Waarom noemt Jannetje Koelewijn zich nooit een neerlandica? Het is het eerste dat Margaretha H. Schenkeveld aan haar vraagt als Koelewijn voor het eerst in jaren haar vroegere hoogleraar komt begroeten. Koelewijn reageert bedremmeld:
‘… bij welke gelegenheid zou dat ertoe doen?’
‘Het had op het omslag van je boek kunnen staan. Nu staat er dat je journalist bij NRC bent. Waarom geen neerlandica? Ben je er niet trots op?’
Ja. Nee. ‘In uw tijd…’
‘Je mocht me tutoyeren.’
‘… stond de literatuur in hoog aanzien en nu…’
‘… nu niet meer?’
Nu niet meer, nee. Of veel minder. Dat moest ze wel toegeven. Bellettrie, poëzie, wie maalde er nog om? Wie las er nog een Louis Couperus, een W.F. Hermans? Wie kende het werk van de Tachtigers? Laat staan dat van Truitje Bosboom-Toussaint, van Betje Wolff en Aagje Deken.
‘Ik heb er altijd zo van genoten,’ zei ze.
Het verslag dat Koelewijn schreef over haar ontmoetingen met Schenkeveld in de afgelopen jaren, is weemoedig. Koelewijn studeerde Nederlands aan de Vrije Universiteit in de jaren zeventig, en zoals veel mensen schrikte het bericht dat de bacheloropleiding aan haar alma mater werd opgeheven haar op. Het leidde ertoe dat ze contact opnam met Schenkeveld, geboren in 1928 en dus inmiddels alweer wat jaren met emeritaat.
Het leverde een mooi portret op. Late liefde is een dun boekje, tot genoegen van de geportretteerde, die het idee heeft dat er over haar niet veel te zeggen valt. Maar ook een heel mooi boekje, waarvan de rode draad Schenkevelds opmerkelijke liefdesverhaal is: haar huwelijk met haar voormalige leraar geschiedenis op de middelbare school, pas vele decennia nadat ze eindexamen heeft gedaan, als beiden al hoogleraar zijn, zij aan de VU en hij in Brussel.
Al dietijd heeft Margaretha H. Schenkeveld op haar man gewacht.
Maar het boekje gaat ook over Schenkevelds leven en haar loopbaan – de tweede van zes kinderen van een Alkmaarse boerenzoon die rechten had gestudeerd en die ook zijn kinderen stimuleerde in hun intellectuele ontwikkeling. Koelewijn richtte een monumentje van 138 pagina’s op voor een van de groten in ons vak. Daarnaast krijg je inzicht in het leven van Arie, haar man; van Willem de Clercq, een negentiende-eeuwse aanhanger van het Reveil aan wie ze veel onderzoek wijdde; van J. Wille, de hoogleraar die toen Schenkeveld studeerde aan de VU bijna alle colleges Nederlands gaf; van G. Kuiper, de man bij wie ze zou promoveren; en ook een beetje van Koelewijn zelf.
Geen van deze mensen lijkt helemaal gelukkig te zijn geweest – vrouwen konden zelfs in Koelewijns tijd nog niet zonder moeite carrière maken, De Clerq worstelde met zijn geloof en met een depressie, Kuiper mislukte in zijn carrière – en tegelijkertijd leefden ze in een tijd die nu voorbij is, zonder dat er noodzakelijkerwijs iets beters voor in de plaats is gekomen. Een tijd waarin de letteren er nog toe deden. Alles komt altijd heel laat en als het komt is het bijna meteen weer voorbij.
Ook – zelfs – op de achterflap van Late liefde zegt Koelewijn niet dat ze neerlandica is. Ze noemt zich ‘redacteur bij NRC‘. Ik zou daar geloof ik nooit eerder over hebben nagedacht (het beroep van de schrijver lijkt me relevanter dan de studie) maar in deze context geeft het toch te denken. Is het allemaal voorbij?
In ieder geval niet als het aan Margaretha H. Schenkeveld ligt. Aan het eind van het boekje spreekt ze met Koelewijn over de dood. Verlangt ze ernaar?
Ze schudde nee. Ze vond het fijn om er nog te zijn. Ze voelde zich alweer veel beter dan vorige week.
Late liefde is een juweeltje in de geschiedsschrijving van ons vak.
Jannetje Koelewijn. Late liefde. Portret van Margaretha H. Schenkeveld. Amsterdam: Van Oorschot, 2022. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter