Hans van Zijl, ‘pennelikster van het derde plan’ (volgens eigen zeggen), en ‘een van die vele literaire randfiguren die door de mazen van het net van de officiële literatuurgeschiedschrijving glippen maar die stuk voor stuk een onmisbare schakel vormen in het literaire ecosysteem’.
Verdrietig liedje voor Carolien
Hij heeft je laatste woorden voorgelezen,
de kamer was in schemer, er brak
iets in zijn stem.
Ik voelde, zwaar, de tranen opkomen
en staarde weg, naar buiten, naar de boomen
waar een tak
groen bloeide, zoo lichtlentelijk achter het raam
zoo licht en zuiver, als jouw wezen
altijd bloeide, vol in Hem.
We hebben niet begrepen
hoe je zoover van ons weg kon gaan,
we stonden en konden elkaar niet troosten
want zoo hoog ben je boven ons gevlogen,
dat het licht in onze oogen zacht gaat wapperen
en dooven plots, door tranen,
Ik kan nu slechts in droomen en gebeden naast je staan
en soms, eerbiedig, naar je foto kijken.
Wat moet er, voor ik bij je ben, veel van me wijken
en stil vergaan.
Hans van Zijl (1910-1963)
Portretten: Otto de Kat
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Jona Lendering zegt
Dit was mooi.