De luipaard in Van den vos Reynaerde deel I
Over de luipaard in Van den vos Reynaerde verschillen de meningen nogal, maar de meeste onderzoekers zien hem als boosaardig. In een kleine serie wil ik uitleggen hoe Firapeel aan zijn slechte naam komt en hem rehabiliteren.
Van den vos Reynaerde eindigt met het optreden van de luipaard Firapeel. Toen het bedrog van Reynaert de vos uitkwam, brulde koning Nobel zo hard dat alle dieren bevreesd waren voor de woede van de leeuw. Alleen de luipaard durfde iets te zeggen. Hij stelde voor dat de koning zich verzoende met de baronnen Bruun en Isegrim, die door Reynaert valselijk waren beschuldigd en op zijn instigatie heeft de koning ze ook nog eens laten villen om Reynaert te voorzien van schoenen en een pelgrimstas. Zij mogen wraak nemen op Reynaert waar en wanneer ze maar willen en bovendien ontvangen zij als ‘beteringe’ voor hun verwondingen het privilege om jacht te maken op Belijn en zijn familie. “De slechte toehoorder/lezer besluit hier uit dat de vrede hersteld is”, schrijft Van Daele. De echte, pessimistische boodschap van het verhaal is dat recht in dienst staat van de macht. Het recht van de sterkste, van de jungle heerst in het rijk van koning Nobel. (Van Daele, ‘Het laatste woord is aan Willem’, in: Tegendraads genot, p. 75).
In de ogen van Van Daele moet ik wel een slechte lezer zijn, want ik heb in een reeks artikelen betoogd dat er wel degelijk sprake van een herstel van de vrede, ‘pays’ aan het hof door toedoen van Firapeel. In Reynaerts historie gaat het verhaal immers verder met een verlenging van de hofdag. Frits van Oostrom en Jef Janssens onderschrijven dit argument, al volgen ze mij zeker niet in alle opzichten. Opmerkelijk genoeg verschillen deze twee specialisten van mening over het karakter van Firapeel. Volgens Van Oostrom toont het optreden van Firapeel machiavellistische trekjes (p. 477), terwijl volgens Janssens er juist onvoldoende bewijs is dat Firapeel een ‘fel en onhoofs dier’ is, zoals Van Daele schrijft. (p. 84)
Nu komt het niet uit de lucht vallen wat Van Daele schreef. Zijn voorganger Lulofs schreef al dat de luipaard een bastaard is en dat door toedoen van Firapeel recht moest wijken voor macht. (p. 290) Van Daele onderbouwt die opvatting verder door te verwijzen naar Der naturen bloeme van Jacob van Maerlant. Hier wordt het problematisch: de bastaard van de leeuw en de pard komt namelijk twee keer voor in dit dierenboek. Onder het lemma leeuw wordt de bastaard van de leeuwin en pard beschreven als een van de drie soorten leeuwen die er zijn, dit dier wordt geen ‘luipaard’ genoemd, en de tweede maal als zelfstandige ingang met het lemma ‘luipaard’. Van Daele citeert in zijn werk in voetnoot 945 alle relevante passages en constateert dat er de nodige verwarring is tussen de leeuw, de luipaard en de panter. De pardus ziet Van Daele blijkbaar als een pantersoort. (p. 530)
In middeleeuwse teksten is er nogal wat verwarring over het onderscheid tussen de verschillende katachtigen. Het is niet altijd duidelijk of met een lubaert nu een leeuw of een luipaard aangeduid wordt. Dat geld zeker voor de heraldiek, waar zowel de leeuw als de luipaard symbool stonden voor moed. De Zeeuwse edelman Jan van Renesse voerde een ‘lupert’, een klimmende leeuw, en de gaande leeuwen op het wapenschild van de Engelse koning worden ook wel aangeduid als ‘leopards’. Dat leidde overigens tot spot door de Fransen die het zagen als een bewijs dat de Engelse koningen bastaarden waren. (137)
Deze verwarring over het onderscheid tussen luipaarden en leeuwen zou bij Van Daele tot behoedzaamheid moeten leiden, maar die is niet te bespeuren bij zijn interpretatie van het bronnenmateriaal. Het lemma over de luipaard betrekt hij niet bij zijn analyse. Zijn negatieve beeld van Firapeel is louter gebaseerd op wat er in het lemma over de leeuw staat over de bastaardvrucht van de leeuwin en de pardus, een van de drie ondersoorten leeuwen die er volgens Maerlant zijn. Deze bastaardleeuw is volgens het ene handschrift ‘wreet no fier’, volgens andere ‘edel noch fier’, kortom dit dier was ‘an inglorious bastard’. (p.100 en p. 105) ‘Fiere’ kan volgens het MNW zowel ‘wild’, ‘trots’ als ‘moedig’ betekenen. Firapeel toonde echter wel moed. Toen de andere dieren bevreesd waren voor de woede van de vorst, greep hij in. Het moedige gedrag van Firapeel sluit aan bij het beeld van de luipaard in de Roman de Renart en staat dan ook haaks op het door Van Daele veronderstelde onhoofse en onedele karakter van deze bastaardleeuw.( p. 89)
De luipaard daarentegen beschrijft Maerlant als het tegendeel van de gedegenereerde leeuw. Dit dier is allesbehalve ‘tam’, maar ‘fel’ en zelfs bloeddorstig (2287-2302). Deze bastaard is niet de vrucht van de leeuwin en de mannetjespard, maar de vrucht van de leeuw en de pardus, waarmee hij dus de vrouwtjespard bedoeld moet hebben. De luipaard heeft veel eigenschappen gemeen met de leeuw, die zoals alle carnivoren ook ‘fel’ genoemd wordt (voorbeeld MNW s.v. fel, 1b). Ongetwijfeld wist Maerlant dat het uitmaakte welk dier de verwekker was van een hybride soort, het onderscheid tussen een muilezel en een muildier is niet zonder belang. Blijkbaar schatte hij bastaarden hoger in naarmate de vader bekend stond als nobeler én feller. Dat laatste woord bekent volgens mij trouwens niet per se ‘boosaardig’, maar eerder ‘agressief’ met de bijbetekenis ‘wraakzuchtig’. Dat laatste was in de Middeleeuwen een even kenmerkende eigenschap van edellieden die het zwaard droegen als van roofdieren die tanden en klauwen hadden.
Firapeel was dus of een bastaard van de koning zelf of een halfbroer die Nobels vader verwekt had bij een vrouwtjespard. Juist die nauwe verwantschap met de vorst maakte het voor Firapeel mogelijk in te grijpen toen de vorst zijn vreselijke kreet slaakte. Hij mocht het doen, want hij was verwant.
Bastaarden lieten zich voorstaan op hun afkomst, adeldom werd langs mannelijke lijn overgedragen. Ze droegen niet zelden het wapenschild van hun vader voorzien van een schuinstreep. Bastaarden vervulden van de elfde tot de zestiende eeuw vaak belangrijke rollen in de samenleving, denk aan Willem de Veroveraar en Margaretha van Parma of aan Gerard van den Elzas, een buitenechtelijke zoon van de Vlaamse graaf Diederik van den Elzas, die proost van Sint-Donaas in Brugge werd en in die hoedanigheid ook het machtige ambt van kanselier van Vlaanderen bekleedde. Indertijd heb ik in mijn artikel Vrede en pays de belangrijke rol die ze in de samenleving speelden, alleen al als voldoende bewijs beschouwd om de interpretatie van Van Daele dat de bastaard Firapeel een moreel en verdorven dier zou moeten zijn af te wijzen. Ik nam wel zijn conclusie over dat in Der naturen bloeme de luipaard beschreven werd als verdorven. Er moesten verschillende beelden van de luipaard in omloop geweest zijn: voor intellectuelen was de luipaard wellicht een verdorven dier, voor anderen niet, dacht ik.
Jef Janssens is door deze historische argumenten overtuigd, maar een voor mij anonieme studente Nederlands kent in een werkstuk uiteindelijk meer bewijskracht toe aan het negatieve beeld van de luipaard dat naar voren zou komen uit Maerlants Der naturen bloeme. Dat was wel een les voor mij. Een opvatting toetsen aan een historische context alleen is niet voldoende om het negatieve beeld van de bastaard af te wijzen. Ik had de argumenten ontleend aan Maerlant serieuzer moeten nemen, juist omdat dit type intertekstuele argumenten zo’n belangrijke rol speelt binnen de neerlandistiek. Op grond van de sociale status van bastaarden was er voldoende aanleiding om niet te vertrouwen dat de interpretatie van Lulofs en Van Daele juist was en zelf de bronnen te raadplegen. Ik was er ten onrechte vanuit gegaan dat zij het bij het rechte eind hadden toen zij de luipaard nobel noch fier noemden.
Getuige de voetnoten heeft Van Daele in tegenstelling tot ik in mijn artikel deed alle bronnen wel grondig bestudeerd. Hij is op de hoogte van de rol van de luipaard in de Roman de Renart blijkens noot 944. In voetnoot 945 merkt hij op dat er veel verwarring is in de bronnen over het onderscheid tussen luipaard, leeuw en panter. Het probleem zag hij dus. Toch kiest hij er voor om alleen de karakterbeschrijving van de gedegenereerde leeuw van toepassing te verklaren op de luipaard Firapeel. Filologisch is deze keuze hoogst aanvechtbaar. Van Daele werd gestuurd door zijn interpretatiekader, waardoor hij er al bij voorbaat van uitgaat dat de boosaardige Firapeel de leiding aan het hof overnam.
In een volgende blog wil ik duidelijk maken dat dit denkkader teruggaat op het werk van een Duitse geleerde uit de negentiende eeuw, die een andere tekst dan de Vlaamse Van den vos Reynaerde bestudeerde. Daar gaat ook Van Oostroms idee dat Firapeel machiavellistische trekjes vertoont uiteindelijk op terug.
Peter Everaers zegt
Interessant!