Nene leert Nederlands
Wat echt anders is dan vroeger: de vanzelfsprekendheid waarmee kinderen op de basisschool in aanraking komen met typen. Ik denk niet dat ik voor mijn vijftiende ooit iets getypt heb, maar Nene zit nu in groep 4 en sinds een paar dagen stuurt ze me als ze de kans krijgt een e-mail. Met de hand schrijven is natuurlijk beter en gezonder, maar het is ook nuttig om te typen. Al is het maar het verzoek aan je vader om samen iets te maken (slijm bijvoorbeeld, of anders een poppetje, in beide hebben wij enorme handigheid verworven, al zeg ik het zelf.)
Lesmethoden zijn er ook al een beetje op ingericht. Het raadsel dat je de ij (een ‘ijsjes-ij’, ter onderscheiding van de ‘kippen-ei’) met de hand als één letter schrijft, maar dat je een i en een j typt, kom in groep 4 dan ook al aan de orde.
En met dat alles kun je je dan ook richten tot je vader richten die een college zit voor te bereiden, en wel via het medium waarop dat voorbereiden gebeurt: het computerscherm.
De vorm sunne voor zullen – ik heb moeite om hem ergens opgetekend te zien, maar het lijkt me een spreektaalvorm die inderdaad veel voorkomt. Het was me mede daarom nauwelijks opgevallen in haar spraak, maar ze stelt hem hier dus trouw zwart op wit. Er is van alles voor te zeggen: de n lijkt, zeker tussen twee klinkers, sterk op de l, en hoewel ik in de Elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten dus geen voorbeelden vind van dialecten waarvoor zunnen of sunnen wordt geclaimd voor het hulpwerkwoord, zijn er wel dialecten waar, omgekeerd, zulle wordt gebruikt in plaats van zijn of zijne/zunne. Zoals ook het Vlaamse tussenwerpsel zowel in de vorm zulle als zunne voorkomt.
Het bekendste voorbeeld is misschien wel dat hunnie en hullie allebei bestaan voor de derde persoon meervoud: hunnie boek, hullie boek.
Ze is dus niet de enige. Er zijn vast heel veel mensen die sunne we denken, zelfs als ze geleerd hebben dat ze zullen we moeten zeggen of schrijven.
Maar nu eerst wat anders:
johandeschryver zegt
In Vlaanderen is deze alternantie heel bekend en levendig, althans voor het tussenwerpsel dat ‘hoor’ betekent. Het WNT en Van Dale vermelden het tussenwerpsel ‘zulle’, afkomstig van zullen (sult ghi /suldi), maar de variant ‘zunne’ is nog heel courant. Het Vlaams Woordenboek vermeldt ook:
“Antwerpen: zenne, zene, ze
Antwerpse Kempen: zalla, zalle, za, zenne, zeulle, zulle, zolle
Hageland zonne of zolle”
Marc van Oostendorp zegt
Zeker! (Dat staat ook al in het stukje.)
DirkJan Vos zegt
Vooral vaders opgelet: Vandaag is t Internationale Moedertaaldag, de dag waarop de UNESCO jaarlijks aandacht vraagt voor wereldwijde talige (en culturele) diversiteit.
(Toen mn dochter rond 2005 nog klein was, zeiden zij en haar leeftijdsgenootjes hier in Amsterdam-Oost geen ‘sunne’, maar wel t even opmerkelijke ‘jounes’ voor ‘jouw’ en ‘van jouw’.)
En vandaag in 1953 werd op 21 februari de structuur van dna ontdekt.
Erik zegt
Opgegroeid in de jaren 70 iets ten noorden van Assen. Daar was ‘jou’ ‘joe’ en ‘jouw’ ‘joen’. Als we de standaardtaal spraken werd ‘jouw’ bij veel kinderen al snel ‘jouwn’.
Ingrid Biesheuvel zegt
Leuk, dat “jounes”. Mijn jongste kleinzoon, inmiddels tien, geboren en opgegroeid in Den Hoorn (bij Delft), maar de eerste jaren van zijn leven wel tweetalig (Noors en Nederlands) opgevoed, had (nu niet meer) het ook altijd over “de joune”. Met name als we het spelletje “Wie is het?” deden. Met zo’n bord met allemaal getekende hoofden (vnl. mannen maar ook een stuk of vijf vrouwen) dat de met twee personen speelde: je moest dan van elkaar zo snel mogelijk raden welk plaatje de ander voor zich had, door vragen te stellen als: “heeft de joune een bril / zwart haar / een snor?”. Etc.
achemme zegt
In het West-Vlaams: de joene…
lucwilde zegt
Over Vlaanderen gesproken: In het dialect waarmee ik ben opgegroeid (het overgangsdialect van Wichelen) was (en is? – ik ben een veertigtal jaren geleden naar Nederland geëmigreerd) het zeer gebruikelijk om voor de eerste persoon meervoud van “zullen” en “zouden” sterk de medeklinkers “mm” te gebruiken: “zummen we”, ook “me zummen we” (frequente herhaling van het persoonlijk voornaamwoord is ook een kenmerk van dat dialect); “we zommen” (= we zouden), “zommen wij nie…” (“zodde gij – ge zodt ” in de tweede persoon). Maar naast “we zummen” bestaan net zo goed daar de dubbelvormen “we zullen” en “we zillen”
Nol van der Loop zegt
Compliment voor het poppetje!
Weia Reinboud zegt
‘Zunne(n)’ ken ik niet. ‘Hunnie boek’ vind ik vreemd, want voor mij zijn ‘hunnie’ en ‘hullie’ persoonsvorm, niet bezittelijk. Bezittelijk is gewoon ‘hun boek’ of ‘hunnie ze boek’. Dat laatste analoog aan enkelvoud ‘hem ze boek’. ‘Hullie boek’ kan misschien toch weer wel. Dialecten, of in dit geval Hilversums plat, bulken van de onsystematische systemen.
Jean Peters zegt
Ik weet niet of dit in uw rubriek past. Mijn kleindochter (17) appte onlangs: “We gaan met ze alle naar het museum”.