Het nieuwe boek van het Literatuurmuseum heet Lief museum. Je kunt er van alles uit leren over de ingewikkelde verstrengeling tussen de studie van de letterkunde en de letterkunde – een verstrengeling die geloof ik voor weinig andere vakgebieden bestaat. De casus is in dit geval die van de briefwisseling tussen Ellen Warmond, dichteres en lange tijd medewerker van het Letterkundig Museum en de columnist Simon Carmiggelt.
De correspondentie begint met een brief van Warmond die heeft gelezen dat Carmiggelt zijn schriften met aantekeningen pleegt te verscheuren en vraagt er een te bewaren Ze doet dat in een stijl die duidelijk bedoeld is om Carmiggelt duidelijk te maken dat ze weliswaar een kantoorklerk is, maar zelf toch ook heel wat in haar literaire mars heeft. De brief begint zo:
Gisteravond heb ik uw Kronkel gelezen met dezelfde gevoelens, waarmee een kind ziet hoe een volwassene een groot stuk taart eerst doormidden snijdt, vervolgens in partjes deelt en tenslotte het geheel in de vuilnisbak werpt.
(De hele brief staat hier.)
Omgangsvormen
De ongelijkwaardigheid blijft de hele correspondentie bestaan. Warmond doet meer haar best te imponeren, ze máákt meer van haar brieven, dan de beroemde Carmiggelt. Dat betreft trouwens niet alleen de stijl, maar ook bijvoorbeeld de verwijzingen naar overvloedig drankgebruik. Niet dat Carmiggelt zich nu voordoet als een geheelonthouder, maar bij Warmond stroomt de sherry wel heel rijkelijk over de pagina’s. “Volgooien maar” is wat ze bij ieder feestje lijkt te denken.
De toon wordt ook al snel vriendschappelijker. De schrijvers schakelen al snel over op Lieve Ellen en Lieve Simon en Carmiggelt gebruikt een paar keer alleen Lieve, maar ik geloof dat er geen sprake is van flirten en alleen van een zelfs wat oppervlakkige vriendschap.
(De brieven stammen uit de jaren zestig en zeventig en de omgangsvormen tussen mannen en vrouwen vind ik eigenlijk wat lastig te peilen. Ik weet wel dat aan het eind van de twintigste eeuw en zelfs aan het begin van deze mannen en vrouwen die bevriend met elkaar waren Lieve gebruikten boven hun brieven. Beste was daarvoor dan niet geschikt. Ik denk dat dit langzaam aan het verdwijnen is. Wie voorbij Beste stapt, gaat over op Ha of Hoi en dat is genderneutraal. Maar ik heb er geen sociologisch onderzoek naar gedaan, dus ik hoor het graag als het anders is. In ieder geval denk ik dat je iets van me wil als je Lieve zonder naam boven je brieven zet..)
Literatuurliefde
Maar het mooiste zijn misschien wel de voetnoten, die gemaakt zijn door Warmond-kenster Trudy van Wijk en Bertram Mourits van het Literatuurmuseum. De keuze waar wel of niet een voetnoot te plaatsen is soms wat onnavolgbaar. Zo staat er bij het woord Kronkel hierboven geen voetnoot – de lezer wordt geacht te weten dat Carmiggelts column zo heette. Maar boven een brief uit oktober 1965 schreef Warmond het volgende en daarbij stond wél een voetnoot:
MAMA, KIJK ZONDER BRIEFHOOFD!
Mij lijkt dat een grappige verwijzing naar het feit dat Warmond eerder schreef op officieel papier van, bijvoorbeeld, het Literatuurmuseum, en nu niet, en dan naar een bekend kinderzinnetje (‘Mama, kijk, zonder handen!’), maar De Wijk en Bertrams zien het anders:
Een verwijzing naar Mama, kijk, zonder handen!, een toneelstuk van Hugo Claus (1929-2008) uit 1959.
Enerzijds denk ik dat deze literaire verwijzing weinig toevoegt. Ik geloof niet dat die verwijzing veel toevoegt; hooguit had Claus’ toneelstuk de alom bekende uitdrukking onder de aandacht gebracht. Maar de zorgvuldigheid en literatuurliefde die spreekt uit zo’n voetnoot is heel veel waard.
Laat een reactie achter