Waarom eene weduwe voor ene maagd werd ten huwelijk verkooren
Een anders minnevuur werd’ door een’ Maagd geblust,
Piepjonge wulpsheit kan myn’ ziele niet behaagen.
Een ongesnoeide boom zal wilde vruchten draagen.
’t Gekus is zorchelyk, daar Geilheit weder kust.
Een Maagd beneemt, een Weêuw bevestigt s’Minnaars rust;
Ervarenheit heeft haar op Venus Elpen waagen,
Hoe kort van disselboom, door spoeden of vertraagen,
Geleerd, op ’twellustspoor te rennen naar heur lust.
Een Maagd in ’t worstelperk der liefde moet bezwyken;
Zy kent de greepen niet, noch ’t buigen, krommen, ryken,
Maar spilt te vroeg haar vuur, en derft den tegenweer.
Een’ Weduwe, afgerecht, en in die konst ervaaren;
Weet op heur tyd, haar’ kracht te spillen of te spaaren,
En zygt niet, dan gelyk met haar party ter neêr.
Hermanus van den Berg (1682-1752)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Christian Klotz zegt
De man weet waar hij het over heeft.
En ook met de gepaste sierlijkheid
Wim van Bon zegt
‘Komst’ zal ‘konst’ moeten zijn.
Overigens, een fraaie vondst. Dank!