Raymond Carver werd in de jaren tachtig beroemd met zijn uitgebeende korte verhalen over personen aan de onderkant van de Amerikaanse samenleving. Maar hij schreef ook gedichten: een selectie daaruit is vertaald door Astrid Staartjes en uitgegeven door Vleugels onder de titel Uit het oosten, licht.
Arenden
Het was een zestien inch lange kabeljauw
die de arend vlak voor onze voeten dropte
boven aan Bagley Creek Canyon,
aan de rand van het groene woud.
Gaten in de flanken van de vis
waar de vogel hem in zijn klauwen had gehad!
Dat en een flinke hap uit de vissenrug.
Zoals een oud schilderij dat opdoemt in het geheugen
of een oude, terugkerende herinnering
vloog die arend met de vis over de Straat
van Juan de Fuca, door de kloof tot waar
het bos begint en wij stonden te kijken.
Hij verloor de vis boven ons hoofd,
dook erachteraan, miste en vloog verder
over de vallei waar de wind de hele dag raast.
We keken hem na totdat hij een stipje was
en uit het oog verdween. Ik raapte
de vis op. Die wonderbaarlijke kabeljauw.
Kwam thuis van de wandeling en —
waarom ook niet? — bakte hem
lichtjes in olie en serveerde hem
met gekookte aardappelen, erwtjes en beschuitbollen.
Onder het eten spraken we over arenden
en een andere, wredere orde der dingen.
••
De hengel van de verdronken man
Ik wilde hem eerst niet gebruiken.
Toen dacht ik: nee, hij zou
geheimen prijsgeven en me geluk brengen —
dat had ik toen wel nodig.
Bovendien had hij hem voor me achtergelaten
om te gebruiken toen hij die keer ging zwemmen.
Kort daarop ontmoette ik twee vrouwen.
De ene hield van opera en de andere
was een drankorgel met een strafblad.
Ik legde het aan met een van hen
en begon veel te zuipen en te ruziën.
Kon dat mens zingen! Ze wist van geen ophouden.
We gingen volledig naar de kloten.
Raymond Carver (1938-1988)
uit: Uit het oosten, licht
vertaling: Astrid Staartjes
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter