Een eigenaardige observatie: klanken zoals p, b en m, de zogeheten lipklanken, staan relatief vaak vooraan in woorden. De hoofdstukken met die letters in een gemiddeld woordenboek zijn relatief dik en dat geldt voor heel veel bekende talen. Wat is hier aan de hand? Daarover gaat een interessant artikel van de Groningse promovendus Daan van Soeren in Journal of Linguistics.
Van Soeren keek in drie talen – het Spaans, het Engels en het Nederlands – naar woorden zoals patat, met drie medeklinkers en klinkers ertussen. Hij vergeleek de lipklanken met de zogeheten tandklanken zoals t, d en n? Welke klank kwam het meeste voor? Zoals bovenstaande figuur laat zien geldt: de eerste medeklinker (C1) heeft een grotere kans een lipklank te zijn dan de tweede (C2) die op zijn beurt weer meer kans heeft dan C3.
Informatie
Volgens Van Soeren ligt de verklaring in de informatiewaarde van iedere medeklinkers. Aan het begin van een woord heeft een luisteraar meer informatie nodig om te beslissen welk woord er woord gezegd. Als ik zeg ik wil een kopje ko…, heeft de gemiddelde luisteraar me al begrepen. Het eind van een woord is daardoor minder belangrijk dan het begin.
Waarom betekent dit dat de lipklanken meer naar voren staan? Een belangrijk punt is, volgens Van Soerens, dat je lipklanken ook vrij duidelijk kunt zien. De naam zegt het al, je maakt ze met je lippen. Of iemand een k of een t zegt valt aan de buitenkant niet precies te duiden, maar voor lipklanken sluit je je lippen. We weten dat mensen bij het luisteren alle input gebruiken die ze pakken kunnen, en als een klank goed zichtbaar gemaakt wordt, heeft dat dus voordelen. Hoe verder naar voren die lipklank staat, hoe beter het is. (Aan de andere kant is een t waarschijnlijk net wat gemakkelijker te maken, dat heeft voordelen aan het eind van een woord, als het er allemaal niet meer zoveel toe doet.)
In de bovenstaande grafiek worden twee soorten woorden met elkaar vergeleken: de donkere blokjes geven woorden met klemtoon op de eerste lettergreep (zoals potig) en de lichte met klemtoon op de tweede (zoals katoen). Duidelijk is dat in dat tweede geval er veel minder vaak een lipklank als C2 optreedt. Volgens Van Soeren bevestigt dat zijn hypothese: de meeste tweelettergrepige Nederlandse woorden hebben klemtoon op de eerste lettergreep, en bij een woorden die van dat patroon afwijken heb je dus minder informatie nodig bij de tweede medeklinker om te bepalen wat hier precies wordt gezegd.
Full disclosure. Ik ben als redacteur van het Journal of Linguistics verantwoordelijk voor de publicatie van Van Soerens artikel.
Weia Reinboud zegt
En in niet-indo-europese talen? Arabisch heeft veel woorden met drie medeklinkers, ktb wordt vaak naar voren gebracht als voorbeeld van hoe met dezelfde medeklinkers veel woorden met verwante betekenis, zoals kitab = boek. Het is het enige voorbeeld dat ik ken, want ik spreek geen Arabisch. Dit enige voorbeeld eindigt wel op een lipklank.
Berthold van Maris zegt
Mooi onderzoek. Natuurlijk zou je willen dat dit in veel meer talen en taalfamilies wordt bekeken. Of is dat al wel eens gedaan?
Marc van Oostendorp zegt
Er bestaan goede typologische databases (meervoud) van consonantinventarissen in talen van de wereld, maar bij mijn weten is er geen systematisch onderzoek naar de distributie in het woord. De uitzondering is de velaire nasaal, zie bijvoorbeeld deze kaart in de WALS. Het feit dat die relatief vaak alleen aan het eind van een lettergreep voorkomt (zoals in het Nederlands, ping is wel een woord maar ngip niet), heeft mogelijk met ditzelfde effect te maken.