De klankdie we aanduiden met tj komt niet veel voor in het Nederlands, en als hij wel voorkomt gaat het vaak over woorden die naar een bepaald geluid lijken te verwijzen: tjingelen bijvoorbeeld, of tjiftjaf. Of in tussenwerpsels waarin hij een versterking lijkt van de j: tja, tjonge.
In Vlaamse dialecten wordt dat tj veel meer gebruikt, en dan vooral in de driehoek Gent, Kortrijk, Zottegem. Daar hoor je onder andere tjukkelen voor sukkelen, tjeffen voor keffen en djezeke voor iemand die alles beter weet (het woord komt van Jezus). De onderzoekers Joost Robbe en Jeroen Willemsen wijden er een heel artikel aan in het prestigieuze internationale tijdschrift Folia Linguistica. Zo wijzen ze erop dat het waarschijnlijk geen toeval is dat die geografische driehoek grenst aan een gebied waar traditioneel Picardisch gesproken wordt (het donkerroze gebied in Wallonië). Dat Picardisch wordt wel gezien als een dialect van het Frans, maar kun je beter zien als een aparte, zij het verwante taal. En vooral de vormen van Picardisch die vlak bij Vlaanderen gesproken worden of werden, hebben opvallend veel van die tj-klanken, vooral aan het begin van het woord. Kat is tjat (Frans: chat), en wanneer is tjant (Frans: quand). Zoiets geldt overigens ook voor dj.
Op de een of andere manier hebben de Vlamingen die voorkeur voor tj dus overgenomen. Hoe dat is gegaan, is niet helemaal duidelijk, maar Robbe en Willemsen suggereren dat er in eerste instantie wat woorden uit het Picardisch waren overgenomen met tj en dj die een bijzondere gevoelswaarde hadden (tjijpen voor stelen, nondedju). Die gevoelswaarde ging toen over op de klanken zelf. Nog steeds hebben tj-woorden in de Vlaamse dialecten iets liefkozends (tjinken voor hinkelen, naast ‘gewoon’ hinken). tjoep is het dopje van een flesje, of juist iets vergrotends: djawaai is hardere wind dan gewaai.
Ook voor de Nederlandse voorbeelden hierboven geldt natuurlijk dat er een bijzonder gevoel mee gepaard gaat. Dat is ook de reden waarom een internationaal taalkundig tijdschrift aandacht besteedt aan het fenomeen dat klanken een bepaalde gevoelswaarde kunnen geven aan een woord. In de Vlaamse dialecten kan dat niet onbeperkt: je kunt niet, laten we zeggen computer nemen en er een liefkozend tjomputer van maken. In andere talen kan dat wel, maar in de Vlaamse dialecten heb je eigenlijk alleen nog wat restanten – individuele woorden, en dan niet eens in alle dialecten dezelfde.
Het effect is dus beperkt gebleven – maar het is er wel.
Benjamin Bossaert zegt
Zou hier ook niet wat (sociale) mobiliteit in kunnen zitten? Ik ben afkomstig van Zottegem en daar loopt in die driehoek een zogenaamd mijnwerkerspad, waar via de buurtspoorwegen een tramlijn vol arbeiders reed naar de mijngebieden en dat is precies die streek waar het Picardisch gesproken werd. Zouden die arbeiders kunnen beinvloed geweest zijn door hun collega´s mijnwerkers? Altijd aangenaam om deze tj en dj woorden te horen, het was me nog niet zo opgevallen, in het Aalsters gebeurt het wel eens met de eindklank (ge hedj, bv.), daar spreken we van mouilleren.
Marc van Oostendorp zegt
Interessante gedachte; je zou daarvoor eigenlijk meer moeten weten over de geschiedenis van deze woorden: hoe oud zijn ze precies in die dialecten?