Deze week had ik de ene dag een gesprek met een bevriende uitgever (hallo! ik weet dat je meeleest!) die uitlegde dat taalboeken alleen verkocht worden als de auteur een bekendheid is of de stukjes in het boek grappig zijn. “Of allebei.” De volgende dag lag de nieuwe René Appel in de bus, Taalstukken. Alles over het Nederlands van nu.
René Appel is een bekende schrijver en hij kan af en toe heel grappig zijn, dus succes is verzekerd. Om dat helemaal af te ronden staan er ook nog quotes op het voorplat van dé algemeen erkende taalliefhebbers van dit moment, Frits Spits (“René Appel luistert dwars door ons heen en schrijft daar scherpzinnig over”) en Japke-d. Bouma (“René is de Appel en de omega van de Nederlandse taalwetenschap”).
Gehaktrecept
Het zou me verheugen, als dit boek het goed doet, want behalve een beroemdheid, een schrijver en iemand met gevoel voor humor, is René Appel ook nog een voormalig hoogleraar taalwetenschap. Hij maakt dus niet alleen maar grapjes, hij weet ook waar hij over schrijft. Hij doet dat al jaren in Onze Taal en Argus en het is fijn dat de beste stukken hier bij elkaar staan.
Het sterkst is René (ik mag René zeggen) in de observatie van alledaags taalgebruik, vaak in de media (van ‘vlogsters’ tot de Rijdende Rechter, van de familie Van Oranje tot presentatoren van kookprogramma’s). Als hij de tv aanzet, zet hij kennelijk ook zijn oren aan. Een enkele keer veroorlooft hij zich een uitstapje naar Opperland, bijvoorbeeld in een stukje over Nederengels (dat dus misschien beter Opperengels zou kunnen heten):
Hij vond het leven op het booreiland ontzettend boring.
Het schijnt dat hij steeds loopt te shinen met zijn nieuwe vriendin.
Met die gladde boots ging hij onderuit op het dek van de boot.
Tsjilpende mussen vindt ze om een of andere reden ontzettend chill.
De culinaire site met onder meer het exclusieve gehaktrecept werd gehakt.
(…)
Vervolgverhaal
René veroorlooft zich wat meer taalkritiek dan de meeste actieve taalkundigen. Het eerste stukje heeft al als ondertitel ‘omslachtig taalgebruik’, en over stopwoorden zoals gewoon en eigenlijk blijft hij maar beweren dat ze ‘overbodig’ zijn en ‘niets betekenen’, wat me niet helemaal in lijn lijkt met wat daarover in de conversatieanalyse wordt gezegd. Maar het is een verademing om een keer iemand met verstand van zaken zo te horen mopperen. Ik heb me daar altijd over verbaasd: dat taalkundigen niet mopperen, want dat je weet hoe het werkt hoeft natuurlijk nog niet te betekenen dat je het ermee eens bent. Het is aanstekelijk: al snel begin je jezelf van je gesprekspartners af te vragen of wat ze zeggen wel iets betekent.
Het allermooiste stuk vind ik ‘Vanaf de eerste zin was ik geboeid. Het begin van een verhaal’. Het is een stuk waarin Appel zijn andere professie – schrijver van fictie – op twee manieren doet gelden: het enige stuk in het boek waarin hij schrijft over de taal van verhalend proza én waarin hij dat ook nog eens doet in de vorm van een verhaal.
Dat alles doet verlangen naar meer. Hoe mooi zou het zijn als zo’n beetje de enige taalkundige die fictie kan schrijven eens zijn licht laat schijnen over wat taal vermag in verhalen. En dat dan in de vorm van een roman, of een vervolgverhaal!
René Appel. Taalstukken. Alles over het Nederlands van nu. Ambo Anthos, 2021. Bestelinformatie bij de uitgever.
Full disclosure: Zo’n vijfentwintig jaar geleden deelde ik een kantoor aan de UvA met René Appel. Ook sinds hij zijn baan als hoogleraar opzegde om fulltime schrijver te worden, is het contact altijd heel vriendelijk geweest.
Joke van Overbruggen zegt
De derde persoon van Appel: van harte aanbevolen!