Een trein rijdt heel snel op vijf mensen af. De trein heeft een probleem en kan alleen stoppen als er een zwaar object op het spoor wordt gegooid. Jij staat op een brug en er staat een heel dikke man naast je. De enige manier om de trein te stoppen is hem op het spoor te duwen. Hierdoor sterft hij, en red je de vijf mensen. Zou je hem duwen?
De meeste mensen vinden dit een lastig dilemma. Als je alleen maar rekent – een utilitaire moraal, heet dat –, moet je de dikke man naar beneden gooien: een winst van vier personen. Maar het gevoel komt in opstand: die ene dode die je zelf veroorzaakt, voelt lastiger aan dan de vijf doden die als het ware ’toch al’ zouden vallen.
Kameroens accent
Dat was al enige tijd een interessante kwestie voor filosofen om over na te denken, maar op een zeker moment zijn ook taalkundigen deze anekdote gaan inzetten. Zo ontdekten ze dat het uitmaakt in welke taal het dilemma wordt gesteld. Als ze het verhaal in een vreemde taal horen (die ze natuurlijk wel moeten beheersen) zijn mensen eerder geneigd de dikke man te offeren dan wanneer ze het in hun moedertaal horen. Datzelfde geldt, blijkens een artikel in Brain Sciences door Alice Foucart en Susanne Brouwer, voor buitenlandse accenten.
De onderzoekers lieten mensen naar het verhaaltje over de ongeremde trein horen aan mensen zoals het verteld werd met een Brits, een Frans of een Turks accent én door een moedertaalspreker. In de eerste drie gevallen bleken de luisteraars eerder geneigd om het utilitaire standpunt te kiezen. Hetzelfde gold voor een Spaanse groep sprekers die naar het verhaaltje luisterden met een Kameroens in plaats van een Spaans accent.
Filosofisch
Wat verklaart dit alles? Een van de intrigerende mogelijkheden die de auteurs noemen is dat we als we naar een vreemd accent luisteren, meer afstand tot de spreker voelen. Die psychologische afstand zou er vervolgens toe leiden dat mensen rationeler nadenken over het dilemma, en daardoor eerder voor het utilitaire antwoord kiezen. Als het accent sterker was, en de spreker dus moeilijker te verstaan, werden mensen zelfs nog eerder utilitair dan wanneer iemand sprak met een licht accent.
Zulke bevindingen lijken me uiteindelijk ook filosofisch interessant. Kennelijk hangt onze moraal af van de vorm waarin de kwestie gesteld wordt. En de rationele keuze kiezen we daarbij vooral als het ons zo lastig mogelijk wordt gemaakt om te begrijpen wat er eigenlijk speelt.
Robbert-Jan Henkes zegt
Ik denk dat het klopt van die ‘psychologische afstand tot de spreker’ maar om de dikke man offeren ‘utilitair’ en ‘rationeel’ te noemen is natuurlijk zeer sturend. De keus kan net zo goed uitgelegd worden als ingrijpend (tegenover je handen ervan af trekkend) en zelfs enigermate wreed. En daar zit hem de crux, daar wreekt zich de ‘psychologische afstand’: daar kunnen de proefpersonen denken: ‘ze zijn toch niet van ons soort’ en lekker iemand voor de trein mikken. Maar noem het alsjeblieft niet ulitiltair of rationeel, dat heeft er niets mee te maken.
Sterre Leufkens zegt
‘ze zijn toch niet van ons soort’ > het is niet de dikke man die het accent/vreemde taal heeft, het gaat erom dat de hele kwestie met een anderstalig accent/in een vreemde taal wordt voorgelegd.
Marc van Oostendorp zegt
Je zou misschien wel kunnen zeggen dat het probleem met het oorspronkelijke dilemma is dat de vijf mensen op het spoor geen enkele karakteristiek hebben behalve dat ze mensen zijn, terwijl de dikke man dik is én een man, en dus (vooral neem ik aan vanwege het gewicht, dat nodig is om de trein tegen te houden) een potentiële ‘ander’. Het is een van de klassieke gedachte-experimenten om utilitarisme uit te leggen, en in dat verband is het een beetje lastig te zeggen dat je dit geen utilitarisme kunt noemen. Rationalisme was mijn toevoeging, een poging om dat begrip utilitarisme iets te verduidelijken, maar het is inderdaad niet precies juist. Een utilitaristische moraal behelst dat je probeert al je daden zo in te richten dat je een maximale hoeveelheid ‘goedheid’ bewerkstelligt, in dit geval berekend in termen van mensenlevens. Het staat bijvoorbeeld tegenover een moraal die voorschrift dat je zelf geen kwaad mag doen. In dit experiment dwingt utilitarisme je tot het doen van kwaad om erger kwaad te voorkomen. Daar zit een rationele component in (je moet rekenen),maar uiteindelijk is geen enkele moraal natuurlijk ooit echt rationeel, want hij berust altijd op waarden die niet beredeneerbaar zijn, zoals dat je moet streven naar afname van het kwaad in de wereld.
ChrisBernasco zegt
zonder de filosofische of taalkundige discussie over dit dilemma te hebben gevolgd – ik vraag me af of je hier wel met zekerheid kunt zeggen dat de psychologische afstand tot de spreker het verschil is dat de keuze bepaalt. Is het ook mogelijk dat de mentale inspanning die de luisteraar moet doen om zich het dilemma voor te stellen hierbij ook belangrijk is? Kahneman laat zien dat ons rationele brein (systeem 1) snel overbelast raakt en daarom de neiging kan hebben om uit te schakelen: de keuze om de dikke man te duwen wordt dan misschien ingegeven door het ‘luie’ brein (systeem 2).
Marc van Oostendorp zegt
Dat is op zich een voor de hand liggende gedachte, maar in het artikel wordt duidelijk dat mensen minder utilitair worden als het accent sterker wordt.