Hoewel er geen officieel beleid voor bestaat, voeren sommige Nederlandse bestuursorganen een beleid ten gunste van het Engels waar het beleid voor talen met een officieel beschermde status zwak bij afsteekt. In deze laatste bijdrage bespreek ik een paar voorbeelden en hun juridische context.
Wie gebouwen van de Rijksuniversiteit Groningen binnenloopt, ziet meteen als ‘push’ en ‘pull’ op de deuren staan – ‘duwen’ en ’trekken’ in het Engels. De bestuursorganen van de universiteit zijn een bestuursorgaan in de zin van de wet en de medewerkers ervan moeten voor het spreken of schrijven van een andere taal dan het Nederlands gebruikmaken van een uitzonderingsbepaling (artikel 2:6 lid 2) uit de Algemene wet bestuursrecht. Van die uitzonderingsbepaling wordt nogal ruim gebruik gemaakt: er is in veel gebouwen veel meer Engels dan Nederlands te lezen.
De Universiteit Twente maakt van de uitzondering de regel: die communiceert intern uitsluitend in het Engels. En ook de medewerkers van die universiteit staan onder het gezag van een bestuursorgaan in de zin van de wet. Minister Van Engelshoven schreef in februari 2020 aan de Tweede Kamer dat de universiteit zelf per geval moet aantonen dat er sprake is van een gerechtvaardigde uitzondering op het voorschrift dat bestuursorganen Nederlands moeten gebruiken. Het oordeel is daarna volgens de minister eventueel aan de rechter.
De gemeente Groningen heeft standaard tweetalige dienstverlening bij de loketten op het gemeentehuis. In die tweetaligheid is het Gronings niet opgenomen, hoewel dat als deel van het Nedersaksisch wel officieel een beschermde status geniet. Naast het Nederlands spreken de loketbeambten Engels met iedereen die dat wil.
Het zijn maar een paar gevallen die laten zien dat bestuursorganen zonder gebruikmaking van het Europees Handvest voor minderheidstalen en zonder duidelijke wettelijke grondslag blijkbaar de ruimte kunnen nemen om een andere taal dan het Nederlands op grote schaal te gebruiken, zonder dat ze een strobreed in de weg wordt gelegd.
Daarmee wordt niet alleen de grens opgezocht van de vrijheid die de Algemene wet bestuursrecht bestuursorganen geeft, ook de openbaarheid komt in het geding. De Hoge Raad heeft namelijk in 1998 geoordeeld dat iemand niet gestraft kon worden voor het overtreden van een Europees wetsartikel dat alleen in het Engels en Frans gepubliceerd was. Openbaarmaking van een wet in strafrechtelijke zin betekende volgens de Hoge Raad ‘openbaarmaking in de Nederlandse taal’.
Nou hebben universiteiten en gemeenten volgens de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting alles wat ze opschrijven op verzoek openbaar te maken. Of ‘openbaarmaking’ in een vreemde taal in bestuursrechtelijke zin wel kan, weet nog niemand.
De vraag is of bestuursorganen de talen Fries, Nedersaksisch en Limburgs niet minimaal dezelfde ruimte moeten geven als het Engels, willen ze serieus kunnen beweren dat de Nederlandse overheid voor die drie talen een officieel stimuleringsbeleid voert.
Deze column is eerder verschenen in het Friesch Dagblad.
Hans Beukers zegt
Vroeger toen ik nog bij de afdeling Onderzoek e Statistiek van de gemeente Lelystad werkte, kreeg ik al in de jaren ’80 brieven van de Technische Universiteit Delft gesteld in het Mid-Atlantisch of iets wat daar verdacht veel op lijkt. Uiteraard kon ik dat als medewerker van een overheidsorgaan niet lezen. Ik stuurde de brief dan ook retour naar de TUD met het verzoek voortaan verschoond te blijven van brieven in het Engels van een Nederlans overheidsorgaan aan een Nederlands bestuursorgaan en tevens een verzoek om vertaling. Dat heeft wel een tijd gewerkt, tot er in Delft een nieuwe medewerker werd aangesteld en het hele circus opnieuw begon.
Misschien kan een jurist een manier vinden om Nederlandse bestuursorganen te dwingen gewoon Nederlands te gebruiken in hun communicatie met de burger. En waarom Engels? Er is immers op het moment in de ER geen land te bekennen waar Engels de officiële taal is.
Nathalie zegt
Ivm uw laatste bewering: Ierland en Malta.
Guy ROEKENS zegt
Ik ben fier op mijn Nederlandse taal en erger me zeer als ze nodeloos in eigen taalgebied naar de achtergrond wordt gedrongen. Ik woon nu meer dan 45 jaar in Wallonië en merk hoe talrijk mijn Waalse vrienden weerstand bieden aan de verengelsing die ook hier hoogtij viert, al is het niet zo erg als in het Nederlandse taalgebied. Taalfierheid is voor mij vanzelfsprekend.
Ik spreek ook Engels en gebruik en schrijf die taal graag in mijn omgang met Engelstaligen of als een « koinè » met anderstaligen, Oosteuropeanen of Indiërs bijvoorbeeld. In het Nederlands (en ook in het Frans) grijp ik terug naar Engelse woorden of wendingen enkel als er geen andere oplossing is en ben ik geneigd eigen (Nederlandse of Franse) termen te smeden .