Voornamendrift 86
Via (sociale) media komen ouders in contact met de Amerikaanse cultuur. Als ze die aantrekkelijk vinden dan kunnen ze besluiten om een voornaam voor hun kind te kiezen die in Amerika populair is. Maar welke namen zijn dat, en hoeveel tijd verstrijkt er tussen de populariteit in Amerika en die in Nederland?
Voor zowel Nederland als Amerika is de jaarlijkse populariteit van een naam vanaf 1880 bekend. Om het begin van populariteit te kunnen vergelijken bepaalde ik het jaar wanneer een voornaam voor het eerst aan meer dan twee op duizend kinderen werd gegeven (0,2%). Dat lijkt misschien weinig, maar de meest populaire naam (nu Noah en Julia) wordt in Nederland nu aan niet meer dan één op de honderd kinderen gegeven. Verder beperkte ik me tot de populairste voornamen die in Nederland na 1880 in enig jaar aan meer dan 500 kinderen zijn gegeven, dat zijn 331 mannennamen en 395 vrouwennamen. Daarvan haalden 82 mannennamen en 109 vrouwennamen ook in Amerika de grens van 0,2%. Dat betekent dat een kwart van de meest populaire voornamen in ons land ook in Amerika populair zijn.
In de bovenstaande figuur staat voor de 80 mannennamen het aanvangsjaar (waarin 0,2% wordt overschreden) voor Nederland (na 1940) en Amerika tegen elkaar uit. De rode lijn geeft aan wanneer de aanvangsjaren gelijk zijn. Het overgrote deel van de namen ligt onder de lijn en dat betekent dat ze in Amerika eerder populair werden dan in Nederland. Maar daar zijn kanttekeningen bij te maken. Voor namen die gelijktijdig in zowel Nederland en Amerika populair werden (rond de rode lijn zoals Levi, Lucas, Marcus) lijkt navolging niet aan de orde. Het is natuurlijk mogelijk dat groeiende populariteit in een ander land in zowel Amerika als Nederland werd opgepikt. Wanneer de populariteit van een voornaam in Amerika zo’n 25 jaar eerder startte dan in Nederland is navolging kansrijk, want de naamdragers zijn dan in Amerika volwassen en kunnen via media van zich doen horen. Zoals Dennis, Jeffrey, Brian, Justin, Nathan. Wanneer een voornaam in Amerika al voor 1920 populair werd is directe navolging niet kansrijk, maar bijvoorbeeld Richard, Edward, Benjamin en James zijn blijvers en altijd een mogelijke inspiratie voor Europa. Uiteraard zijn dit ook (of juist) in het Verenigd Koninkrijk klassieke voornamen, en het is spijtig dat voor dat land pas vanaf 1996 populariteitsgegevens beschikbaar zijn.
Voor een recente populaire naam zoals Mason laat figuur 2 het effect van achtereenvolgende populariteit in zes landen goed zien. Engeland en Wales (grens van 0,2 % bereikt in 2000) volgen Amerika (1996) op de voet, Nederland volgt in 2012, Vlaanderen haalt de grens pas in 2020, en in Noorwegen en Frankrijk zien we Mason nauwelijks. Voor andere namen is de opeenvolging vaak complexer, ik zal daar in volgende afleveringen voorbeelden van laten zien. Dan zullen ook de onderlinge relaties tussen Europese landen onder de loep worden genomen.
Hieronder staat de relatie tussen aanvangsjaren van 99 vrouwennamen die zowel in Nederland (na 1940) als Amerika populair zijn geworden. Het patroon is hetzelfde als bij de mannennamen: naast namen waarvoor Nederland voorop loopt (Carla, Alexandra, Mila) zijn er veel namen waarvoor in Amerika de populariteit een generatie eerder begint, en een verzameling meer klassieke namen die in Amerika al voor 1920 aan een opmars begonnen (en mogelijk voor het startjaar 1880).
Als voorbeeld staat in figuur 2 de populariteit van Olivia, die Nederland zo’n 20 jaar na Amerika volgt. De kleine stijging in Amerika rond 1977 kan aan Olivia Newton-John gerelateerd zijn.
Alhoewel niet vaak, het omgekeerde komt ook voor: de populariteit van Alexandra (figuur 3) loopt in Nederland 30 jaar voor op Amerika. Hier is het interessant om de populariteit in Frankrijk erbij te nemen. Deze zit tussen die van Nederland en Amerika in. Mogelijk dat Amerika voor Alexandra een brede Europese voorkeur volgt.
Alhoewel de Nederlandse populariteit van Naomi (figuur 4) ook voor lijkt te lopen op die in Amerika (in het grote diagram) is dat relatief, want Naomi had daar in de jaren twintig van de vorige eeuw al een top (die echter lager was dan 0,2%).
Een kwart van de populaire voornamen in Nederland is ook in Amerika populair, de meeste daar eerder. Alhoewel de verleiding groot is om te denken dat Nederlandse ouders door de Amerikaanse cultuur geïnspireerd zijn, is een causale relatie lastig te leggen. Soms is de relatie andersom: zien we namen eerder in Europa stijgen in populariteit. Daarnaast bemoeilijkt het ontbreken van gegevens voor 1996 uit het Verenigd Koninkrijk het trekken van conclusies. Dat een flink deel van de ouders de inspiratie voor een voornaam buiten Nederland vindt staat echter buiten kijf – ook al zal binnen Nederland mond-tot-mond verspreiding een belangrijke bijdrage aan populariteitsgroei leveren.
- Populariteitsgegevens (aantal) van voornamen in Amerika vanaf 1880 zijn te downloaden van de site van de Social Security Administration: https://www.ssa.gov/oact/babynames/limits.html (National data). Alleen namen met 5 of meer naamdragers per jaar zijn opgenomen. Het jaarlijkse aantal houders van een Social Security card staat op https://www.ssa.gov/oact/babynames/numberUSbirths.html waarvan de gegevens hier zijn gebruikt om percentages per jaar te berekenen. In de beginjaren kreeg overigens lang niet iedereen zo’n kaart, dus dan kan de representativiteit van de gegevens beperkt zijn.
- Voor de andere genoemde landen zullen in een volgend artikel de bronnen behandeld worden.
- Omdat de diagrammen voor Nederland in 1940 beginnen ontbreken namen die in Amerika voor 1880 al populair waren en in Nederland later, bij de mannen: Robert (1933), Paul (1937) en bij de vrouwen: Marie (1902), Louise (1916), Agnes (1917), Annie (1924), Irene (1939), en omgekeerd vrouwennamen die in Nederland voor 1880 al figureerden en in Amerika later: Alberta (1909), Maria (1927, Mary was natuurlijk al heel lang het meest voorkomend), Christina (1963), Sara (1973), Sophia (1998).
Hans van de Sande zegt
Het is bijzonder dat de reactietijd wat voornamen betreft redelijk overeenkomt met de reactietijd die ik vond bij een pilotstudie naar invoering van culturele elementen in De US en Nederland. Tot heden vond ik een ‘lag’ van 34 jaar, met een redelijk grote spreiding en een mediaan van 30. De langere duur kan wellicht verklaard door de grotere complexiteit van de door mij bekeken fenomenen. De lijst van elementen is te vinden op mijn website: http://www.vandesandeinlezingen.nl