Augustusoverwegingen over ons vak (10)
Toen de taalbeheersing zo’n vijftig jaar geleden geïnstitutionaliseerd werd, ging dat al gepaard met discussies over de vraag wat taalbeheersing eigenlijk inhield, Een moderne studie van de retorica? Praktische training ter verhoging van het niveau van de taalvaardigheid en empirische studie naar de vraag hoe je dat niveau zou kunnen opkrikken? Studie van taal op de niveaus waar de taalkunde het meestal voor gezien houdt, dus boven de zin?
Inmiddels moeten we zeggen: het is van allemaal een beetje, en meer. Het hangt een beetje af van in welke stad je komt wat de precieze mix van onderwerpen is. Wel hebben ze geloof ik allemaal met elkaar gemeen dat ze gaan over het praktische gebruik, en meestal in professionele situaties, maar dat zijn allemaal geen voorwaarden. Taalbeheersing is de vogel onder de subdisciplines: penguins, kippen en struisvogels zijn allemaal vogels ook al is het moeilijk om een goed omlijnde definitie te geven.
Specifieke opleidingen
Toch zijn bij de oplossing van sommige van de grootste maatschappelijke problemen waar neerlandici voor staan, taalbeheersers essentieel, en trouwens ook al actief. Het gaat dan bijvoorbeeld om onderzoek naar de zorgelijk achteruithollende leesvaardigheid, of naar de begrijpelijkheid van communicatie door bijvoorbeeld de overheid of de medische stand. Een paar jaar geleden gaf Lucas Seuren hier op Neerlandistiek een overzicht van dergelijk onderzoek.
Vrijwel onmiddellijk na die institutionalisering begon een bloeiperiode voor de taalbeheersing. De praktische gerichtheid trok grote aantallen studenten: als je taalbeheersing studeert kun je zeker wat anders worden dan leraar, al kun je er ook nog steeds juist wél leraar mee worden. De beroepsperspectieven zijn in die zin het meest vastomlijnd. Op een bepaald moment werden taalbeheersers in ieder geval in hun onderwijs overwegend communicatiewetenschappers, en daarna kwamen er specifieke opleidingen communicatie- en informatiewetenschap.
Briljante stukken
Ik vermoed dat je de neergang van de studentenaantallen in de neerlandistiek voor een deel op het konto van de opkomst van die opleidingen kunt schrijven. De studenten die graag een duidelijk perspectief wilden buiten het onderwijs, het onderzoek of de cultuur, hadden nu een mogelijkheid om zich meteen te richten op dat perspectief, zonder verplichte vakken taal- en letterkunde te doen. Daar lijkt me ook weinig tegenin te brengen: iedereen blij, al denk ik persoonlijk dat je juist door het bredere wetenschappelijke perspectief dat de opleiding Nederlands biedt een betere communicator of journalist kunt worden, bijvoorbeeld omdat je ook nog iets leert over taal en cultuur. (Al geef ik toe dat nóg beter zou zijn als er een bachelor Lage Landen-studies bestond, met ook vakken over Nederlands en Belgisch recht, kunstgeschiedenis en geschiedenis, kortom, het hele alfa-pakket toegesneden op de lage landen.)
Omgekeerd lijkt me de taalbeheersing – juist omdat het zo’n grote variatie aan methoden en onderzoeksterreinen herbergt, maar vooral ook omdat het de zogenaamde ‘praktische component’ herbergt, onmisbaar. Die praktische component zou wat mij betreft nog wel wat kunnen uitgebreid. Ja, we bieden academische opleidingen, maar onderdeel van menige wetenschappelijke opleiding is ook dat je op hoog niveau praktische vaardigheden op doet. Wie medicijnen studeert leert in lijken snijden, wie Italiaans studeert leert vloeiend Italiaans spreken, dus mag wie Nederlands studeert haar taalvaardigheden niet tot op het allerhoogte niveau brengen, hoger dan dat van alle anderen? In dat kader zou ik voor schrijf-, lees-, luister- en spreekvaardigheid zijn. Debatteer! Schrijf briljante stukken! Lees de moeilijkste teksten! Daarbij zou, zoals ik vorige week schreef, ook creatief schrijven horen, inclusief onderzoek naar hoe dat werkt en hoe je het op school kunt inzetten.
Dat is wat taalbeheersing is: een subdiscipline die concreet gericht is op de theorie en praktijk van de maatschappelijke toepassing van allerhande neerlandistische inzichten.
Alle afleveringen van deze reeks staan hier.
Jos Houtsma zegt
Ik ging de stukken van Lucas Seuren lezen, en dacht ergens ter hoogte van aflevering 5: wacht even, wat we eigenlijk nodig hebben is geen studierichting Taalbeheersing, maar een studierichting Filologie. Filologie in brede zin: de bestudering van de betekenis van taaluitingen. Met alle disciplines die daar bij horen, van bibliografie en manuscriptologie tot versleer, narratologie, retorica, hermeneutiek en conversatieanalyse. En oké, ook een cursus taalbeheersing…
Fascinerende onderwerpen, die hopen studenten kunnen trekken.
Ook praktische types.
Want eigenlijk kun je je geen politicus, CEO, topambtenaar voorstellen die niet doorkneed moet zijn in dit soort zaken!