Deze week kwam een droom uit. Een zeer getalenteerde jonge collega plaatste op Twitter een foto van een nummer van Onze Taal” uit 2008, toen ze nog zo ongeveer op school moet hebben gezeten en dat blad kennelijk vlijtig las. En op de foto was een stukje te zien dat ik indertijd voor Onze Taal geschreven had, met allerlei passages gemarkeerd met een oranje stift.
Iedereen die schrijft heeft waarschijnlijk een gedroomde lezer. De mijne is deze: een jong iemand leest wat ik schrijf en raakt er zo door gegrepen dat ze ook taalkundige wil worden, ook haar leven lang over taal wil schrijven.
Schrijven is meestal praten tegen de roerloze stilte. Het geldt voor bloggen misschien nog meer dan voor schrijven voor een krant of tijdschrift, want daar voelt tenmiste af en toe een redacteur zich nog verplicht iets aardigs te zeggen. Op een blog volgt, ook als hij goed gelezen wordt, meestal niets, en zeker niet iets aardigs.
Dan helpt zo’n droom. Het is een beetje een vreemde droom, wat heb ik er eigenlijk aan om de levensloop van een wildvreemd iemand zo te beïnvloeden, maar het is nu eenmaal mijn droom. Misschien omdat ik toen ik zelf zeventien was Hugo Brandt Corstius las en naar De Taalshow luisterde op de radio, en dacht: dat wil ik ook. Ik ben toen gaan doen wat ik wilde, maar bij die wens hoorde dan dus ook om zelf ook weer iemand aan te steken met die mysterieuze levenslange fascinatie die ik herkende bij Brandt Corstius en Jan Roelands.
En degene van die tweet, dat is ook niet de minste. Ze is volgens mij een heel goede jonge onderzoeker en misschien wel de getalenteerdste schrijver die zich in vele jaren onder taalkundigen heeft aangediend. Ze heeft trouwens gelukkig zelf ook al in Onze Taal geschreven. Ik weet zeker dat er een scholier of jonge student is geweest die dat ook weer vlijtig heeft bestudeerd. Haar naam is Lauren Fonteyn. Als je hem nog niet kent: onthoud hem.
ides callebaut zegt
Zalig, hé!
Peter zegt
Aardig