In 1984 verscheen de voortreffelijke biografie van Piet Buijnsters over Betje Wolff en Aagje Deken. Daarna verscheen nog de door hem samengestelde brievenuitgave in twee delen.1 Sindsdien zijn er nog maar een paar brieven opgediept die hij nog niet kende (Roelof van Gelder vond ze in het Engelse admiraliteitsarchief), en er zijn geen omverwerpende andere documenten boven tafel gekomen. Wel verschenen er flink wat nieuwe interpretaties, edities en studies, waaronder recent een vrolijke hertaling van Sara Burgerhart door Tonnus Oosterhoff, maar het biografisch onderzoek en de speurtocht naar documenten zijn door Buijnsters onverbeterbaar grondig aangepakt. Is een nieuwe biografie dan wel nodig? Ja, want de oude is allang uitverkocht en de accenten kunnen nu anders komen te liggen. Die taak heb ik op me genomen. Daarbij zal ik heel veel profijt hebben van Buijnsters onderzoek. Ik wil me op alleen Betje concentreren: tenslotte leefde Betje slechts 26 van haar 66 levensjaren met Aagje samen, en ging ze de eerste veertig jaar haar eigen weg. Maar natuurlijk zal Aagje in mijn relaas over die 26 late jaren meelopen – een diepere ‘Wahlverwantschaft’ dan die tussen hen is er bij andere Nederlandse schrijvers niet te vinden.
Aan mijn uitgever, Balans, heb ik mijn plan al enige tijd geleden verteld. Ik zei daar dat ik een ‘emobiografie’ wil schrijven: dus dat ik ook ruimte wil geven aan de gevoelens die Betje onderging in haar bepaald niet makkelijke leven. Een ‘emobiografie’? Hoe zie ik die? Het zal geen biografie worden waarop ik zou kunnen promoveren!2 Maar natuurlijk wel een wetenschappelijk onderbouwde biografie, met noten en literatuurverwijzingen. Waarin wijkt hij dan af van een ‘wetenschappelijke biografie’? Ik ga veel ruimte geven aan interpretaties, die ik dan wel zo formuleer dat ze herkenbaar zijn als mijn eigen zienswijzen.
Ik heb mijn plan voorgelegd aan Piet Buijnsters.3 In de bundel Onbreekbare Burgerharten4 had hij al zijn ‘Afscheid van Wolff en Deken’ geschreven. Hij verheugde zich op de nieuwe aandacht, en heeft me de documenten toevertrouwd die hij over het Franse verblijf van Betje en Aagje verzameld had. Dat hij ermee instemt, legt wel een zware claim op me. De oude biografieën over Wolff en Deken, zoals die van Hendrika Ghijsen en Johanna Naber, zijn echt verouderd, maar die van Buijnsters niet…5 In de accentverschuiving moet de winst komen te liggen. Misschien zie ik dingen die alleen een vrouw ziet of beter: voelt.6
Nog iets: blijf ik de hoofdpersoon Betje Wolff noemen? Is Elisabeth Bekker niet juister? Vanuit het heden gezien zeker! Maar zit daar niet iets bestraffends in, als ik haar die altijd de naam van haar man meenam bij haar publicaties, die nu ontneem? Ze noemde zich afwisselend Elizabeth of E. Wolff, geb. Bekker, en na de dood van haar man: E. Bekker, wed. A. Wolff , soms met ‘Ds.’ nog voor zijn naam. Haar voornaam ‘Betje’, is die niet denigrerend of te gemoedelijk? Haar persoonlijke brieven ondertekent ze met ‘Betje’: voor wie ze liefhad heette ze zo. Moet ik dan in een genre als de persoonlijke biografie de betweter zijn en haar met haar deftigheidsnaam noemen – terwijl ze ‘Elizabeth’ reserveerde voor haar officiële contacten en haar publicaties?
Betje Wolff dus – het zal nog even duren voor de nieuwe biografie klaar is, want er liggen in heel Nederland nog onuitgegeven manuscripten van haar en ik heb het lezen van haar omvangrijke oeuvre nog voor een groot deel voor de boeg. Wie nog materiaal heeft dat niet door Buijnsters gezien is, vraag ik vriendelijk contact met me op te nemen (mathijsen@uva.nl).
1 P.J. Buijnsters, Wolff & Deken. Een biografie. Leiden: Nijhoff, 1984; Briefwisseling van Betje Wolff en Aagje Deken. Uitgegeven […] door P.J. Buijnsters. Utrecht: HES, 1987. 2 dln.
2 Zie daarvoor mijn artikel: ‘Dit is waar de wetenschappelijke biografie aan moet voldoen’. In: NRC 18 november 2017.
3 Enigszins beschroomd, dat moet ik wel toegeven. Hij ontving me in Nijmegen in zijn huis, en toonde mij zijn materiaal.
4 Peter Altena en Myriam Everard (red.), Onbreekbare burgerharten. De historie van Betje Wolff en Aagje Deken. Nijmegen: Vantilt, 2004.
5 H.C.M. Ghijsen, Dapper vrouwenleven. Karakter- en levensbeeld van Betje Wolff en Aagje Deken. Assen: Van Gorcum, 1954; Johanna W.A. Naber, Betje Wolff en Aagje Deken. Amsterdam: Meulenhoff, 1913.
6 Het zal niet moeilijk zijn de nieuwe biografie mooi uit te voeren. Buijnsters kon nog niet profiteren van de technische vooruitgang in kleurenreproducties. Uitgeverij Balans, bij wie de nieuwe biografie zal uitkomen, maakt typografisch gezien voorbeeldige uitgaven.
Een uitgebreidere en persoonlijke versie van dit stuk verscheen op mijn blog.
Corrie Hilbrink van Overbeek zegt
Mijn moeder Kitty en haar vriendin Corrie, moeders van grote gezinnen met een vrije geest, hielden voordrachtjes in de personages van Aagje Wolf en Betje Deken. Hierin konden zij zicht uitleven op verjaardagen en bruiloften. Zo werden de dames Wolf en Deken een begrip voor ons dochters.
Ze lieten ons de roman van Jan Mens lezen waarin het leven van Betje tot aan haar Beemsterjaren poetetisch is beschreven.
Nu dan het echte levensverhaal van Betje door Marita Mathijsen. Nieuwsgierig naar en dankbaar voor weer een nieuw licht op deze moedige vrouw.
Corrie Hilbrink van Overbeek