In de Tweede Kamer zit inmiddels een politicus die het woord “holocaust” tussen aanhalingstekens zet. Nu kan dit in theorie onbekendheid zijn met de spellingconventies. Je ziet ook wel eens een bord buiten een bruin café waarop staat aangekondigd “Kom binnen. De koffie is ‘klaar'”, waarbij de aanhalingstekens dienen om het woord klaar te benadrukken.
Als het onbekendheid is was met conventies, had de politicus in kwestie gisterenavond, toen een collega hem er tijdens de Algemene Beschouwingen op aansprak, alleen niet zo ongehoord arrogant hoeven reageren. Hij had kunnen zeggen: nee, sorry, het was een foutje, ongelukkig, ik wist niet dat je het ook zo kon interpreteren.
Maar dat deed deze politicus niet. In plaats daarvan beweerde hij dat het woord “holocaust” een citaat was. Hij zette het tussen aanhalingstekens in een tweet die een reactie was op een oproep van Joodse organisaties om de holocaust niet bij betogen te slepen rondom de verplichting in de horeca een QR-code te tonen. Die Joodse organisaties hadden het woord holocaust gebruikt, hij haalde hen slechts aan. (De zin in de tweet luidde: ‘Niemand vergeleek de “holocaust” met de #apartheidspas, het ging om de jaren ‘30″, op zich natuurlijk een vrij kreupele zin.)
Je moet volkomen ongevoelig zijn, niet alleen voor de geschiedenis maar ook voor taal, om zoiets te kunnen volhouden. Neem de volgende dialoog:
- Neem nog wat worteltjes.
- Ik houd niet van “worteltjes”.
De aanhalingstekens in die dialoog betekenen meer dan: jij hebt het woord ‘worteltjes’ gebruikt, ik citeer jou. Ze betekenen dat de spreker afstand neemt van de geldigheid van het woord worteltjes. Het betekent: die worteltjes van jou, dat noem ik geen worteltjes.
Met aanhalingstekens neem je afstand van het gezegde. Die afstand kan er zijn omdat je iemand citeert, maar wanneer je maar van één woord aangeeft dat je het citeert, zeg je altijd: deze woordkeus is niet de mijne. Die holocaust van jou, die erken ik helemaal niet. Nogmaals, het is mogelijk dat iemand in zijn onnozelheid niet begrijpt dat dit de implicaties zijn. Maar dan geef je als beschaafd parlementariër niet zo’n “antwoord” op de volkomen terechte kritiek die je in het debat ten deel valt.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik ben het helemaal eens met je analyse, maar taalkundig lijkt me er iets meer aan de hand. Het tussen aanhalingstekens plaatsen kan inderdaad een citaat zijn, maar niet in dit geval. De NRC berichtte over een interruptie van Jetten als volgt: ‘Jetten wil dat Baudet excuses maakt voor het plaatsen van het woord Holocaust tussen aanhalingstekens in een recente tweet. Joodse Nederlanders voelen zich hierdoor „diep beledigd”, zegt Jetten, evenals de vergelijkingen die FVD consequent maakt tussen de Jodenvervolging en de behandeling van niet-gevaccineerden tijdens de coronapandemie.’ Hier is „diep beledigd” natuurlijk niet bedoeld om afstand te nemen (al kun je het wel zo lezen). Eigenaardig genoeg was het dat wel geweest als alleen het woord „beledigd” tussen aanhalingstekens had gestaan.
Het gaat natuurlijk in beide gevallen om een vorm van attributie: de uitspraak is door iemand anders gedaan. Ik denk dat ‘diep beledigd’ voldoende op zichzelf als een uitspraak gezien kan worden en ‘beledigd’ niet. Dan moet de uitspraak wel zijn dat je afstand neemt van dat woord.
Marc van Oostendorp zegt
Ik snap je geloof ik niet goed. Wat is er anders tussen wat jij zegt en wat ik zeg?
Peter-Arno Coppen zegt
Jij laat in voorbeeldzinnen zien dat een woord, tussen aanhalingstekens geplaatst, een vorm van afstand nemen is. Ik onderschrijf dat, maar ik signaleer dan een voorbeeld uit de NRC waarbij twee woorden tussen aanhalingstekens geplaatst, niet op dezelfde manier die afstand creëren. De NRC heeft kennelijk niet de bedoeling om afstand te nemen van dat “diep beledigd”. Daar is het dus alleen een citaat. Ik merkte op dat het anders zou zijn geweest als alleen ‘beledigd” tussen aanhalingstekens had gestaan, maar misschien is zelfs dat niet waar. Als ik zeg ‘De organisatie liet weten “beledigd” te zijn’ hoef ik niet per se de bedoeling te hebben daar afstand van te nemen.
Ik denk nu (nu ik er wat langer over nagedacht heb) dat de context van het citeren voldoende is om ook losse woorden tussen aanhalingstekens te zetten zonder dat het meteen ironiserend wordt opgevat. In de oorspronkelijke tweet van Baudet was het helemaal niet duidelijk dat hij iemand aan het citeren was, dus kan het alleen maar bedoeld zijn als het in twijfel trekken van het hele begrip.
De betekenis van die aanhalingstekens heeft naar mijn idee sterk met de context te maken. Om even te variëren op jouw worteltjesvoorbeeld:
Ober: Wilt u een grote of een kleine steak?
Klant: Wat is “een kleine steak”?
Hier is geen twijfel mogelijk dat de klant alleen naar de betekenis van die letterlijke uitspraak vraagt. Het kan ook bij losse woorden denk ik:
Ober: We hebben ook insectenburgers?
Klant: Wat zijn “insectenburgers”?
Marc van Oostendorp zegt
Ik denk dat al die betekenissen zijn samen te vatten met ‘afstand nemen’. Wat tussen haakjes staat, neemt de schrijver niet letterlijk voor zijn rekening. Je creëert dus afstand tussen het gezegde en jouw eigen mening. Hoe dat precies wordt opgevat, is uiteraard een vorm van pragmatiek. (Misschien is ‘afstand creëren’ dus een betere, minder dubbelzinnige term.)
Marc van Oostendorp zegt
Nu heb ik er nog eens over nagedacht. Als je aanhalingstekens zet, creëer je altijd afstand, en misschien kun je zeggen dat je dan altijd citeert. De pragmatische kwestie is dan dat dit citeren op zich gemarkeerd is. Gebruikelijk is om dingen in je eigen woorden te zeggen. In het NRC-voorbeeld is dat er letterlijk verslag wordt gedaan: de lezer weet niet wat er is gezegd, en er zijn redenen om te denken dat het belangrijk is om dat wel letterlijk te weten, en niet bij parafrase.
Mijn wortelvoorbeeld en dat van Baudet, behelzen allebei een dialoog waarbij je dingen tussen aanhalingstekens zet die de ander net heeft gezegd. Dan wordt de vraag wat de relevantie is van dat citeren prangender. Je gesprekspartner weet immers heus wel wat hij heeft gezegd. Vandaar dat je, denk ik, in zo’n geval veel sneller een soort ironie krijgt in bredere zin: het beweerde wordt feitelijk ter discussie gesteld, zéker als het ook nog eens gaat over een heel gebruikelijke manier om iets te beschrijven (zoals worteltjes). Bij een ongebruikelijke manier van zeggen kan de ironie ook daarop slaan. (‘Ik kom dan op mijn rijwiel.’ ‘Oh, je komt op je “rijwiel”.’)
Het voorbeeld van de insectenburgers is nog wat anders, want daar kun je moeilijk de vraag stellen met een parafrase, je weet immers niet hoe je moet parafraseren, want je kent de term niet.
Er moet hierover semantische literatuur bestaan, semantici weten dit soort dingen. Ik ga eens graven.
Peter-Arno Coppen zegt
Ja, het ligt denk ik ook aan tegen de zelfnoemfunctie (het woord “woord”) en het markeren van een vakterm of moeilijk woord (zoals “attributie”), waar je als schrijver op dat moment even een stap terugdoet en op “reflecteert” (zal ik maar zeggen). In alle gevallen zeg je ‘dat is (nu even) niet mijn woord, maar een woord dat min of meer buiten mijn bedoeling ligt.’ Ik ben benieuwd naar de semantische literatuur!
Ton van der Wouden zegt
overzicht van de filosofische literatuur: https://plato.stanford.edu/entries/quotation/
Peter-Arno Coppen zegt
O mooi! Ik zie al meteen literatuur over “impure quotation”, waarvan Mario Gomez-Torrente (2005) zegt: “In other uses the quotation marks conventionally indicate that the enclosed expression should be used not “plainly” but in some broadly speaking “distanced” way, or that it is being so used by the utterer, and typically context makes clear the exact nature of the “distance” at stake.” Dat komt denk ik sterk overeen met de conclusie die we hier ook trokken: afstand, en contextueel bepaald.