De herwaardering van het werk van Menno ter Braak
In 2019 verscheen een herdruk van de in 1937 door Menno ter Braak geschreven brochure Het nationaal-socialisme als rancuneleer. In de Boeken Top-10 van de NRC van vrijdag 14 januari van dit jaar klimt het werk van plaats 7 naar plaats 5. In hoeverre zijn de ideeën van Ter Braak in dit werk actueel te noemen?
Begin september 2020 overleed de Amerikaan David Graeber. Hij was één van de initiatiefnemers en boegbeelden van Occupy Wall Street, de beweging die staat voor het creëren van een maatschappij waarin principes van democratie, wederzijdse zorg, solidariteit en steun centraal staan, om zo een luid protest te laten horen tegen de neoliberale hegemonie. En de Nederlandse journalist Rutger Bregman, bekend van zijn boek De meeste mensen deugen, haalde de media met zijn uitroep ‘Taxes, taxes, the rest is bullshit’ om te wijzen op de steeds groter wordende kloof tussen rijk en arm.
In zijn boek Ruw ontwaken uit een neoliberale droom schrijft Gabriël van den Brink dat ‘de voornaamste prestatie van het neoliberale regime niet zozeer het voortbrengen van nieuwe rijkdommen is, maar de buitengewone scheve verdeling daarvan.’We zouden volgens Van den Brink moeten teruggaan naar de jaren twintig van de vorige eeuw om een soortgelijke scheve verdeling van de welvaart te vinden.’ De weerzin tegen neoliberale politiek en de zorgen, boosheid en verontwaardiging daarover zijn zo groot, dat er weinig voor nodig is om een ‘gevaarlijke vloedgolf’ te veroorzaken.
Onvrede en rancune als een breed fenomeen in de huidige samenleving. Rancune als bron voor sociale onrust. Rancune als voedingsbodem voor het ontstaan van rechtse en populistische politieke partijen.
Ik ga terug in de tijd.
In 1937 publiceert Menno ter Braak als onderdeel van een reeks brochures Waakzaamheid , uitgegeven door het Comité van waakzaamheid van anti-nationaalsocialistische intellectuelen) – 1936-1940, het artikel Het nationaal –socialisme als rancuneleer . Het raakt stevig aan de huidige bovengenoemde actualiteit en wordt steeds meer genoemd en geciteerd.
Zo publiceert het wetenschappelijke tijdschrift Theory, Culture and Society in 2019 de Engelse vertaling van het artikel.
En in 2019 verschijnt bij uitgeverij Van Oorschot de herdruk van het werk, met een voorwoord van Bas Heijne.
Deze spreekt over de ‘moed der wanhoop’ waarmee Ter Braak zijn artikel schrijft. ‘Hij had’, volgens Heijne, ‘zeker niet de illusie dat zijn pamflet het gevaar zou afwenden.’
Er was voor Ter Braak wellicht nog een reden voor het schrijven van het artikel. Hij was het moreel verplicht aan zichzelf – en zijn omgeving – in het licht van zijn ideaal van de honnête homme.
Anil Ramdas zei het nog scherper tijdens een interview dat verscheen in NRC Handelsblad van 29 juli 2011:
Ter Braaks essay Het nationaal-socialisme als rancuneleer is nog steeds actueel in onze tijd. Het komt en gaat in een golfbeweging: die hatende mensen, die door de geschiedenis groter en kleiner worden. (….) Het is een heilige taak van intellectuelen om ‘altijd, onvermoeibaar, op de waarheid te wijzen , fatsoen te bepleiten, beschaving te bevorderen. Want Menno ter Braak zei uitdrukkelijk dat de rancuneleer niets nieuws was. Het is geen uitzonderingstoestand. Het is een essentieel kenmerk van de westerse cultuur en moet dus altijd worden bestreden. Vooral als het aanzwelt en toeneemt. Anders heeft het geen zin jezelf een intellectueel te noemen.
Welke ideeën formuleerde Ter Braak in zijn brochure Het nationaal –socialisme als rancuneleer ? Een korte samenvatting:
‘Een troepje raté’s’
Ter Braak brengt een diplomaat ten tonele die op een vraag van Ter Braak of het nationaal-socialisme in Nederland een werkelijk gevaar is, antwoordt, dat het nationaal socialisme ‘een troepje raté’s’ is. Een troepje mislukkelingen, waarop tB zich direct afvraagt hoe groot dat troepje dan wel is. Is het wellicht ‘een legermacht’ of ‘de “opstand der horden”?
De mislukkeling die zijn mislukking niet kan slikken is volgens t B ‘een geestesgesteldheid die ook buiten de eigenlijke mislukkelingen overal is verbreid en kan dus zomaar niet nonchalant worden afgedaan.’
Het is een ‘fatale nonchalance der z.g. intellectuelen’, die zichzelf niet tot die horde vinden behoren en zichzelf wijsmaken dat deze crisisverschijnselen, zoals de rancune en het ressentiment bij een hogere economische conjunctuur wel weer zullen verdwijnen.
De rancune is niet alleen een crisisverschijnsel, maar deze behoort tot de meest essentiële verschijnselen van onze cultuur. Naarmate de afstand tussen het ‘recht op alles’ en ‘het bezit van weinig’ groter wordt, ontstaat er bij de laatste groep een gevoel van onrecht en kan deze het meerdere bezit van de ander niet verdragen. ‘Hij wrokt en de ontlading van zijn wraakzucht brengt hem meestal geen verlichting.’
Onze cultuur met de democratie als staatsvorm vertoont de tendens om aan alle mensen gelijke rechten te verlenen, de gelijkheid als ideaal. Dat is niet mogelijk, gegeven ‘ de biologische en sociologische onbestaanbaarheid van gelijke mensen’. ‘Wie niet gelijk is aan de ander, en toch gelijk aan de ander wenst te zijn. Dit gegeven ‘promoveert de rancune tot een macht van de eerste rang in de samenleving’. Het streven naar gelijkheid wordt theoretisch rechtvaardig geacht, maar in de praktijk is deze niet te verwezenlijken. In een democratische samenleving loopt het streven naar gelijkheid parallel aan het ontstaan van rancune.
In de volksgemeenschap waarin altijd veel ongelijkheid der mensen zal zijn, wordt het bestaan daarvan verbloemd door het ideaal dat we allen kameraden van elkaar zijn. ‘De leider is een kameraad.’ Een andere term voor ‘liberté, égalité, fraternité. Het nationaal-socialisme zou de ware democratie zijn! Volgens Ter Braak de ultieme antithese.
In een democratie vindt men gedachtenwisseling, waarheid en tegenonderzoek , maar het nationaal-socialisme duldt deze aspecten niet, omdat het wereldschema van dat de mens ressentiment nodig heeft om zich te handhaven, in gevaar zou worden gebracht.
De halfbeschaafde aanhanger van het nationaal-socialisme zal de ‘leugen’ van deze ideologie niet kunnen ontmaskeren, het is de maat van alle dingen geworden en omdat de basis van dit denken het ressentiment is, kan de strijd tegen het nationaal-socialisme slechts dan een succes zijn, indien men inziet dat het ressentiment de basis is en men zou dus in de eerste plaats bijvoorbeeld niet meer geringschattend moeten spreken van een ‘troepje raté’s’,
“want de omvang van de reservoirs der latente rancune kan men nooit overschatten.”
Ook bij uitgesproken tegenstanders van het nationaal-socialisme ligt de pure rancune altijd op de loer. Daarom dient men altijd paraat te zijn om vervalsingen te ontmaskeren en ‘bulderende phrasen in gewone woorden te herhalen’.
“En daarvoor is nodig, dat de macht van het ressentiment over onze gehele cultuur wordt erkend.”
Tot zover Het nationaal-socialisme als rancuneleer.
Geen ‘akkoordjes’ en ‘kompromissen’
Ter Braak is wel eens verweten dat zijn werken een mephistophelisch karakter hebben. Hij zou alles ‘kapot’ schrijven, maar zegt dit niet meer over de lieden die deze uitspraken deden, dan over Ter Braak? Hij zag immers eerder dan vele anderen de gevaren van het fascisme. Volgens Gomperts richtte hij zijn aanvallen meer op de mede-intellectuelen en -democraten dan op de nationaal-socialisten.
‘Menno ter Braak wàs een negativist, schrijft Gomperts, in zoverre als hij zich negatief verhield tot de waarden die hij verwierp. Het misverstand doet zich hier gelden, indien men denkt dat zijn negativiteit voortvloeide uit lust in vernielen en afbreken. Maar zo was het niet. Zijn negativiteit kwam slechts in beweging, als de positiviteit hem aan alle kanten was versperd en afgesneden, als hij, letterlijk, niet anders kòn.’
En hij kon niet iets op een akkoordje gooien, geen kompromisen sluiten en moest dus met ‘volle kracht van zijn persoonlijkheid voor zijn waarheden instaan’.
De stroom artikelen en boeken over de misstanden met betrekking tot de ongelijkheid tussen de burgers in onze samenleving houdt aan. Zo schrijft de econoom Thomas Piketty in zijn nieuwe boek Kapitaal en ideologie dat de bezitsverhoudingen zonder corrigerend ingrijpen van de overheden niet zullen veranderen. In zijn voorgestelde plan voor een democratisch socialisme spelen belastingen een sleutelrol. Rutger Bregman zal dit met vreugde en instemming hebben gelezen.
De sluitsteen op zijn graf
Dit alles overziend kunnen wij ons de vraag stellen hoe actueel Ter Braaks gedachtegoed is? Léon Hanssen schrijft in 2001 in het laatste hoofdstuk van de voortreffelijke tweedelige biografie over Ter Braak het volgende:
Net als tijdens zijn leven bleef Ter Braak na zijn vroegtijdige dood een uiterst geduchte naam, maar een ongelezen auteur; een erflater met een versteende erfenis, het ergste wat hij zich gewenst kan hebben. De zeven delen Verzameld werk moesten een monument worden, maar werden de sluitsteen op zijn graf.
Zou daar na twintig jaar een kentering in komen, gezien de hernieuwde uitgave van Het nationaal-socialisme als rancuneleer? Roept Ter Braak in zijn artikel ons niet op tot een morele revolutie die toepasselijker is dan ooit? Roept hij ons niet op kritischer te gaan staan tegenover het neoliberalisme? Zoals Ramdas ons op het hart drukt als intellectueel altijd waakzaam te blijven, altijd de consensus onder de massa te onderkennen.
Bovenal valt uit het werk van Ter Braak te leren dat we ons meer en blijvend rekenschap moeten geven van de alom aanwezige rancune in onze samenleving met alle daaruit mogelijk voortkomende consequenties.
Radboud van Steenhardt Carré (1953) is neerlandicus en was 40 jaar werkzaam als docent Nederlands in het voortgezet onderwijs. Hij publiceerde o.a. over Groot Nederland, Du Perron, Ter Braak en het tijdschrift Forum in Literatuur en Cahiers voor een lezer, een uitgave van het E. du Perron Genootschap.
M.C. van der Wal zegt
Eerst moet ik kwijt hoe het mogelijk is dat jij de verderfelijke
biografie van de door mij verachte Hansen zo kunt prijzen!!!
De grote vriendschap TerBraak / Du Perron komt nauwelijks aan bod!!!
Het commentaar luidde dan ook in verscheidene media ‘ het is duidelijk, Hansen houdt niet van Du Perron”
jandeputter zegt
De aandacht voor Ter Braaks essay ‘Het nationaal-socialisme als rancuneleer’ is merkwaardig. Het bevestigt het beeld dat Ter Braak een profeet was, die waarschuwde voor de ‘Wutbürger’. Intellectueel heeft zijn pamflet weinig om het lijf. In zijn veelgeroemde biografie geeft Léon Hanssen twee principiële punten van kritiek. Hanssen onderschrijft de contemporaine kritiek dat Ter Braak blind was voor de economische factoren die bijdroegen aan de opkomst van het fascisme. Zijn tweede principiële kritiek is, is dat hij het fascisme ziet als een uitvloeisel van de democratie. (Sterven als polemist, p. 331-332). Daar mag ook de kritiek van W.F. Hermans aan toegevoegd worden. Na kennis genomen van wat Ter Braak schreef over het fascisme oordeelde hij keihard: ‘Zelf heeft hij niets onderzocht niets waargenomen’. De vooraanstaande kenner van politieke theorieën E.H. Kossmann, en bewonderaar van Ter Braak, vond het essay ook geen hoogtepunt in het oeuvre van Ter Braak. Merijn Oudenampsen legde onlangs in NRC (28 januari) uit dat je de democratie niet verdedigd met een beroep op Ter Braak. Het nationaalsocialisme was geen uitvloeisel van een democratisch egalitarisme.
Wat in de goed onderbouwde reactie van Merijn Oudenampsen nog onvoldoende aan de orde is gekomen is hoe Ter Braaks essay verbonden is met Ter Braaks filosofie en de historische achtergrond. De historische achtergrond van Ter Braaks pamflet is dat het algemeen stemrecht in Nederland een relatief nieuw verschijnsel. Toen Ter Braak zijn essay schreef was het nog geen twintig jaar oud en zeker niet onomstreden in conservatieve kring. Ter Braaks familielid Huizinga bijvoorbeeld was er geen voorstander van. Ter Braak zag het nieuwe democratische stelsel als een uitvloeisel van de Franse Revolutie, die égalité, liberté et fraternité beloofde en een einde maakte aan de standensamenleving met zijn hiërarchie op basis van afkomst. De strijd voor algemeen kiesrecht zag Ter Braak als een sociaaldemocratische agendapunt om ook een einde te maken aan de klassensamenleving door spreiding van kennis, macht en inkomen. Of om het ouderwetse woord te gebruiken, democratie betekende volgens Ter Braak volksverheffing. Daar was Ter Braak geen voorstander van, getuige het afgeven op ratés en half-intellectuelen. Door democratie gelijk te stellen met het idee van sociaaldemocratisch egalitarisme doet Ter Braak de democratie te kort. Democratie is een systeem waar in iedere volwassene bij verkiezingen invloed mag uitoefenen op het beleid. Democratie is een te gecompliceerd verschijnsel om het te reduceren tot één ideologisch idee. Ter Braak schreef in zijn essay dat hij democratie niet wilde reduceren tot parlementarisme, maar hij pleitte voor een dialectische relatie tussen de traditie en ‘Hollands fatsoen’ enerzijds en de parlementaire democratie. Alsof dat niet allang bestond!
Ter Braaks ideeën zijn ook ingebed in een filosofie die hij uitgewerkt had in zijn essay ‘Politicus zonder partij’, dat verscheen op het moment dat Hitler aan de macht kwam . In dat boek geeft hij af op de holle ideologische frasen van de zelfgenoegzame verzuilde elite. Doordat bij hun lichaam en geest niet samenwerken kan een intelligent iemand ze ontmaskeren als waanwijs, zelfingenomen en allesbehalve wat zij pretenderen te zijn. Ter Braak propageerde een houding van ironische distantie tegenover de blatende politici. In de jaren daarna schoof zijn positie op. Ter Braak behoorde in de jaren twintig tot een milieu dat welwillend stond tegenover een meer autoritaire vorm van politiek, zoals Ewoud Kieft in zijn briljante boek ‘Het plagiaat’ heeft laten zien. Het fascisme stootte Ter Braak echter door de nadruk op het fysieke af. Die afkeer is begrijpelijk, maar niet juist. Ook in het fascisme werken lichaam en geest samen, er was geen sprake van primitief, ongecontroleerd geweld, maar van ritueel, gestileerd geweld. Wat het verschijnsel nog gevaarlijker maakte. Merijn Oudenampsen heeft er terecht op gewezen dat het reduceren van onvrede tot ressentiment neerkomt op het negeren van grote groepen in de samenleving.Dat was in de jaren dertig zo en dat is nu ook het geval.
Kortom, wie Ter Braak essay wil begrijpen,moet zich wel op de hoogte stellen van de historische context en Ter Braaks filosofie. Het gevaar is anders groot dat Ter Braak voor het eigen karretje gespannen wordt.
jandeputter zegt
Deze reactie getuigt van weinig respect voor het werk van Léon Hanssen en is ongepast en niet ter zake.
jandeputter zegt
Mijn reactie is op de verkeerde plaats terechtgekomen. Ik bedoel: De reactie van M.A. van der Wal getuigt van weinig respect voor het werk van Léon Hanssen, is ongepast door het gebruik van het woord ‘veracht’. Bovendien is hij niet ter zake, want de bijdrage gaat niet over Du Perron.