Voornamendrift 90
Meer dan een eeuw aan maatschappelijke veranderingen en voorkeuren staan samengebald in de 10-jaarlijkse voornamenlijsten voor Vlaanderen vanaf 1900, hierboven voor mannen, verderop voor vrouwen. Het zijn lijstjes om je ogen over te laten dwalen om patronen te ontwaren. Ik geef wat persoonlijke observaties, Vlamingen zien wellicht meer. Waar ik me een aantal weken geleden nog moest beperken tot gegevens vanaf 1982 is dat nu door de welwillende medewerking van Statbel vanaf 1900 mogelijk. Een schitterende stap achteruit.
Een naam komt meestal niet meer dan twee, drie keer in de lijsten voor en karakteriseert daarmee een generatie. Elke decade heeft zijn eigen topnaam. Naamgeving die door mode gestuurd wordt lijkt al vroeg tot ontwikkeling te komen in Vlaanderen en begint zeker eerder dan in Nederland waar modieuze voorkeuren pas na 1950 doorbreken. Alleen traditionele namen houden het in Vlaanderen in het begin van de twintigste eeuw wat langer vol, Jan het langst tot 1990, Jozef en Joseph tot 1960. Maar met de gelatiniseerde voornamen Petrus, Franciscus, Ludovicus, Carolus, Henricus is het in 1940 wel afgelopen, in tegenstelling tot Nederland waar dat tot 1970 duurt. Koning Albert I is door zijn houding aan het front in de Eerste Wereldoorlog zeker de reden voor de toppositie van Albert tussen 1910 en 1919. In het interbellum vallen in 1930-39 de Franse namen op (Roger, André, Joseph, Jean, Georges, François, René, Louis, Henri, Lucien), of namen die zowel Frans als Nederlands en eigenlijk internationaal zijn (Marcel, Robert, Paul, Albert). Zeker na 1960 nemen Franse namen sterk af; daar zal de taalstrijd een rol bij spelen.
Al in de jaren dertig zien we Willy komen gevolgd door Freddy, Danny, Ronny, Rudi. Wat later komen gaandeweg eenlettergrepige namen in zwang, uiteraard nog Jan, met daarnaast Marc, Luc, Tom, Paul, Dirk, Geert, Frank, Bart, Wim. Met vanaf 1970 ook het Duitse Kurt, het Scandinavische Sven, en Kris, Stijn, Tim, Bert, Bram. Na 1980 komen de Engelse namen op met vooral Kevin, maar ook Davy, Robin, Nick, Glenn, Quinten, Noah, Liam, Finn. Het is een voorbode van een veel bredere, internationale samenstelling van de voornamen. Met soms een revival, zoals Pieter in de jaren zeventig, en ook meer recent opvallend, de Franse namen Louis, Mathis, Leon en Jules. De namen op -e lijken tussen 2000-09 hun hoogtepunt te hebben gehad: Robbe, Seppe, Senne, Kobe, Arne, Jelle, Rune.
Bij de vrouwen zijn Maria en Marie aan het begin van de twintigste eeuw nog zo dominant dat het tot 1960 duurt voordat ze uit de hoogste posities verdwijnen. Een kwart van de meisjes kreeg in 1900 Maria als eerste naam, maar ze zullen hun tweede of derde naam wel als onderscheidende roepnaam gebruikt hebben. Het is opvallend dat Marie na 2000 weer helemaal terug is. Ook Anna bleef lang, maar die werd gaandeweg steeds korter vervangen door Annie (1940-59), Anny (1940-49), Anne (1950-69), Ann (1960-79) en An (1970-89). Maar zie, in 2010-20 verschijnt Anna weer.
Andere traditionele namen zoals Joanna, Martha, Magdalena, Josephina, Ludovica, Elisabeth verdwijnen geleidelijk voor 1930, parallel met de gelatiniseerde mannennamen. De sprong van Elisabeth tussen 1910-19 is als naam van de koningin verklaarbaar. Tussen 1900-09 vallen Emma, Julia en Elisa op omdat ze voor 1940 uit de gratie raken maar na 2000 weer terug zijn: Emma onveranderd, Julia als Julie en Juliette, en Elisa als Lisa en Elise. Elisabeth kwam al na 1960 met Els en na 1980 met de varianten Elke, Ellen, Eline terug.
Net zoals bij de mannen vallen in 1920-39 Franse vrouwennamen op: Yvonne, Jeanne, Jeannine, Georgette, Denise, Mariette, Germaine, Jacqueline, Simonne, Monique, Christiane, welke voorkeuren na 1960 weer verlaten worden. Marie en Annie als populaire namen op -ie worden in 1960-99 gevolgd door Engelse namen op -y: Nancy, Cindy, Wendy, Peggy, Kelly, Kimberly, en op -i of -ie het Duitse Heidi, en het Franse Nathalie, Julie, en laatstelijk Amélie en weer Marie. Sofie, Stefanie en Stephanie zijn een verhaal apart. Hier wordt de populariteit van Sophie en Stéphanie in Frankrijk en Wallonië gevolgd, maar de keuze voor spelling met f en het weglaten van het accent is Vlaams.
De top in 2010-20 is voor zowel de jongens en de meisjes sterk internationaal met Wout, Fien en Lore als het meest Vlaams (maar Fien is inmiddels ook populair in Nederland).
Het Belgische voornamencorpus
Vorige week kreeg ik van Statbel (het Belgische Centraal Bureau voor Statistiek) uit het Rijksregister (in Nederland de Basisregistratie Personen) voor de hele bevolking per geboortegewest (Vlaanderen, Wallonië, hoofdstedelijk gewest) en geboortejaar, per geslacht het aantal maal dat een voornaam is gegeven, mits dat aantal groter dan 4 is. Omdat het Rijksregister vanaf 1989 digitaal operationeel is, zijn gegevens over een lange geboorteperiode beschikbaar. De populariteit van een voornaam in België (en beter de gewesten) is nu vanaf 1900 te vergelijken met die in Frankrijk, Nederland, Noorwegen en Amerika. Niet eerder zijn deze Belgische gegevens voor onderzoek beschikbaar gekomen.
Hieronder staat het aantal levendgeborenen per jaar, met het aantal personen waarvan de eerste voornaam beschikbaar is gesteld. Het verschil komt vooral door de ondergrens van vijf naamdragers per gewest per jaar. Dit verschil groeit na 1970 omdat er de meer verschillende voornamen worden gegeven, vaak met lage frequentie. Gegevens van meer dan een eeuw geleden worden steeds schaarser omdat personen zijn overleden voordat ze in het Rijksregister konden worden opgenomen. Het aantal bekende naamgegevens is na 1900 wel zo groot dat een goede schatting van het jaarlijkse percentage (en feitelijk aantal) per naam gemaakt kan worden. Omdat de aantallen voor jongens en meisjes niet veel verschillen is dat onderscheid hier niet gemaakt. De namen van 13.098.672 personen zijn in het corpus opgenomen.
In totaal bevat het corpus 4.675 verschillende namen van vrouwen en 3.884 namen van mannen. Deze namen werden dus in enig jaar 5 of meer keer in een gewest gegeven. Uitgesplitst zijn dat voor Vlaanderen 3.778 vrouwennamen en 3.146 mannennamen, en voor Wallonië 2.225 vrouwennamen en 1.758 mannennamen. De top-20 namen werden in de eerste helft van de 20ste eeuw door 40% van de mannen en 54% van de vrouwen in Vlaanderen gedragen, maar in 2010-20 was dat nog maar 14% voor ieder geslacht. Voor Wallonië werd de top-20 in de eerste helft van de 20ste eeuw door 54% van de mannen en 45% van de vrouwen gedragen en in 2010 18% voor zowel mannen als vrouwen. Dat betekent dat de naamkeuze sterk verbreed is. De topnamen scoren aanzienlijk lager dan vroeger (nu rond de 1%) en veel meer namen zitten in de subtop. Dat zien we in heel Europa.
De naamgeving laat zich door het taalverschil het beste in deze twee gewesten bestuderen, het hoofdstedelijk gewest laat een gemengd, maar toch voornamelijk Waals (Frans) namenbeeld zien, waarin na 1970 ook Arabische namen verschijnen. Wallonië komt in een volgende bijdrage aan de beurt.
Laat een reactie achter