Een van de lastigste opgaven voor aankomende ouders is het bedenken van een naam voor hun kind. Als het geslacht al bekend is, valt ongeveer de helft van de namen af, maar daarmee zijn de keuzemogelijkheden nog steeds zeer aanzienlijk. Kies je voor een lange of korte naam, een traditionele of hippe naam, een Nederlandse of buitenlandse naam? Vernoem je je kind naar een familielid, een zeventiende-eeuwse dichter of een taalkundige? Gebruik je een eigenzinnige spelling van een bekende naam (Rooland, Rolant, Rolandt) of ga je voor een onmogelijke naam als X Æ A-12 (roepnaam X)? Bij het kiezen van een naam kun je gebruik maken van voornaamwoordenboeken of woordenlijsten die op internet te vinden zijn. Ook de bekende Voornamenbank van het Meertensinstituut bewijst daarbij zijn diensten.
Ook de naam van een nieuw huisdier kan het nieuwe baasje hoofdbrekens bezorgen. Hondenliefhebbers mogen zich gelukkig prijzen dat zij – naast de zojuist genoemde bronnen – gebruik kunnen van de toptien met hondennamen die Royal Canin heeft samengesteld. De koppositie wordt ingenomen door Luna. Daarna volgen Max, Diesel, Bo, Sam, Senna, Daisy, Kyra, Lady en Spike. Zit hier niets van je gading tussen? Niet getreurd! Je kunt ook kijken bij een uitgebreid alfabetisch overzicht met hondennamen. Op de wel heel uitgebreide lijst met meest populaire namen met een F staat ook Fikkie.
Vooral kleine rassen krijgen de naam Fikkie, maar – en dat zal vast ironisch bedoeld zijn – hij komt ook vaak voor bij een joekel van een hond als de Mastino Napoletano. Fikkie is dus een hondennaam met een groot bereik. Niet voor niets is hij spreekwoordelijk geworden: “Er zijn meer hondjes die Fikkie heten”. Hoe lang bestaat deze uitdrukking al? Komen er ook andere hondennamen in voor? En sinds wanneer zijn deze in woordenboeken opgenomen? Daar wilde ik meer van weten.
Veruit het oudste voorbeeld van een uitdrukking waarbij een relatie wordt gelegd tussen een veelvoorkomende hondennaam enerzijds en een persoonsverwisseling op basis van een overeenkomstige naam anderzijds dateert al uit de zeventiende eeuw. Roemer Visscher schrijft in zijn Brabbeling (1614):
Om datter meer als een Hondt lodder hiet, heeft hy de rechtschuldige gemist
Dit zeventiende-eeuwse citaat heeft de bekende taalkundige F.A. Stoett vermeld in zijn beroemde Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (41923-1925). Het is te vinden bij nummer 924. Er zijn meer hondjes die blom heten. De betekenis van dit – en vergelijkbare spreekwoorden – is volgens hem dat men op basis van een overeenkomst in naam een onschuldig iemand van iets beschuldigt.
Bij Stoett komen we naast Er zijn meer hondjes die blom heten ook het spreekwoord Er zijn meer hondjes die Fik heten tegen. Uit het Fries waren hem bovendien voorbeelden bekend waarin de honden Blom en Blaffert figureren: Der binne mear hounen dy ’t Blom (ook Blaffert) hjitte. Stoett had ze aangetroffen in het tweede deel van Uit Friesland’s volksleven van vroeger en later (1892) van Waling Dijkstra. Een andere hondennaam die Stoett noemt, is Del. Het is een verkorting van Fidel, wat Arie de Jager eerder al had geopperd in zijn Bijdragen tot de kennis der Nederduitsche spreekwoorden. Fidel was trouwens niet per se de naam van een specifieke hond, maar eerder een algemene benaming voor een (schoot)hondje. Zoals in dit zeventiende-eeuwse ‘Grafschrift’:
Hier legt Fidel dat aardig beesjen
En troetelhondje van Klaret
Dat dikwils snoof zijn ’s Iuffers veesjen,
En altijd ging met haar te bed.
Het wist de konst om ’t hert zijn ’s Iuffers te verkrijgen,
Dat niemand, hoe verliefd, ooit tot zig koste neigen.
Het spreekwoord Er zijn meer hondjes die blom heten komen we al in de eerste helft van de negentiende eeuw tegen. In zijn Theoretisch-Praktische und vergleichende Holländische Sprachlehre fur Deutsche (1838) zegt J. van Jaarsveldt dat dit spreekwoord gebruikt wordt om gelijke personen of zaken te noemen. In zijn woorden: “Er zijn meer hondjes, die Blom heeten, solche Leute, oder Sachen giebt es mehr.” Anders dan bij Stoett speelt het aspect schuld in de hier gegeven betekenisomschrijving geen enkele rol; het gaat puur om de verwarring op basis van een gelijkluidende naam.
Ook in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) komt dit spreekwoord voor, maar dan met de hondennaam Bloem. Direct daarop volgt het gelijkbetekende Meer dan één hond heet Lodder, ‘het behoeft niet bepaald of noodzakelijk die persoon, die zaak te wezen’. Overigens is het enige voorbeeld daarbij het hierboven al vaker genoemde citaat van Roemer Visscher (zie WNT s.v. HEETENII en vergelijk LODDERI).
Vreemd genoeg ontbreekt in het WNT Er zijn meer hondjes die Fikkie heten. Wel legt dat woordenboek uit wat een fik of fikhond is: een langharige hond met een spitse snuit en spitse oren (een ‘keeshond’ volgens het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands). De vorm fikkie (of fik) was niet per se een verkleinvorm van een dergelijke hond, volwassenen gebruikten het woord tegenover kinderen om een hond in het algemeen aan te duiden. In onze hoofdstad krijgen niet alleen alle honden dezelfde naam; de Schager Courant schrijft op 16 april 1905: “Alle hondjes heeten in Amsterdam Fik, alle bloemen ’n roosie, en alle vogels ’n vinkie.”
Zoeken in (spreek)woordenboeken heeft dus zes naamsvarianten voor ons spreekwoord opgeleverd: Blom, Bloem, Blaffert, Del, Fidel en Fik. Maar bestonden er vroeger ook nog andere hondennamen? Om dat na te gaan heb ik Delpher geraadpleegd. Met de zoekopdrachten “hondjes PROX heten”, “hondjes PROX heeten”, “honden PROX heten” en “honden PROX heeten” heb ik dat aantal van zes aanzienlijk kunnen vermeerderen.
De onderstaande tabel bevat alle hondennamen die ik heb gevonden, in chronologische volgorde en met een link naar de mij oudst bekende vindplaats.
Fidel | Weekblad voor den zoo genaamden gemeenen man, 1796 |
Blom | J. van Jaarsveldt, Theoretisch-Praktische und vergleichende Holländische Sprachlehre fur Deutsche, 1838 |
Bloem | Almanak ter bevordering van kennis en goeden smaak voor het jaar 1842 |
Del | P.J. Harrebomée, Spreekwoordenboek der Nederlandsche Taal, 1858 |
Fik | Het nieuws van den dag, 22 april 1880 |
Bello | Haarlem’s Dagblad, 13 november 1891 |
Blaf | Waling Dijkstra, Uit Friesland’s volksleven van vroeger en later, 1892 |
Azor | Leeuwarder courant, 20 december 1898 |
Fanny | Tilburgsche courant, 7 augustus 1898; cf. De Amsterdammer, 2 oktober 1929 |
Toutou | Alkmaarsche Courant, 22 december 1905 |
Mop | Grafisch weekblad, 8 oktober 1908 |
Sorry | De solist, 19 augustus 1912 |
Puk | De Amsterdammer, 3 mei 1913 |
Fikkie | Onze courant, 24 april 1914 |
Kees | De vrije socialist, 11 januari 1922 |
Fick | Weekblad van den Algemeenen Nederlandschen Diamantbewerkersbond, 19 november 1920 |
Fikki | De vrije socialist, 18 mei 1921 |
Puck | G. ten Napel, Zwarte Toon, [1922] |
Sovjet | Voorwaarts, 12 mei 1924 |
Fok | Lotus, 1925 |
Hekkie | De Amsterdammer, 10 juli 1929 |
Does | Voor ’t jonge volkje, 1931 |
F.M. | Alkmaarsche Courant, 12 april 1932 |
Pukje | St. Eloy, weekblad van den Ned. R.K. Metaalbewerkersbond, 12 maart 1932 |
Siep | Anne de Vries, Bartje, 1935 |
Polly | Nieuw Israelietisch weekblad, 7 oktober 1936 |
Pukkie | De Avondpost, 28 juli 1937 |
Fannie | De Maasbode, 1 december 1938 |
Asta | De Sumatra post, 5 oktober 1940 |
Fidelletje | Hannemieke Stamperius, Een schrale troost, 1991 |
Mops | Josie Lloyd & Emlyn Rees, Liefdeslevens, 2021 |
Bekijken we deze lijst dan valt op dat de meeste varianten van dit spreekwoord dateren uit de periode 1890-1940. Sommige komen slechts een maal voor, zoals het schertsend gebruikte Sovjet, terwijl andere vaker zijn aangetroffen. Bijzonder is ook dat het spreekwoord in voormalig Nederlands-Indië een couleur locale heeft gekregen in de variant Er zijn een heleboel honden, die Asta heten.
Naast uitdrukkingen met hondennamen kwam ik ook varianten met andere viervoeters tegen. Zo maakt Stoett in zijn spreekwoordenboek melding van er zijn meer koeien die Bles (of Blaar) heten. Ook uit andere talen haalt hij voorbeelden aan. De Duitsers zeggen bijvoorbeeld es gibt mehr Hunde die Pudel heissen ‘er zijn meer honden die poedel heten’ en de Fransen il y a plus d’un âne à la foire qui s’appelle Martin ‘er zijn meer ezels die Maarten heten’.
Worden deze spreekwoorden nog steeds actief gebruikt of behoren ze inmiddels tot het zo goed als vergeten deel van onze woordenschat? Het Corpus Hedendaags Nederlands laat zien dat het gebruik vrij beperkt is. Er zijn maar drie spreekwoorden die meer dan een keer voorkomen.
De voor de hand liggende koploper is Er zijn meer hondjes die Fikkie heten. Er zijn meer koeien die Blaar heten waren we ook al tegengekomen. Een heel bijzondere variant is er zijn meer joden die Piet heten. In Koosjer Nederlands: Joodse woorden in de Nederlandse taal (2006) geven J. van de Kamp en J. van der Wijk als betekenis ‘er zijn ook niet-joodse afzetters, oplichters’. Omdat Piet geen typisch joodse voor- of achternaam is, lijkt hier sprake te zijn van ironie (zie Onze Taal 1997:261).
Dat het spreekwoord Er zijn meer hondjes die Fikkie heten bij de meeste taalgebruikers nog bekendheid geniet, blijkt wel uit gelegenheidsvormingen als Er zijn meer miljardairs die Jeff heten. Dat dit zo is, wil ik wel geloven, maar Er zijn meer kinderen die X Æ A-12 heten? Nee, ik geloof niet dat dit een goede kans maakt een populair spreekwoord te worden.
De Schoolmeester zegt
F/fikkies en Keesies liepen al kwispelend rond in de late 18e eeuw. Zie Trefwoord (2017): https://ivdnt.org/wp-content/uploads/2020/11/Fikkie.pdf. Fidel past dus ook in dat plaatje. Ben benieuwd naar de achtergrond van Bello.