Synchroon De avonden lezen met leerlingen en collega’s (1)
Moet je 22 december om kwart voor zes opstaan als je De avonden real time wilt lezen? Die vraag stelt een van de leden van de leesclub van Het Drachtster Lyceum op de avond van 21 december. Op 22 december beginnen we met het lezen van Gerard Reves debuutroman, een hoofdstuk per dag. Omdat de vertelde tijd in een lockdown en in de kerstvakantie valt, besluiten we online te ‘praten’ over het boek dat de deelnemende leerlingen voor het eerst lezen en de docenten (Nederlands, Engels en geschiedenis) herlezen.
Van een perfecte Zeitdeckung is geen sprake. Synchroon lezen lukt niet iedereen, blijkt al snel. Sommige leerlingen beginnen iets eerder omdat ze niet achterop willen raken als ze bezoek krijgen in de kerstvakantie, een collega raakt tijdens de kerstdagen een hoofdstuk op achter, maar haalt dat snel weer in. Ik kan niet stoppen met lezen – bezoek of geen bezoek – en lees het boek in anderhalve dag uit en besluit dan toch nog een keer het juiste hoofdstuk op de juiste dag te lezen. Dat we met de leesclub De avonden lezen, blijft ondertussen niet onopgemerkt. Twee collega’s lezen onze enthousiaste berichten op Twitter en Instagram en vragen op 29 december of ze mee mogen lezen en discussiëren.
Verstrooid en lusteloos
De eerste discussies gaan over het karakter van Frits. Aanvankelijk maakt hij een goede indruk. ‘Ik denk dat Frits van Egters een wat verstrooide jongen is, die uit een ingewikkelde familie komt, en die wel graag zijn eigen familie en anderen zal helpen’, schrijft een leerling. Een andere leerling valt op dat hij vooral erg ‘lusteloos’ is. ‘Alsof hij niet goed weet wat hij aan moet met – het – leven. Hij is de hele dag bezig met de tijd en met aftellen naar de volgende dag.’ Een collega heeft gemengde gevoelens: ‘Ik heb dus ook wel met zijn onmacht (?) te doen en tegelijkertijd is hij natuurlijk onmogelijk. Ik hoop op een verandering in zijn gedrag ’
Op 28 december krijgen een paar leerlingen het zwaar. ‘Waarom is dit boek zo populair?’, luidt een vraag. ‘Nou, ik vind wel dat het verhaal me wel dusdanig aantrekt dat ik zoiets heb van ‘waar gaat dit heen’ maar ‘t is af en toe wel een bittere pil’, reageert een klasgenoot.
Huilen
Mij valt bij mijn tweede lectuur op dat Frits’ moeder vaak huilt en wanhoopt over haar huwelijk. Zij heeft zenuwtoevallen (misschien rouwt ze nog om de familie Boslowits?) en een huwelijkscrisis – haar man overduidelijk niet. Die trekt een boek, of twee boeken, uit de kast als hij het moeilijk heeft en gaat de hele dag naar Utrecht, waarop moeder Van Egters huilend naar Den Haag vertrekt.
Zijn moeder sprak met een snelle, huilende opeenvolging der woorden. Wanneer ze uitgesproken was, hoorde Frits telkens het gebrom van zijns vaders stem. Dan was het weer stil, maar even daarna ging het voort. Opeens leek het hem, of zijn moeder rechtop in bed was gaan zitten en het huilen inhield, want hij verstond duidelijk haar stem, die luider klonk dan tevoren. ‘Jij hebt nooit’, zei ze, ‘nooit in je leven heb je aan iemand anders gedacht dan aan jezelf en nooit heb je eens nagedacht of -‘
Ook valt me op dat Frits’ vader talloze keren de radio uitzet of wil uitzetten als er muziek gespeeld wordt die Frits mooi vindt.
Juist toen ze de huiskamer binnenkwamen, draaide zijn vader de radiomuziek, een fuga voor viool en klavecimbel, af. ‘Dat gezeur’, zei hij, ‘laten we een ogenblik rust hebben.’
Afwijzing
Het afwijzen van Frits’ muzikale smaak (hij houdt van Bach en andere, meer uitgesproken, religieuze muziek) door de vader in combinatie met het consequente niet-verstaan van de zoon – telkens als Frits iets tegen zijn vader zegt, moet hij zijn woorden herhalen, en dat doet hij nooit letterlijk, waardoor zijn boodschap vervormd raakt en iets absurd-wanhopigs krijgt – maakt de vraag wat Frits op 31 december, in het laatste hoofdstuk van De avonden, wil vertellen aan zijn ouders een urgente. Wat wil, moet zelfs, Frits zijn vader zeggen voordat het nieuwe jaar begint?
‘Nu moet ik het zeggen’, zei hij bij zichzelf, ‘ik moet het zeggen. Hoe? Nog enkele ogenblikken. Het moet. Het is nog niet te laat.’
‘Vader’, zei hij luid, ‘vader.’
‘Ja mijn jongen’, zei zijn vader. Hij legde een potlood tussen de bladzijden van het boek en sloot het. ‘Hij luistert’, dacht Frits, ‘maar ik weet nog niet, wat ik ga zeggen. Ik weet het niet.’ Het bonsde in zijn hoofd. ‘Als ik nu niet onmiddellijk spreek, gebeurt er iets verschrikkelijks.’
‘Vader’, zei hij. De man richtte zich op. ‘Frits praat tegen je’, zei zijn moeder. ‘Ja, dat hoor ik waarachtig wel’, zei zijn vader.
De vader luistert, maar de zoon vertelt niet dat hij in God gelooft of dat hij homoseksueel is. Beide bekentenissen zouden een breuk met het ouderlijk huis betekenen en Frits tot een zelfstandigheid dwingen waar hij nog niet aan toe is. Op 31 december is hij net zover dat hij zich enigszins met zijn ouders verzoent. Negen dagen lang heeft Frits de lezer deelgenoot gemaakt van zijn afkeer van zijn ouders, en van het gezin in het algemeen. Hij vertelt verschillende gruwelverhalen over ouders die hun kinderen ombrengen.
Brand
Frits is overigens niet de enige die nog niet klaar is voor een volwassen leven. Jaap en Joosje laten hun baby Hansje regelmatig alleen als ze uitgaan. De dood van het kind nemen ze op de koop toe.
Ze vertrokken. ‘Laten jullie Hansje alleen?’ vroeg Frits, toen ze de trap afdaalden. ‘Welja’, zei Jaap. ‘Voor een kind is het beste: zo veel mogelijk liefde en zo weinig mogelijk zorg.’
‘En als er brand komt?’ vroeg Frits. ‘Dat is overmacht’, zei Jaap. ‘Het stikt wel, voordat het vuur zo ver is. Dat heeft allemaal niet veel te betekenen. Er wordt veel te veel drukte van gemaakt. Als het maar goed in de rook zit. Van die groene, dikke rook.’
Reina Prinsen Geerligs
Omdat ik binnenkort nog een ander stuk over De avonden schrijf, verdiep ik me ook in de secundaire literatuur. De receptiegeschiedenis doet soms wonderlijk gedateerd aan. G.F.H. Raat (1946) is niet in staat om Reina Prinsen Geerligs (1922-1943) als zelfstandige volwassene te beschouwen, terwijl ze dat in alle opzichten was. De gymnasiaste en verzetsheldin woonde al jong zelfstandig, publiceerde, verzette zich actief tegen de nazi’s en wist na haar arrestatie andere gevangenen moed in te spreken via de verwarmingsbuizen van het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg. Ze werd in 1943 in Sachsenhausen geëxecuteerd. Haar ouders gebruikten haar studiefonds voor een literaire prijs voor jong talent. Gerard Reve was in 1947 de eerste die de Reina Prinsen Geerligsprijs ontving voor De avonden.
Raat spreekt in Veertig jaar ‘De avonden’ van Gerard Reve (1988) slechts over Prinsen Geerligs als ‘het meisje, naar wie de prijs werd vernoemd’ en ‘dochter’. Over haar eigen literaire debuut, haar verzetswerk en haar gewelddadige dood in het concentratiekamp rept hij met geen woord. ‘Reina’ is ‘omgekomen’ in de oorlog. ‘[D]e vrouwen mogen een eindje achter ons blijven. Ze dienen zich bescheiden te gedragen’, zei Frits in 1946. Waarom dat 42 jaar later nog geldt, is net zo raadselachtig als Frits’ dromen.
JanWillemSwane zegt
Dit jaar ook weer eens De Avonden aan het lezen. Voor de derde keer, denk ik.
De eerste keer was ik zo oud als jouw leerlingen (in de eerste helft van de jaren 80). Mij viel toen vooral de uitzichtloosheid en het cynicsme op.
Nu maakt het boek een andere indruk op me. Tegenover alle cynische uitspraken, zie ik ook veel kleine goede stille daden van Frits staan. Zoals het leeghalen van de kachel om de sleutel eruit te halen die moeder er per ongeluk ingegooid heeft.
Een cruciaal fragment lijkt me de volgende gedachte van Frits over zijn ouders: “Weinigen waarderen jullie goedheid. Ik zie het. Mocht ik doen, alsof ik het niet zie, dan is het maar schijn.” [hoofdstuk 7]
Frits kan die goedheid niet erkennen in woorden, alleen maar in kleine daden.
Maar goedheid lijkt voor Frits niet genoeg. Hij is op zoek naar volmaaktheid, maar stuit voortdurend op onvolmaaktheid en verval. Pas in het slothoofdstuk (maar ik moet nog 30 pagina’s vandaag) komt de verzoening tussen die twee.
Door De Avonden te herlezen, krijg ik ook zicht op hoe mijn visie op het leven in de loop der tijd verandert. Want uiteindelijk gaat het niet om wat de schrijver bedoelt, maar om wat ik er mee doe.
Klaas zegt
De (op één na) laatste zin van de Avonden is beroemd, maar de laatste zin van deze reactie is ook niet mis:
“…uiteindelijk gaat het niet om wat de schrijver bedoelt, maar om wat ik er mee doe.”
Inlijsten en ophangen boven de boekenplank!