Wie om zich heen kijkt in de schouwburg aan het Leidseplein wordt overspoeld door herinneringen aan het rijke verleden van deze Amsterdamse cultuurtempel. Portretten van generaties acteurs sieren de wanden, het enorme Gijsbreght van Aemstel-mozaïek imponeert bij het bestijgen van de trappen en in de zaal glanzen de vergulde namen van grootheden uit de Nederlandse theatergeschiedenis de bezoeker toe: Vondel, Hooft, Bredero. Het is een rijke, maar tegelijkertijd ook gebrekkige herinnering van het verleden.
In samenwerking met de stichting The Need for Legacy, een collectief van theatermakers die zich inspannen voor een inclusieve Nederlandse theatergeschiedenis, houdt Internationaal Theater Amsterdam (ITA) deze weergave van het verleden dan ook momenteel kritisch tegen het licht. Zo blijkt de portrettengalerij een opvallend witte kijk op de geschiedenis, terwijl we ondertussen weten dat er al eeuwenlang zwarte acteurs op de Amsterdamse planken staan, zoals theaterhistoricus Sarah J. Adams eerder in Theaterkrant Magazine al helder beschreef. Door dergelijke blinde vlekken te identificeren proberen ze ‘de algemene vergeetachtigheid in het theater’ een halt toe te roepen.
Toch schittert binnen de kaders van dit prijzenswaardige initiatief een naam uit het Nederlandse theaterverleden in afwezigheid: Lucretia Wilhelmina van Merken. Een gemiste kans, zo menen wij. Want als er één vrouw was die dwars door het glazen plafond ging dan was het wel deze achttiende-eeuwse toneelcoryfee. Hoog tijd dus om haar weer op de radar te zetten.
Lucretia van Merken wordt in 1721 geboren in Amsterdam. Als kleindochter van historicus en dichter Geeraerdt Brandt(1626-1685) lijkt ze in de wieg gelegd voor het schrijverschap. Ze krijgt de werken van Vondel, van Hooft en meer eigentijdse literaire roergangers – zowel van nationale als internationale bodem – met de paplepel ingegeven. Als in 1745 het treurspel Artemines onder de zinspreuk ‘La vertu pour guide’ verschijnt, moet literatuurminnend Amsterdam geweten hebben in welke richting te kijken: het amper vijfentwintigjarige talent Lucretia van Merken maakt haar debuut met een ambitieuze knipoog naar internationalle sterren als Corneille.
Het zal uiteindelijk nog een hele tijd duren voor haar schrijverschap tot volle wasdom komt. Pas in 1762 breekt ze definitief door met Het nut der tegenspoeden. Hierin beschrijft ze hoe ongeluk uiteindelijk kan helpen het echte geluk te vinden en waarderen. Ze put uit eigen ervaring: in amper tien jaar tijd had ze vrijwel al haar naasten naar het graf moeten dragen. Het gedicht blijkt een schot in de roos. Het wordt de literaire zakdoek voor menig desolate lezer.
In de jaren 1770 vestigt Van Merken definitief haar naam als toneelauteur. Vooral haar historische treurspelen zijn razend populair. Op meeslepende wijze brengt zij episoden uit de vaderlandse geschiedenis tot leven. Haar absolute klapper is Jacob Simonszoon de Ryk, een episode uit de opstand en de strijd tegen de katholieke Spanjaarden.
Haar Jacob Simonszoon de Ryk wordt uitverkoren om in 1774 de nieuwe schouwburg op het Leidseplein te openen. Een ongekende prestatie. Toen de eerste Amsterdamse schouwburg op de Keizersgracht in 1772 tot op de grond toe afbrandde, was de verslagenheid groot. Het culturele hart, dé ontmoetingsplek van Amsterdam, werd door de vlammenzee in de as gelegd. Naast diepe rouw zwengelde de ramp ook veel discussie over de noodzaak van het theater. Waren de vlammen niet een straf van God geweest voor zondig toneel? Toen het na twee jaar eindelijk lukte om een nieuwe schouwburg te openen waren de verwachtingen dan ook hooggespannen. Om van de herrijzenis van de toneeltempel op het Leidseplein een succes te maken, wendde de directie zich tot de grootste toneelschrijver van dat moment: Lucretia van Merken. En ze stelt niet teleur.
Het stuk dat ze levert, haar tragedie Jacob Simonszoon de Ryk, sloeg in als een bom. Het publiek breekt de nieuwe zaal bijna af van enthousiasme. Figuurlijk, maar ook letterlijk: De belangstelling voor de voorstelling blijkt zo groot dat zelfs soldaten de massa amper kunnen bedwingen. Toeschouwers lopen flinke kneuzingen op en moeten hun poging om binnen te komen bekopen met ‘verlies van hoed, pruik, muts, schoenen’ en ‘gescheurde kleren’. Het scheelt weinig of er waren doden gevallen, aldus een ooggetuigenverslag. Zo opent de nieuwe schouwburg aan het Leidseplein haar deuren, toch is er tegenwoordig niets meer in deze cultuurtempel dat herinnert aan de memorabele opening in 1774.
Als Van Merken in 1789 sterft, hult het land zich nog in rouw. Tientallen letterliefhebbers kruipen in de pen om haar dood te verwerken. Er ontstaan bovendien initiatieven om een monument voor haar op te richten. In 1824 krijgt zij – samen met haar dichtende echtgenoot Nicolaas van Winter – als eerste Nederlandse schrijfster een zeer bescheiden publiek gedenkteken. Dat gedenkteken is nog altijd te zien in de Oude Kerk in Amsterdam, maar maar weinig bezoekers zullen zich realiseren wat de literaire waarde van Van Merken was. Ondanks haar ongekende populariteit raakt ze na haar dood snel in de vergetelheid. Halverwege de 19eeeuw wordt haar kaskraker voor de laatste maal in de Amsterdamse schouwburg opgevoerd. Daarna wordt het stil.
Ter gelegenheid van haar 300ste geboortejaar willen we daar verandering in brengen. Dit jaar plaatsen we Van Merken en haar werk opnieuw in de schijnwerpers. Daarmee hopen we dat ze ook aan ‘de algemene vergetelheid in het theater’ aan het Leidseplein wordt onttrokken en dat haar betekenis voor het Nederlands toneel daar zichtbaar wordt gemaakt. We roepen ITA dan ook op om Van Merken een prominente plek te geven tussen haar roemrijke mannelijke voorgangers Vondel, Hooft en Bredero, zodat de achttiende-eeuwse toneelcoryfee nieuwe generaties kan inspireren door het glazen plafond heen te breken.
Lieke van Deinsen is onderzoeksprofessor historische Nederlandse letterkunde aan de KU Leuven. Imre Besanger is artistiek leider van Theater Kwast, dat ijvert voor een volwaardige plek van vroegmodern theater op de Nederlandse podia.
Op zondagmiddag 15 mei 2022 organiseren ze in samenwerking met het Allard Pierson, het schrijverscollectief Fixdit en de werkgroep 18eeeuw een Van Merken-dag. Voorstaande schrijvers, neerlandici en theatermakers, zoals Marita Matthijsen, Fleur Speet en Olga van Marion, gaan in debat over de relevantie van vergeten schrijfsters. En omdat je toneelstukken natuurlijk vooral moeten spelen, verzorgt Theater Kwast een frisse opvoering van Van Merkens toneelklapper Jacob Simonszoon de Ryk.
Dit stuk verscheen eerder in De Theaterkrant.
Laat een reactie achter