Een Brabants liedje uit de 18e eeuw
Op de website van het Hoogheemraadschap van Rijnland las ik een interessant stuk van waterschapsarchivaris Gert Koese waarin een een achttiende-eeuws archiefstuk wordt beschreven. Het archiefstuk in kwestie is een weerkundig register uit 1725 van Nicolaas Kruikius, opzichter van het hoogheemraadschap Rijnland, en beroemd landmeter en meteoroloog avant-la-lettre (Oud Archief Rijnland, inv.nr 11069).
Maar interessanter dan het register zelf is het stukje papier waarmee het register ingebonden was. Op de voorkant van het register staat namelijk een opmerkelijk liedje geschreven!
Het liedje bestaat uit drie coupletten (voorzien van enkele notenbalken) en beschrijft een samenspraak tussen een Vlaming en een zekere Betteke. De Vlaming gekleed in de “Franse dracht” en zijn woorden gelardeerd met “Frans vocabulaire” probeert de affecties van de jonge Betteke te winnen. Betteke is daar niet van gediend en noemt hem schaitvalk (= schijtvalk) en naore kortizaon (= nare cortisaan). Ook maakt ze zijn woordgebruik (“kik en kan au woorden niet verstaan“) en klederdracht belachelijk. Al met al is de woordenwisseling vrij hilarisch.
1.
(Vlam.) Goejen aevongd Betteke main lief,
En ik kik, kik, kik, kik, ben au slaove,
kik stao tot main Betteke gerief,
en dat agt ik kik, kik voor ain gaove,
Als kik main jongkvrauw dienen mag.
(Bet.) En ach! ach! en ach! ach! en ik barst van lach,
om au amoureus geklag
en hoofsche complimenten. En hoofdsche complimenten.
2.
(Vlam.) Betteke, main zoete lieve bek,
Laot ik kik, kik, kik, au iens kussen
(Bet.) Hau au handen voor au malle gek
(Vlam.) Laoten wai nu ongze brand iens blussen,
Sinceere goelaik aordsch godin, en main hart en zin,
Dwingt mai tot au min, om au gestis die ik vin,
gentiels en agreable
3.
(Bet.) Ba, ja, schaitvalk, naore kortizaon
Sjanpotaofie ben au nu dan dronken!
Kik en kan au woorden niet verstaon,
Kaole jonker wa ga au nu pronken,
De mode nae en nieuw fatzoen, en au kousen groen,
En au spitze schoen; kwant wat eb au niet van doen
Aan strikken, en an kwikken
Taalkundig kan opgemerkt worden dat zowel de taal van de Vlaming als die van Betteke zuidelijk Nederlandse taalkenmerken bevat. De Vlaming gebruikt zuidelijke dialectvormen zoals de kik-vorm voor “ik”, de “oa”-klank voor lange “aa”, de ai-klank voor lange “ij” en het au-voornaamwoord voor “u” en “uw”.
Maar ook Betteke spreekt in zuidelijke tongval; zij gebruikt eveneens de verdubbelde vorm kik en de “oa” en “au”-klanken. Opvallend is bovendien de duidelijk Franse belediging sjanpatoafie (= jean patafie “jantje babbelaar”) waarmee Betteke de Vlaming afwijst.
Het lijkt mij daarom voor de hand liggen dat het hele liedje in zuidelijke streken geplaatst moet worden en het niet om een samenspraak tussen een Hollander en Vlaming gaat (hierin wijkt mijn mening af van die van Gert Koese). Wellicht was het een bekend liedje onder de immigranten uit de Spaanse of Oostenrijkse Nederlanden (het huidige België) en zodoende uit “Hollandse” interesse opgeschreven.
We kunnen dan met een “toneelschikking” te maken hebben waarin een Vlaming een meisje uit Spaans Brabant (de provincie Antwerpen) het hof probeert te maken. Als alternatief is het ook denkbaar dat de woordenwisseling in één van de Hollandse steden plaats vindt en juist daarom extra hilarisch en bemerkenswaardig werd gevonden: Vlamingen en Spaans-Brabanders die elkaar niet kunnen verstaan! Dat klinkt als iets waar een 18e-eeuwse Hollander om kon lachen.
Hoe het ook zij, het blijft een opmerkelijk volks liedje dat zowel taalkundig als cultuurhistorisch erg interessant is. Ik ben daarom Gert Koese zeer erkentelijk voor het onder de aandacht brengen van deze vondst. Te meer blijkt maar eens dat de archieven nog veel onopgemerkte schatten bevatten!
Nawoord
Remco Sleiderink maakte me er op attent dat het 18e-eeuwse liedje al in de Nederlandse liederenbank staat. Daar wordt onder meer verwezen naar 17e-eeuwse varianten waar het om een Hollands meisje gaat. Bettje dus. Mij lijkt de boven besproken 18e-eeuwse vorm met de ontmoeting tussen iemand uit het gewest Vlaanderen en iemand uit Spaans-Brabant de oudere.
Kris Steyaert zegt
Het taalgebruik van de ‘Vlaming’ in het liedje is dat van Jerolimo Rodrigo, de Spaanse Brabander in Bredero’s toneelstuk. Bijvoorbeeld:
v. 2: In Brabant sayn de liens ghemaynlijck exkies
(‘ay’ voor ‘ij’)
v. 25: En hadde kick met hoor niet alleghere ghebancketeert
(‘kick’ voor ‘ik’; ‘oo’ [of oa] voor ‘aa’)
Het ‘Vlaams’ in het liedje lijkt me dan ook veeleer Antwerps/Brabants.
Dat Betteke ‘de Vlaming’ niet kan verstaan, is niet te wijten aan zijn uitspraak van het Nederlands maar aan zijn gebruik van Franse woorden (gestis, gentiels, agreable). Ook dat heeft ‘de Vlaming’ gemeen met het toneelpersonage van de Brabander Jerolimo.
Bettekes ‘Sjanpotaofie’ is misschien een verbastering van ‘Jean Potagie’, een hansworst. In dat geval illustreert dit nogmaals haar Franse onkunde.
Peter Alexander Kerkhof zegt
Dankuwel voor uw reactie.
Ik ben er van uitgegaan dat de term “Vlaming” binnen de zuidelijke context van de tekst begrepen moet worden. In deze versie is Betteke namelijk duidelijk geen Hollandse (zoals ook uit haar naam blijkt). Ik hoopte de benaming “Vlaming” zo op te lossen door van Betteke een Antwerpse/Brabandse te maken en van de Vlaming wellicht iemand uit het land van Waas. Maar ja, ik ben me er van bewust dat dat gezien de fonologie geen sluitende oplossing is.
“Dat Betteke ‘de Vlaming’ niet kan verstaan, is niet te wijten aan zijn uitspraak van het Nederlands maar aan zijn gebruik van Franse woorden (gestis, gentiels, agreable). Ook dat heeft ‘de Vlaming’ gemeen met het toneelpersonage van de Brabander Jerolimo.”
Dat ben ik absoluut met u eens. Ik heb ook niets anders willen beweren. Het gaat hier om de Fransheid van de taal en niet om enige onderlinge onverstaanbaarheid van de Nederlandse variëteiten.
Een duiding Jean Potagie lijkt mij onwaarschijnlijk gezien de vorm “potaofie”. De vergelijking met Aost. patafie en andere centraal-Franse dialectvormen zoals patafioler leek mij daarom aantrekkelijker.