Ophouden met die flauwekul, zij moest die kinderen leren spellen en dat was al lastig genoeg. Dat is in de eerste plaats gebaseerd op de aanname dat de voornaamste, of zelfs de enige, taak van docenten Nederlands is om werknemers af te leveren, niet mensen met een heel leven buiten hun werk. Het moeten dan bovendien behoorlijk brave werknemers zijn, die genoegen nemen met het toepassen van regeltjes waarvan ze de zin eigenlijk niet begrijpen. Het is in de tweede plaats gebaseerd op het idee dat ‘we’ inmiddels weten hoe we die kinderen daartoe brengen.
Dat is naar mijn idee een tweede probleem in het middelbaar onderwijs: dat er een groep – niet een heel omvangrijke groep, maar wel één met een grote mond – docenten is die leraar zijn geworden omdat ze het allemaal wel zo’n beetje weten en niets lievers willen dan anderen precies opleggen hoe het moet. Er is alleen hoop voor de leraren, ik denk de meerderheid, voor wie het onderwijs ook zelf een zoektocht is, en specifiek het onderwijs naar een taal en een literatuur een permanente zoektocht in het onbekende.
Jona Lendering zegt
Er is, denk ik, een dieper probleem, namelijk dat alle beleid lijkt te veronderstellen dat een havo-opleiding vijf jaar moet duren, een vmbo-opleiding vier en een vwo-opleiding zes. Als er meer ruimte is om jonge mensen het ene vak te leren, bijvoorbeeld Nederlands, gaat het ten koste van een ander vak. Tegelijk stellen mensen vaak met goede redenen voor dat X eigenlijk middelbareschoolstof zou moeten zijn: meer scheikunde, meer geschiedenis, burgerschapslessen, digitale vaardigheden. Al die voorstellen zijn rationeel: jonge mensen moeten die dingen leren.
Ik denk dat we gewoon onder ogen moeten zien dat er een jaar bij moet. Dat hebben we eerder gedaan: de HBS is ook uitgebreid. Die investering in de kenniseconomie hebben we royaal terugverdiend. De gemiddelde levensduurverwachting is sterk toegenomen, dus daar mag best wel een jaar van worden besteed om mensen de middelen te geven iets te maken van dat leven.
Gert de Jager zegt
Of het verstandig is om achttienjarigen nóg een jaar naar de middelbare school te laten gaan, vraag ik me af. Hun hele wezen snakt dan naar verandering. Bovendien: is meer scheikunde voor iedereen nuttig of meer geschiedenis? Het grote verschil met vroeger is het grote aantal vakken waarin leerlingen eindexamen doen: elf of twaalf in plaats van zeven zoals in de jaren zeventig en tachtig. In het altijd zo geprezen Finland zijn het er, dacht ik, nog minder. En dan kun je inderdaad de diepte en de breedte ingaan.
Weia Reinboud zegt
Maar nóg vroeger: ik had 17 cijfers op de eindlijst HBS-B, inclusief gym en twee soorten tekenen.
Melchior Vesters zegt
Er hoeft geen heel jaar bij maar er moet wel meer lestijd zijn (en voor kernvakken zou hieraan een wettelijk minimum moeten worden besteed). Tegenwoordig rekent men met 1000 uur minimale lestijd per jaar en 700 in het examenjaar. Van 2006-2015 was dat 1040 uur – in de onderbouw – en voor 2006 was dat 1067 uur. Een vwo-opleiding is nu 5700 uur, 201 uur korter dan vroeger – nog los van de lagere studielast in de bovenbouw omdat lln. tegenwoordig minder moeten lezen.
Een groot probleem is dat Nederlands op het MBO enorm is uitgehold (weinig tijd/minimaal programma, gegeven door ongekwalificeerde docenten). Je hoeft het vmbo niet te verlengen maar je moet zorgen dat alle mbo’ers, niet alleen degenen die mbo-4 doen, op hun vervolgopleiding alsnog niveau 3F bereiken – inclusief literaire vorming. Hiertoe moeten we als samenleving wel een lijn trekken: het is nooit acceptabel als mensen niet goed genoeg kunnen lezen om toegang te hebben tot literatuur in hun moedertaal. Onderwijs dat werkvolk aflevert dat niets met cultuur heeft = onderwijs dat heeft gefaald in het tot méns maken van jongeren.
Jeroen Clemens zegt
Een visie op taalonderwijs die ik helemaal deel. En – ik spreek uit lange ervaring- als je veel in de breedte durf te gaan, is onderwijs voor jou en voor de leerlingen betekenisvoller en dus meestal leuk.
Robert Chamalaun zegt
Helemaal eens met wat jullie aangeven: zonder voldoende lestijd verschraalt het vak, wordt het (blijft het?) enkel instrumenteel en verliest het juist die onderdelen die voor zowel leerlingen als leraren interessant zijn (de breedte waar Marc en Jeroen over spreken).
Vandaar dat we een tijdje terug ook samen (namens Levende Talen Nederlands, Meesterschapsteam Nederlands, Raad voor Neerlandistiek) een brief hebben geschreven aan de onderhandelaars van het nieuwe kabinet en de leden van de vaste Kamercommissie Onderwijs. De brief is besproken en toegevoegd aan het dossier over Examens.
De brief is te downloaden van de site van LTN: https://lerarennederlands.nl/ (onder het kopje beleid)
Berthold van Maris zegt
Een eerste voorlopige conclusie over deze serie beschouwingen is dat de spreker graag meer neerlandistiek wil, meer geld (voor de geesteswetenschappen, voor de historische letterkunde, etc.) en meer uren (op school). Niet minder, minder, minder, maar meer, meer, meer.
Nu is het zo dat iedereen in Nederland meer geld en meer aandacht wil. Dat kan dus niet de oplossing zijn.
Melchior Vesters zegt
@ Berthold: jouw reactie is van geen niveau. Als je wilt fulmineren tegen nodige investeringen in het (cultuur)onderwijs of breder gezegd de collectieve sector, zijn er andere platformen: de T, DDS…
@ Robert: zeer respectabele brief! Zal lidmaatschap overwegen.
Berthold van Maris zegt
Geen idee waar die afkortingen voor staan.