Na een lang ziekbed is vorige maand op 7 augustus, Ton van der Geest overleden. Hij was de laatste 17 jaar van zijn werkzame leven hoogleraar Taalbeheersing in Groningen, maar had daar vanwege zijn slechte gezondheid al in 1998 afscheid moeten nemen. Sindsdien heeft hij nog een aantal jaren voor het Ministerie van OCW met veel genoegen deel uitgemaakt van een adviescommissie die de richtlijnen voor de toegang tot het Speciaal Onderwijs opstelde. Daarmee was hij terug bij een van zijn vroegere interesses. Die interesses waren eigenlijk altijd heel breed. Tot vorig jaar was hij nog bezig – voor zover zijn gezondheid dat toeliet – aan een fundamentele kritiek op het causale denken in de wetenschappelijke disciplines die hij kende binnen de letteren en de sociale wetenschappen. Helaas is dat niet meer afgekomen, maar het geeft wel aan dat hij zich eigenlijk nooit veel van de gebruikelijke grenzen van de Neerlandistiek heeft aangetrokken.
Ton was eigenlijk graag acteur geworden. Maar hij werd niet toegelaten tot de Toneelacademie na zijn gymnasiumopleiding op het Twents Carmelcollege in Oldenzaal, en is daarom toen maar Nederlands aan de UvA in Amsterdam gaan studeren, zoals hij het zelf vertelde. Hoewel hij het daar zeer naar zijn zin had – hij ontmoette daar bijvoorbeeld ook zijn latere vrouw Carla die meer dan 50 jaar lief en leed met hem deelde, maar sprak bijvoorbeeld later ook nog altijd enthousiast over de colleges Middelnederlands van Lulofs – is hij na zijn kandidaatsexamen toch overgestapt naar Algemene Taalwetenschap, dat toen nog een bovenbouwstudie was. Zijn interesse had vooral de taalontwikkeling van kinderen en van doven, een interesse die aansloot bij die van prof. Bernard Tervoort. Na zijn doctoraal kon hij al snel als docent op dat instituut aan de slag en schreef hij behalve een beschouwend boek Evaluation of Theories of Child Grammars (1974) een dissertatie die ook op taalontwikkeling betrekking had, maar waarin hij allerlei nieuwe concepten uit de psycho- en sociolinguïstiek integreerde. Dat betekende dat hij in zijn onderzoek afstand nam van de Chomskyaanse taalkunde en zich richtte op de ontwikkeling van de communicatieve competentie van kinderen, zij het dat die aandacht de grenzen van de zin nog niet oversteeg. Hij promoveerde er in 1975 op. De titel luidde: Some aspects of communicative competence and their implications for language acquisition. Zijn oudste zoon had onbewust voor een deel van de data gezorgd.
Taalontwikkeling
Op dat Instituut voor Algemene taalwetenschap bruiste het in de jaren ’60 /’70 van activiteiten en van nieuwe denkbeelden op het gebied van de meer toegepaste taalwetenschappen. Een aulapocket, die in 1972 onder de titel Psycholinguïstiek verscheen en geschreven was door Tervoort e.a., maar waarin eigenlijk het hele terrein van de psycho- en sociolinguïstiek werd afdekt in de verschillende hoofdstukken, was in dat opzicht een soort manifest. Ton had daarin – wellicht met anderen – het hoofdstuk over de kindertaalverwerving voor zijn rekening genomen. Nadien verschenen er van Ton een paar tijdschriftartikelen, en werd het boek gepubliceerd over het onderzoek naar de variatie in de taalontwikkeling van kinderen (Appel, van der Geest, Gerstel) in relatie tot het sociale milieu van hun ouders, The child’s communicative competence. Language capacity in three groups of children from different social classes (1973). Vooral dat laatste boek, dat qua thematiek en methodologie o.a. aansloot op het werk van Courtney Cazden, was voor mij heel inspirerend. Ik werkte toen nog als leraar op een pabo, maar werd korte tijd later als docent Taalbeheersing aan de RuG aangesteld.
Ik herinner me nog dat ik in mijn motivering om als afgestudeerd taalkundige en pabo-docent bij Taalbeheersing te willen werken, juist aan dit onderzoek refereerde, omdat daarin de consequenties van maatschappelijke ongelijkheden voor de taal(gebruiks)ontwikkeling van kinderen veel beter waren geanalyseerd dan wat ik in de studies van bijvoorbeeld Bernstein had gelezen. In die richting zou ook het taalbeheersingsonderzoek het moeten zoeken, was mijn idee toen. Voor Ton zelf waren overigens de meer theoretische artikelen ‘Language acquisition as a hidden curriculum’ en vooral ‘Mother-child interaction and language acquisition’ dat hij voor het klassieke boek van Snow & Ferguson (1976) Talking to children schreef, het meest belangrijke uit die periode, denk ik. De punten die hij daarin maakte over de relevantie van specifieke, interactioneel bepaalde input van volwassenen voor de taalontwikkeling van kinderen, is hij ook later altijd met vuur blijven verdedigen.
Waterhoofd
In 1975 werd Ton aangesteld als hoogleraar aan de Ruhr Universität van Bochum (BRD) op het gebied van Kommunikationspsychologie. Hoewel hij zich daar eerst nog vooral op communicatieve ontwikkeling van kinderen richtte, en ook een boek in het Duits publiceerde, Entwicklung der Kommunikation: Verbale Interaktion im ersten Schuljahr (1976) dat deels gebaseerd was op zijn eerdere onderzoek, verschoof zijn onderzoeksbelangstelling tevens in de richting van de verwerving en ontwikkeling van een tweede taal. Binnen dat instituut in Bochum raakte hij echter ook gefascineerd door het onderzoek naar de therapie-wereld, waarin communicatie natuurlijk een centrale rol vervult. Samen met Dirk Fehlenberg redigeerde hij daarover het boek, Kommunikationsanalysen in der Verhaltenstherapie, waarvoor hij zelf ook een reeks van artikelen schreef, als auteur of co-auteur.
Al heeft hij later nooit meer zelf dit type onderzoek gedaan, het vormde wel de opstap naar communicatie-onderzoek in andere contexten dat hij later deed, maar vooral begeleidde. In 1982 kwam hij namelijk weer terug naar Nederland, vanwege een aanstelling als hoogleraar Taalbeheersing van het Nederlands in Groningen. Enkele jaren later kwam daar ook nog een benoeming op een ingestelde leerstoel Toegepaste Taalwetenschap bij. Het waren de jaren waarin de belangstelling van studenten voor communicatie enorm groeide, ook omdat de samenleving vroeg naar deskundigen op dat gebied. Net als elders was het dan vooral de afdeling Taalbeheersing die die studenten bediende. In Groningen was dat in het kader van een betrekkelijk vrij programma, dat Algemene Letteren Studies (ALS) werd genoemd, en waarvoor studenten dan na 2 jaar in een traditionele taalstudie, konden kiezen, zoals voorheen met name voor Algemene Taalwetenschap of Algemene Literatuurwetenschap gold. Voor veel van die studenten was Nederlands dan de basisstudie en de stafleden werden ondergebracht bij de afdeling Taalbeheersing. Dat leidde na verloop van tijd echter tot een enorm waterhoofd in de studierichting Nederlands. Ton heeft zich vanaf het begin dan ook ingezet om van ALS een reguliere studierichting te maken; dat werd uiteindelijk CIW (communicatie- en informatiewetenschappen) die ook los kwam te staan van de Neerlandistiek en zo een eigen ontwikkeling kon doormaken. Sindsdien gaven de overgebleven taalbeheersers onderwijs in twee studierichtingen.
Onderwijsbeleid
Qua onderzoek keerde hij in Groningen eerst terug naar zijn oude liefde, de variatie in taalvaardigheidsontwikkeling van schoolkinderen, maar nu ook in relatie tot verschillende didactische en interactionele omstandigheden in de klas. Dit onderzoek had een sterk toegepast karakter, was mede bedoeld om basisscholen te ondersteunen en werd ook vanuit schooladviesdiensten en het SLO aangemoedigd. Redactiebundels die hij samen met een groep studenten en met collega’s afrondde en redigeerde op dit gebied, werden dan ook bij het SLO uitgegeven (Interactie, onderwijsorganisatie en taalvaardigheid (1984) en Voeten stil jongens! Over interactie, (allochtone) leerlingen en mondelinge taalvaardigheid (1985). In het algemeen sloot Ton qua methodologie overigens goed aan bij het vooral op interactie gerichte pragmatische, discourse- en conversatie-analytische werk dat in de Groningse staf werd verricht, zij het dat daar het accent lang op interactie in medische en politieke contexten lag. Dat leidde behalve tot een viering van 10 jaar Taalbeheersing in Groningen met een conferentie en een bundel artikelen Discourse Analysis in Public Life (1986) -onder redactie van Ensink, Van Essen en Van der Geest- ook tot de begeleiding van een grote reeks proefschriften in de jaren ’80 en ‘90, van stafleden bij Taalbeheersing en bij Toegepaste Taalkunde, maar ook van aio’s en soms van extraneï.
Een nieuwe fascinatie voor Ton werd het leesonderwijs. Hij ontwikkelde daar – samen met studenten en promovendi- allerlei ideeën over die deels gebaseerd waren op zijn oude ideeën over de ontwikkeling van communicatieve competentie, die hij soms nogal provocerend naar voren bracht in een aantal artikelen. Indirect leidde dat overigens ook tot de ontwikkeling van leesmethodes voor begrijpend lezen in Groningen, samen met oud-studenten, zowel voor basisonderwijs als voor voortgezet onderwijs, en uiteindelijk tot de oprichting van een Expertisecentrum Taal, onderwijs en communicatie (Etoc) binnen de Letterenfaculteit. Nadat er in Groningen met een groep scriptie-studenten intensief ontwikkelingsonderzoek gedaan was naar mogelijkheden om op ISK’s meer communicatief NT2-onderwijs te geven (die geresulteerd hadden in een methodereeks Anders Nederlands en in enkele promotie-onderzoeken), raakte Ton betrokken bij het NT2-onderwijs op landelijk niveau, door zijn lidmaatschap van de Projectgroep NT2. Die groep heeft het Ministerie van OCW jarenlang geadviseerd m.b.t. het onderwijsbeleid voor immigranten in Nederland, maar kon daar ook sturing aan geven door onderzoek- en ontwikkelprojecten op dit terrein te subsidiëren.
Humor
Kortom, het was een buitengewoon intensieve tijd, waarbij zijn gezondheidsproblemen hem echter steeds meer parten begonnen te spelen. Daar kwam bij dat hij als hoogleraar Taalbeheersing, sterk betrokken was bij de verdere ontwikkeling van nieuwe toegepaste studierichtingen, eerst CIW maar daarna ook nog Journalistiek. Vaak werd het hem eind jaren ’90 echter lichamelijk teveel zodat hij regelmatig moest afhaken. Toch heeft hij in die tijd op basis van een college Methodologie dat hij verzorgde in de afdeling Nederlands, nog een studieboek geschreven, Over letterenonderzoek (1995). In 1998 werd hij door die afnemende gezondheid helaas gedwongen om voortijdig afscheid te nemen. Hij heeft daarna nog wel een enkele promotie afgerond en wat advieswerk gedaan. Ook dat werd steeds moeilijker, omdat zijn bewegingsmogelijkheden steeds slechter werden, naast allerlei andere kwalen die hem kwelden. Ondanks dat bleef hij verbazingwekkend goedgemutst en positief gestemd. Met een driewieler en later met een reeks van scootmobielen, en aangepaste auto’s heeft hij bijvoorbeeld heel lang geprobeerd om te blijven bewegen, mensen te bezoeken en te reizen, totdat ook dat niet meer ging en hij opgenomen werd in een verpleeghuis. Daar is hij ook overleden. Hij was een paar maanden daarvoor 80 geworden.
Ton was een bijzondere man. Een echte Tukker – ook al heeft hij alleen zijn eerste jaren in Twente gewoond – die veel relativeerde, een opmerkelijk soort humor had en daarbij ook graag mensen op de kast joeg met grapjes die niet altijd als zodanig werden begrepen. Hij was echter ook een man met een brede kennis en een ijzeren geheugen, die lange tijd buitengewoon productief was, iemand voor wie disciplinegrenzen nauwelijks bestonden en die altijd zocht naar de mogelijkheden om vanuit dat brede vakgebied, maatschappelijk relevant te zijn. Zo is hij voor velen een stimulerende gesprekspartner, docent, collega en onderzoeks- en promotiebegeleider geweest en heeft hij de Taalbeheersing, de Communicatiewetenschap maar ook het (tweede) taalonderwijs in Nederland een heel aantal jaren mede richting gegeven. Het onderzoek naar de communicatieve ontwikkeling van kinderen in de klas dat hij heeft ingezet en gestimuleerd, is binnen de Groningse Letterenfaculteit nog steeds een zeer vruchtbare onderzoekslijn. Het zou hem, denk ik dan ook een genoegen hebben gedaan te weten dat er inmiddels zelfs een Noordelijk Netwerk Interactie in de Klas bestaat, waarin behalve Letterenonderzoekers ook onderzoekers van de Hogescholen en de Sociale Faculteit participeren.
Gert Rijlaarsdam zegt
Mooi stuk, Jan Berenst!
careljmjansen zegt
Dankjewel Jan; goed gedaan
Ad Welschen zegt
Een waardige uitlui, met veel belangstelling gelezen.
Ageeth Jorna zegt
Wat een treffende schets van Ton. Precies zoals ik me hem met respect en met een glimlach zal blijven herinneren.