In oktober 1971 debatteerde Noam Chomsky in Eindhoven met Michel Foucault, zoals ik onlangs hier in herinnering bracht.
Na zijn terugkeer op het MIT zal Chomsky zich niet eenvoudigweg rustig aan een stukje taalkundige analyse hebben kunnen wijden. Begin jaren ’70 was hij op twee fronten strijdvaardig actief. Ten eerste was daar zijn politiek activisme, vooral gericht tegen de Amerikaanse oorlog in Vietnam. En binnen de taalkunde was er zijn strijd tegen de Generatieve Semantiek (GS). De strijd op beide fronten verliep ongeveer gelijktijdig, van midden jaren 60 tot midden jaren 70.
In 1975 trok Amerika zich definitief uit Vietnam terug en de taalkundigen die het generatieve model in een andere dan door Chomsky voorgestane richting wilden ontwikkelen (George Lakoff, Haj Ross, Jim McCawley en Paul Postal) gingen ieder verschillende wegen, zodat de Generatieve Semantiek niet meer fungeerde als eenduidige beweging tegen de door Chomsky voorgestane modellering van onze taalkennis (‘knowledge of language’). Ik stel me voor dat Chomsky daarna weer meer tijd kon besteden aan de verdere ontwikkeling van zijn eigen generatieve model, in die tijd wel aangeduid als Interpretatieve Semantiek (IS), later als (o.a.) Government and Binding en uiteindelijk Minimalism. Constante bij die verschillende modelleringen was het idee dat de principes van de syntaxis autonome status hebben (‘Autonomous syntax’).
In 1993 verscheen The Linguistics Wars van Randy Allen Harris, waarin het verloop van de richtingenstrijd tussen GS en IS gedetailleerd in kaart gebracht werd. Harris was zelf een buitenstaander. Voor hem vormde de nogal heftig verlopen taalkundige strijd een interessante casus voor zijn proefschrift van 1990 over de rol van retoriek in wetenschappelijk taalgebruik. Die studie werkte hij vervolgens om tot het genoemde boek dat een behoorlijk verkoopsucces werd, wellicht mede door de aandacht trekkende titel, die hij ontleende aan een uitspraak van Postal. Niet alleen de titel was prikkelend, ook de inhoud was allerminst droge historiografie. Harris goot zijn verhaal in de vorm van een narratief, met veel stilistische hoogstandjes, en gebruik van minder gangbare woorden en wendingen. Het boek was goed gedocumenteerd (de bibliografie bevatte meer dan 700 referenties) en was mede gebaseerd op interviews met de taalkundigen die het onderwerp van het boek vormden.
Nu is onlangs een tweede editie van The Linguistics Wars verschenen.
Ik was benieuwd wat er in deze nieuwe editie veranderd was. Het antwoord is: Heel wat. De titel en de stijl van de eerste editie zijn hetzelfde gebleven, maar het verhaal is doorgetrokken naar het nu, met in de laatste hoofstukken uitvoerige aandacht voor drie nieuwe onderwerpen: Chomsky’s Minimalisme (in de editie van 1993 komt die aanduiding één keer voor, blijkbaar was die versie van de generatieve grammatica toen net aan de horizon), ten tweede Chomsky’s late alliantie met de biologie (‘Biolinguistics’), en ten derde de Cognitieve Linguïstiek, inclusief de vraag in hoeverre die gezien kan worden als verdere ontwikkeling van de Generatieve Semantiek (met Lakoff als de verbindende factor).
Voor de nieuwe editie heeft de auteur opnieuw heel wat werk verzet, de bibliografie bevat ruim 1000 referenties meer, en die zijn ook verwerkt in de middenhoofdstukken van het boek, die verder in grote lijn behouden zijn. Om het boek niet al te dik te laten worden heeft Harris (op aandringen van de uitgever, zoals we in het voorwoord kunnen lezen) vooral in de beginhoofdstukken gesnoeid, waarin in de eerste editie het Amerikaans structuralisme als voorgeschiedenis van de generatieve grammatica besproken werd.
The Linguistics Wars was en blijft primair een Amerikaans verhaal, met maar zijdelingse aandacht voor betrokkenen uit andere landen. Nederlandse namen die voorbij komen zijn o.a. die van Henk van Riemsdijk, Jan Koster en Hans Broekhuis als aanhangers van de Chomskyaanse richting, en uiteraard die van Pieter Seuren, die met zijn Semantic Syntax misschien wel degene is die het meest duidelijk op de lijn van de Generatieve Semantiek is doorgegaan en die bovendien de Chomskyaanse benadering juist heftig is blijven bekritiseren, vgl. zijn boek Chomsky’s Minimalism uit 2004.
In 1995, twee jaar na de eerste editie van het boek van Harris, verscheen van Geoffrey Huck & John Goldsmith, Ideology and linguistic theory. Noam Chomsky and the deep structure debate. Dat boek was inhoudelijk vergelijkbaar met The Linguistics Wars, wel minder dik (186 blz., tegenover Harris 356), maar net als bij Harris mede gebaseerd op interviews met de betrokkenen en met ook bijzondere aandacht voor retoriek, vgl. de titel van hun hoofdstuk 3: Rhetorical strategies and linguistic argumentation: Three case studies.
Inmiddels heeft John Goldsmith, nu samen met Bernard Laks, een boek van 725 pagina’s gepubliceerd over de geschiedenis van de taalkunde in de eerste helft van de 20e eeuw, tot 1940, in Europa en Amerika: Battle in the mind fields (2019). Strijdbare titels zijn blijkbaar populair als het om geschiedschrijving van de 20e-eeuwse taalkunde gaat. Op het eind van hun boek kondigen de auteurs aan dat er een vervolgdeel komt waarin de geschiedenis van na 1940 verteld zal worden, met als titel Dissent in the mind fields. Dat klinkt wat minder heftig dan wars en battle, maar aan te nemen valt dat de dissent tussen GS en IS daarin opnieuw een groot deel van de inhoud zal beslaan. Met andere woorden, ik verwacht dat dat tweede deel een soort ‘tweede editie’ van Huck & Goldsmith (1995) zal zijn. In welk jaar dat boek zal verschijnen, is nog onduidelijk. Ik hoop er t.z.t. melding van te maken en daarbij dan ook de vergelijking te trekken met Harris’ tweede editie. Goldsmith en Laks zullen het boek van Harris niet kunnen negeren. Een battle tussen die twee boeken hoeft het niet te worden, een debat eventueel, waarbij op te merken valt dat ook dat laatste woord etymologisch op battre ‘slaan’ teruggaat. Is het een toeval dat Lakoff & Johnson (1980) hun beroemde Metaphors we live by beginnen met het voorbeeld Argument is war (p. 4), in de Nederlandse vertaling uit 1999 Discussie is oorlog (p. 12)?
Laat een reactie achter