In een eerdere bijdrage aan deze rubriek heb ik stilgestaan bij woorden waarvan de bedenker bekend lijkt te zijn. Uit het Middelnederlandsch Woordenboek noemde ik één voorbeeld uit het werk van Lodewijk van Velthem en drie van Jan van Ruusbroec. Deze aantallen vallen totaal in het niet bij het aantal nieuwe woorden dat ontsproten is aan het vernuft van Willem Bilderdijk (1756-1831). Tenminste, als we uitgaan van de informatie die het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) verstrekt.
Bron voor het WNT
Bilderdijk was dichter, vertaler, geschiedschrijver, taalgeleerde en advocaat. Deze veelzijdige man had tal van titels op zijn naam staan en voor het samenstellen van het WNT heeft de redactie daar dankbaar uit geput. In de bronnenlijst zijn van hem maar liefst 46 titels opgenomen, die samen een goed beeld geven van zijn veelzijdigheid. We vinden er bijvoorbeeld Geologie, of Verhandeling over de vorming en vervorming der aard (1813), Korte Aanmerkingen op Huydecopers Proeve van Taal- en Dichtkunde (1828), Verhandelingen, Ziel-, Zede- en Rechtsleer betreffende (1821) en Verspreide gedichten (1809).
Bilderdijk is zeker niet de meest geciteerde auteur in het WNT – Vondel en Hooft gaan hem met enkele duizenden citaten meer ruimschoots voor – maar met 9693 citaten behoort Bilderdijk absoluut tot de top. Andere grote schrijvers als Huygens, Bredero, Beets en Multatuli laat hij in de WNT-citatie-index achter zich.
Als dichter schuwde Bilderdijk het gebruik van lang vergeten woorden niet. Maar voor het bedenken van nieuwe woorden of het toekennen van nieuwe betekenissen aan bestaande woorden draaide hij zijn hand evenmin om. Een groot aantal van die woorden heeft zijn weg gevonden naar het WNT. Dat zegt iets over Bilderdijks creativiteit maar zeker ook over de wijze waarop de medewerkers van het WNT het werk van Bilderdijk onder de loep hebben genomen.
Bilderdijks bedenksels
Is het mogelijk om alle woorden die Bilderdijk – vermoedelijk – bedacht heeft met één zoekopdracht tevoorschijn te toveren uit het online WNT? Was het maar waar. Toch is het niet nodig om alle plaatsen waar de naam Bilderdijk voorkomt – en dat zijn er behoorlijk wat – één voor één door te nemen. De redacteuren hanteren namelijk steeds min of meer dezelfde bewoordingen als ze ingaan op de etymologie van nieuwvormingen. Zo staat bij neologismen vaak een redactionele opmerking in de trant van “door X gevormd”, of omgekeerd “gevormd door X”. Typen we alleen de woorden door en gevormd in bij de zoekbalk Woord in betekenis, dan levert dat 555 treffers op. Hieraan kunnen vervolgens nog 28 extra treffers worden toegevoegd door te zoeken op door en ontworpen. Als we vervolgens deze resultaten doorzoeken met Ctrl-toets+F en “Bilderdijk”, dan blijkt dat er aardig wat van Bilderdijks bedenksels hun weg gevonden hebben naar het WNT. Ik heb ze in de onderstaande tabel opgenomen, met vermelding van en een link naar het trefwoord uit het WNT waar ze te vinden zijn, en van de redacteur die verantwoordelijk was voor het betreffende lemma. In de laatste kolom staat beknopt hoe waarschijnlijk het volgens het WNT is dat Bilderdijk daadwerkelijk het woord geschapen heeft.
Bilderdijks bedenksel | Trefwoord WNT | Redacteur | Bilderdijk bedenker? |
aanbraak | aanbraak (1864) | De Vries, Te Winkel | “Het woord schijnt door Bilderdijk gevormd”. |
aandracht | aandracht (1864) | De Vries, Te Winkel | “Misschien wel door Bilderdijk nieuw gevormd”. Het supplement geeft oudere voorkomens |
aangreep | aangreep (1864) | De Vries, Te Winkel | “Door Bilderdijk ontworpen”. Het supplement zegt dat het lang voor Bilderdijk al voorkomt |
aantrek | aantrek (1864) | De Vries, Te Winkel | “Door Bilderdijk ontworpen”. Het supplement zegt dat het in andere betekenis al eerder voorkomt |
aartspoëet | aarts– (1864) | De Vries, Te Winkel | Het supplement zegt dat aartspoëet ook al bij Vondel voorkomt. |
ademtoog | ademtocht (1867) | De Vries, Te Winkel | “willekeurig door den dichter naar het voorbeeld van ademtocht […] gesmeed”, als verleden tijd van het ongebruikelijke ademtiegen |
afgrijsbaar | afgrijsbaar (1868) | De Vries, Te Winkel | “Door Bilderdijk ontworpen ter vervanging van afgrijselijk” |
afzeveren | afzeveren (1877) | De Vries, Te Winkel | “Door Bilderdijk ontworpen”, “Ongemeene dichterlijke uitdrukking” |
alvrijmachtbaar | alvrijmachtbaar (1889) | De Vries | “door Bilderdijk gevormd in overeenstemming met zijne eigenaardige opvatting van het achtervoegsel –baar”, “Dichterlijke uitdrukking” |
-baar | –baar (1895) | Kluyver | “baar beteekent ”aan iets onderhevig zijnde”, volgens Bilderdijk |
bornen | bornen (1894) | Muller | “denkelijk door Bilderdijk gevormd” |
bovenzedelijk | bovenzedelijk (1896) | Muller | “Door Bilderdijk […] gevormd” |
geblader | gebladerte (1874); ge– (1874) | Cosijn, Verwijs | “het door Bilderdijk […] gebezigde geblader, in den zin van gebladerte, [is] met den aard onzer hedendaagsche taal in strijd” |
gespinsel | gespinsel (1888) | Kluyver | “door Bilderdijk waarschijnlijk opnieuw gevormd onder invloed van gespin en spinsel” |
gewrikwrak | gewrikwrak (1889) | Beets, Kluyver, Muller | “door Bilderdijk in scherts gevormd ter nabootsing van het geluid der kikvorschen” |
gruwbaar | gruwbaar (1895) | Beets | “Van Gruwen […] met –baar door Bilderdijk op onjuiste wijze gevormd […], ter vervanging van gruwelijk of gruwzaam” |
lotgeval | lotgeval (1922) | Heinsius | “In deze toepassing door Bilderdijk gevormd” |
onderaardeling | onderaardeling (1875) | De Vries, Verwijs | “Dichterlijk woord, door Bilderdijk gevormd, blijkbaar met de gedachte aan Aardeling” |
opbornen | opbornen (1898) | Boekenoogen | “Een dichterlijk, waarschijnlijk door Bilderdijk gevormd woord.” |
opdoomen | opdoomen (1898) | Boekenoogen | “waarschijnlijk door dezen [Bilderdijk] gevormd van het hem uit de oudere taal bekende znw. Doom.” |
tippen(i) | tippen (i) (1942) | Buiskool, Persijn | “Door Bilderdijk gevormd” |
Nemen we de bovenstaande lijst in ogenschouw dan valt direct op dat de voorbeelden bijna zonder uitzondering afkomstig zijn uit de beginperiode van het WNT. Slechts twee voorbeelden zijn opgenomen in twintigste-eeuwse lemmata. Geheel onverklaarbaar is dat niet. In het midden van de negentiende eeuw stond het werk van Bilderdijk zeer in de belangstelling. In 1846 bekroonde de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde als antwoord op een prijsvraag de Proeve over den invloed van Bilderdijks dichtwerken op onze taal van Arie de Jager met goud. Enige jaren later volgde op die studie een Nalezing op de Proeve over den invloed van Bilderdijks dichtwerken op onze taal van A. de Jager (1855) door W. Bisschop, terwijl A. Bogaers in 1878 zelfs een compleet Woordenboek op de dichtwerken van Mr. W. Bilderdijk publiceerde. Van deze werken zullen de eerste redacteuren van het WNT – onder wie De Vries en Te Winkel zelf – zeker kennis hebben genomen.
Literaire nieuwvormingen
In de twintigste eeuw taant de belangstelling voor Bilderdijk als schepper van nieuwe woorden, totdat na ruim een eeuw Jaap van Marle een lans breekt voor onderzoek naar taalsystematische kenmerken van het literaire taalgebruik uit vroeger tijden. In het interessante en lezenswaardige artikel ‘Iets over woordvorming en woordschepping bij Bilderdijk’ in het tijdschrift Het Bilderdijk-Museum vraagt Van Marle aandacht voor het op grote schaal voorkomen van neologismen in literair taalgebruik, meer in het bijzonder in het werk van Bilderdijk. Naast de neologismen die geheel voldoen aan productieve woordvormingsregels van het Nederlands, onderscheidt hij daarbij een drietal soorten die botsen met het vigerende taalsysteem.
De eerste soort bestaat uit neologismen die het gevolg zijn van “de veronachtzaming van de lexicale normen”. Bij deze nieuwvormingen wordt geen rekening gehouden met de blokkerende kracht van geijkte vormen in dezelfde betekenis. Een voorbeeld. Van de stam van het werkwoord stelen kan met gebruikmaking van het suffix –er een correcte vorm steler worden afgeleid. Toch zal dit woord in het gewone taalgebruik niet snel ingang vinden omdat het Nederlands daarvoor al het woord dief tot zijn beschikking heeft. Onder deze categorie vallen in het WNT Bilderdijks correct gevormde neologisme afgrijsbaar (zie tabel) als volwaardig synoniem voor afgrijselijk, en aanbraak voor aanbreken (zie tabel).
Tot de tweede soort rekent Van Marle “de toepassing van regels die ‘normaliter’ niet voor nieuwvorming worden aangewend”. Als voorbeeld daarvan noemt hij onder andere het suffix –in ter aanduiding van vrouwelijke persoonsnamen. Dit achtervoegsel is in het hedendaags Nederlands improductief. Nieuwvormingen van zelfstandige naamwoorden op –in – bijvoorbeeld spinnin – zijn daarmee per definitie gemarkeerd.
Als laatste soort onderscheidt Van Marle neologismen die weliswaar geformeerd worden volgens een productief procedé maar opvallen vanwege “het doorbreken van de condities”. Zo wordt het achtervoegsel –baar in principe gekoppeld aan transitieve werkwoorden. Iets wat eetbaar is, ‘kan gegeten worden’. Bilderdijk paste dit suffix echter ook toe op intransitieve werkwoorden, zoals het voorbeeld gruwbaar uit de bovenstaande lijst laat zien. Voor hem was dat een correcte vorm omdat –baar naar zijn opvatting ‘aan iets onderhevig zijnde’ betekende. Maar deze theorie – zo merkt het WNT fijntjes op – wordt door het algemene gebruik niet goedgekeurd.
Bilderdijks invloed op de Nederlandse woordenschat
Hoewel er in de negentiende eeuw grote bewondering bestond voor het taalgebruik van Bilderdijk – en andere literatoren uit die tijd – is de invloed daarvan op het niet-literaire Nederlands beperkt geweest. Kennelijk – zo oppert Van Marle – deed die literaire schrijftaaltraditie toch ook kunstmatig aan. Van blijvender invloed zijn Bilderdijks nieuwvormingen op de Nederlandse lexicografie geweest. Zonder het taalscheppend vermogen van Bilderdijk zou het Woordenboek der Nederlandsche Taal het hebben moeten stellen zonder de lemmata aanbraak, aandracht, aangreep, aantrek, afgrijsbaar, afzeveren, alvrijmachtbaar, bornen, bovenzedelijk, gespinsel, gewrikwrak, gruwbaar, onderaardeling, opbornen en opdomen. Dat zou toch ‘betreurbaar’ zijn.
C.W.+Schoneveld zegt
Ik heb gezocht naar woorden met een Engelse oorsprong (hij woonde daar tenslotte bijna 10 jaar en leerde daar zijn tweede vrouw kennen; bovendien vertaalde hij Pope’s ” Essay on Man”,) maar vond er niet eén.