Verkorte voorpublicatie uit Siebe Bluijs & Bram Ieven (red.), Vluchtlijnen van de poëzie. Over het werk van Jeroen Mettes. Het boek wordt op 10 maart 2022 om 17u gepresenteerd via een livestream vanuit het PoëzieCentrum in Gent. Voor meer informatie over het programma van de online boekpresentatie en voor aanmelding kunt u hier terecht.
Op 21 september 2006 overleed de dichter en criticus Jeroen Mettes (1978-2006). Het laatste bericht op zijn weblog Poëzienotities dateert van diezelfde dag. Hij liet slechts een lege post achter. Ruim een jaar lang schreef Mettes aan het weblog. Naast losse overpeinzingen over poëzie en literaire theorie en politiek bestond het uit een zogenaamd ‘dichtersalfabet’. Dat project had bewust een arbitrair karakter: het bestond uit besprekingen van poëziebundels die Mettes op alfabetische volgorde kocht in boekhandel Verwijs in Den Haag en die hij naar eigen zeggen vervolgens las ‘in het restaurant van de Hema onder het genot van een grote beker Coca-Cola Light’.
Zijn blog stelde Mettes in staat om een poëziekritiek te ontwikkelen die in de geïnstitutionaliseerde literaire kritiek nagenoeg onmogelijk was. Mettes ontsloeg zichzelf van de verplichting om een gedegen, met formele analyse onderbouwde literaire kritiek te schrijven. In plaats daarvan gebruikte hij de aan de blogpost inherente subjectiviteit om een meer systematische kritiek te ontwikkelen op de Nederlandse poëzie en poëziekritiek. ‘Soms’, schreef Mettes bijvoorbeeld, ‘vind ik het jammer dat “noodzakelijkheid” zo’n subjectieve, romantische term is. Of dat “who the hell cares?” niet geldt als opbouwende kritiek’. De reden waarom zo weinig (hedendaagse) poëzie ons nog weet te boeien, zo vervolgde hij, heeft alles te maken met het feit dat er in de meeste dichtbundels niets wezenlijks op het spel staat. Niets, althans, dat ons lichamelijk en politiek werkelijk weet te raken.
Referentiepunt
Wat niet of nauwelijks bekend was bij het kleine publiek dat het weblog van Mettes getrouw volgde, was dat Mettes al enkele jaren werkte aan een omvangrijk prozagedicht. Daarmee probeerde hij in de praktijk te brengen waaraan het volgens hem in de Nederlandstalige poëzie ontbrak. Zijn experimentele gedicht moest volgens Mettes iets doen dat voorbijgaat aan het ‘who the hell cares’-gevoel waarin ieder verlangen en geloof in verandering uitdooft. Twintig dagen voor zijn dood stuurde Mettes het typoscript van het uit meer dan 60.000 woorden bestaande niet-narratieve gedicht, dat hij ‘N30’ had genoemd, naar blogger, dichter en componist Samuel Vriezen. ‘Dit werk’, schreef Mettes, ‘is begonnen in de schaduw van de protesten tegen de wereldhandelsorganisatie eind november 1999’. In ‘N30’ probeerde Mettes een ‘direct engagement met de buitentekstuele werkelijkheid’ tot stand te brengen door het talige lawaai van die werkelijkheid tot onderdeel te maken van zijn poëzie.
Op 7 juni 2011 werd het Nagelaten werk gepresenteerd in de HEMA van Den Haag – diezelfde HEMA waar Mettes vaak zat om een poëziebundel door te nemen voor zijn dichtersalfabet. Het Nagelaten werk bevat twee banden: Weerstandsbeleid, waarin Mettes’ essays en blogposts zijn verzameld, plus de bij ‘N30’ horende poëtica (‘Politieke poëzie: enkele aantekeningen’) en N30+, dat bestaat uit het omvangrijke prozagedicht ‘N30’en enkele bij leven gepubliceerde gedichten. Na het verschijnen van ‘N30’ in boekvorm werd het een belangrijk referentiepunt voor een nieuwe generatie Nederlandstalige dichters die een poëzie begonnen te schrijven die politiek, experimenteel én persoonlijk was. Tot deze groep behoren onder meer Frank Keizer, Arno van Vlierberghe, Dominique De Groen, Hannah van Binsbergen, Obe Alkema, Nguyễn Nam Chi, Çağlar Köseoğlu en Maarten van der Graaff. Ook dichters van een oudere generatie, zoals Astrid Lampe en Tonnus Oosterhoff, verhielden zich expliciet tot Mettes’ poëtische project.
Kwijtgeraakt
Ondanks de duidelijke relevantie van zijn dichterlijke en kritische werk voor het begrijpen van de hedendaagse Nederlandstalige poëzie, is er opvallend weinig academisch onderzoek naar zijn werk verricht. Vluchtlijnen van de poëzie. Over het werk van Jeroen Mettes wil daar verandering in brengen. In deze bundel hebben we een aantal experts gevraagd om het oeuvre van Mettes te lezen in het licht van zijn voorgangers, in het licht van een bepaalde thematiek of in het licht van Nederlandstalige dichters die na Mettes actief werden. We schrijven bewust ‘in het licht van’, want de bedoeling was uitdrukkelijk niet om de invloed van een oudere generatie op het werk van Mettes nauwkeurig te traceren of om de invloed van Mettes op een jongere generatie onomstotelijk aan te tonen. Door de experimentele dichterlijke technieken en politieke betrokkenheid die we in het werk van Mettes terugvinden als uitgangspunt te nemen voor een creatieve herlezing van enkele (tot nu toe onderbelicht gebleven) tendensen in de poëzie van de twintigste eeuw tot vandaag, willen we niet alleen de (academische) interpretatie van Mettes’ werk opengooien, maar ook dat van de dichters met wie zijn werk in aanraking wordt gebracht.
In Vluchtlijnen van de poëzie hebben we drie aspecten in het werk van Mettes aangeduid die steeds weer terugkeren in zijn oeuvre en die zich wat ons betreft goed lenen voor een vergelijkende lezing met andere dichterlijke oeuvres. De hoofdstukken in de eerste afdeling van het boek, poëzie als gemeenschap, onderzoeken de manier waarop Mettes met zijn experimentele poëzie aansluiting probeerde te vinden bij een nog te construeren gemeenschap. Als opschrift voor Mettes’ blog diende een citaat van Octavio Paz: ‘De taal van de dichter is de taal van de gemeenschap, welke die ook moge zijn’. Volgens Mettes is de poëzie haar oorspronkelijke publiek, haar eigenlijke gemeenschap, kwijtgeraakt en dus moet de dichter haar ‘op een of andere manier zelf ter wereld brengen’. De zoektocht naar een poëtische gemeenschap vinden we veelvuldig terug in het hedendaagse poëziediscours, maar brengt Mettes eveneens in verband met dichters uit het verleden.
Alternatieve lezing
De tweede afdeling, poëzie als verzet tegen het verhaal, vertrekt vanuit Mettes’ kritiek op verhalen en representaties. ‘Narrativiteit organiseert een nieuw vertoog en een nieuwe wereld en legt een soms al te verstrooiende relatie van transparantie tussen beide’, zo schreef hij. In ‘N30’ maakt de auteur gebruik van experimentele poëtische ingrepen met als doel om ieder verhalend effect te ondermijnen. Daartoe dient vooral de stijlfiguur van de non sequitur: de zinnen moeten met elkaar in botsing worden gebracht zodat narrativiteit telkens weer de kop wordt ingedrukt. In het tweede deel van ons boek is Mettes’ verzet tegen narrativiteit een manier om de poëzie van de twintigste eeuw in een ander licht te bezien. De poging om het verhalende te ondergraven kent immers een literaire traditie die minstens teruggaat tot de jaren zestig van de vorige eeuw.
De derde vluchtlijn die in dit boek centraal staat is de onmiddellijke lichamelijke ervaring van waaruit de poëzie van Mettes vertrekt (poëzie als belichaming). ‘Ik kijk naar mezelf in winkelruiten omdat ik niet begrijp hoe mijn lichaam aansluit op de straat’, schrijft hij in ‘N30’. De poging om die aansluiting wel te begrijpen, is een centraal thema in het werk van Mettes en in het bijzonder in ‘N30’. Het lichaam, in al zijn affectieve geladenheid en zijn politieke maakbaarheid, is eveneens een wezenlijk onderdeel van de politieke poëzie van vandaag. Door middel van een nauwkeurige analyse van de rol van het lichaam (en lichamelijkheid) in de poëzie van Mettes wordt het mogelijk om zijn werk te plaatsen in een lange, emancipatorische traditie.
Dichters die op deze manier aan bod komen en onderdeel worden van een fragmentarische maar niettemin alternatieve lezing van de poëziegeschiedenis zijn onder meer: de Duitse romantici, Gertrude Stein, Ron Silliman, Herman Gorter, Sybren Polet, J.F. Vogelaar, Frank Keizer, Dominique De Groen, Maarten van der Graaff en Hannah van Binsbergen. Het beoogde publiek van dit boek beperkt zich zodoende niet enkel tot Neerlandici en hedendaagse poëzielezers. Het richt zich ook op letterkundigen, studenten en iedereen met interesse in de relatie tussen (experimentele) poëzie en politiek in de Lage Landen in vergelijkend, internationaal én historisch perspectief.
Siebe Bluijs & Bram Ieven (red.), Vluchtlijnen van de poëzie. Over het werk van Jeroen Mettes. Gent, Academia Press. 240 pagina’s. ISBN: 9789401484671. Bestelinformatie bij de uitgever.
Met bijdragen van: Tommy van Avermaete, Sander Bax, Sophie van den Bergh, Siebe Bluijs, Hans Demeyer, Jeroen Dera, Ewoud Goethals, Fyke Goorden, Andries Hiskes, Bram Ieven, Frans-Willem Korsten, Sarah Posman, Aafje de Roest, Aukje van Rooden, Kim Schoof, Johan Sonnenschein, Lieselot De Taeye en Lodewijk Verduin.
Laat een reactie achter