De z en de s hebben een lange geschiedenis: het verschil tussen beide is zo ongeveer zo ver als we terug kunnen kijken ‘zwak’ (swak) in het Nederlands en in de Nederlandse dialecten: de twee werden en worden veel door elkaar gehaald. Al in veertiende-eeuwse documenten vond de taalkundige Piet van Reenen voorbeelden waarin zeer en seer door elkaar werden gebruikt. Er zijn ook geen redenen om te denken dat dit in bepaalde regio’s van de Lage Landen anders was. Van Reenen doet er verslag van in een nieuw artikel in Taal en Tongval.
Van Reenen dook in de archieven: hij bekeek ambtelijke documenten uit de middeleeuwen, maar ook in de Statenvertaling en wat zeventiende-eeuwse grammatica van het Nederlands hebben gezegd. In de praktijk van de bijbelvertaling was het nog steeds allemaal een beetje onduidelijk, maar de grammatici, bezig met het maken van de standaardtaal, maakten het uitspreken van de z ineens een prestigekwestie. Dit schreef Spieghel:
“Belanghende /s/ ende /z/ daar in word zeer gedoolt want men de /z/ nu metter tyd niet/ ófte heel waynigh bezight/ daarze onze ouders (ende dat niet zonder óórzaack) overvloedigh ghebruyckt hebben/ blykende an de oude drucken ende brieven.
Dóch hebben onze voorouders / de ze, een zoon, zon, etc. met z, gheschreven diesvólgens zuldy bevinden dat wy de z, veel ende de s, minder behoeven / daar wy nu int teghendeel de z, wainigh ende de s, steeds in haar plaats ghebruiken.
Vee en fee
Waar Spieghel dat idee vandaan had dat de voorouders juist zoveel z gebruikten, is niet duidelijk, zegt Van Reenen. Maar dit soort opmerkingen maakte dat Spieghels tijdgenoten die z ineens heel mooi begonnen te vinden. Het zijn feitelijk die zeventiende-eeuwse grammatici die ervoor hebben gezorgd dat sommige mensen nu een verschil maken tussen zijn en sein. Het is daarmee een van de weinige voorbeelden van een geslaagde actieve taalverandering. De taal verandert weliswaar voortdurend, maar zelden lukt het iemand de taal actief te veranderen.
Het verschil tussen z en s is dan ook betrekkelijk subtiel: tijdens de uitspraak van de eerste trillen je stembanden, maar bij de tweede niet. Verder bestaan ze allebei uit een ruisklank die veroorzaakt wordt door het feit dat je met de voorkant van je tong een vernauwing maakt voorin de mond. Maar die ruisklank maakt het lastiger om de stembandtrilling te maken óf te horen.
Boventanden
Er is nog zo’n paar: de stemhebbende v en de stemloze f. In dit geval zit de vernauwing bij de lippen, wat om aerodynamische redenen de combinatie met stemhebbendheid iets gemakkelijker maakt. Het lijkt er dan ook op dat dit verschil in sommige regio’s stabieler is, en dat ook veel veertiende-eeuwers minder problemen hadden met het verschil tussen vee en fee.
Toch is het verschil in de loop van de tijd, in ieder geval in Nederland, zwakker geworden. Van Reenen denkt dat dit komt door een andere verandering: in de w. In de middeleeuwen werd die uitgesproken door de lippen te ronden, een soort korte oe-klank. In Vlaanderen wordt de klank nog steeds zo gemaakt, net als bijvoorbeeld in Nederlands Limburg of Suriname. Maar in grote delen van Nederland veranderde de klank in een klank die je maakt met je boventanden op je onderlip.
Dat is de manier waarop we ook een v maken, alleen is er bij de w wat minder frictie. Toch komen de klanken zo wel heel dicht bij elkaar te liggen: ook bij de w trillen de stembanden. En dat duwt de uitspraak van de v kennelijk in de richting van die van de f. Een verschil maken tussen fee, vee en wee, allemaal op dezelfde plaats in de mond, is kennelijk wat veel gevraagd.
j.e.a. van den boom. zegt
ik heb heel veel ‘dyslexten’ kunnen helpen door ze het verschil te laten voelen tussen stemloos en stemhebbend.
Weia Reinboud zegt
Interessant. Lastig bij dit alles is dat de spelling dichotoom is en de klankproductie niet. Bij het maken van de z moeten ‘ergens’ de stembanden gaan trillen. Als mensen het heel correct willen doen zetten ze de stembanden soms al aan voordat de medeklinker begint, je hoort een conducteur dan aankondigen dat we in uZwolle aankomen. Een Fries zal Swolle zeggen, maar veel mensen zitten er ergens tussenin. Een continuüm van Zzzwolle via Szzwolle en Sszwolle naar Ssswolle, als ik de duur van de ruis in drie delen aangeef. De z-zeggers vinden al gauw dat anderen s-zeggers zijn, ook als mensen wel degelijk de stembanden laten trillen, alleen doen ze dat niet meteen bij het begin van de medeklinker. Bij het spellen moet je kiezen. In een regio waar de stem halverwege de z ingezet wordt door iedereen, zou het zomaar kunnen dat de helft bij de spelling voor z koos en de helft voor s toen er nog geen vastgelegde spelling was. Zoiets? (Zie ook het proefschrift van Anne-France Pinget uit 2015: The actuation of sound change.)
Frans Daems zegt
De w wordt in Vlaanderen meestal bilabiaal, met beide lippen op elkaar dus, gevormd, zonder enige oe-klank daarbij. Dus helemaal anders dan de Surinaamse uitspraak, of zo je wil dan de Engelse of Franse uitspraak.