De Hengmeng. Waarschijnlijk kennen de meeste lezers dat woord niet. Het is de naam van de boerderij en landerijen ten oosten van de Meeuwense steeg van Meeuwen naar Babyloniënbroek in Altena. Voor de topografie, zie onderstaande kaartjes.


Maar er zijn meer locaties met de naam `Hengmeng` geweest in Altena. Waar staat het woord Hengmeng voor? Waar zijn die andere locaties?
Het woord Hengmeng
Het begrip Hengmeng staat voor een gemeenschappelijk, omheind hooi-weidegebied. Het woordje heng staat in het Oudnederlands voor omheining. Het woord hangen (aan een haakje) is verwant aan dit woordje heng. Uit het Oudnederlands is dit woord alleen als toponymisch element overgeleverd. Het woordje meng komen we in de historische woordenboeken niet tegen. Wel het woord menge dat verwijst naar menigte, (groot) aantal, vooral van mensen. Ook naar ‘het volk’. De vertaling van Hengmeng naar omheind weidegebied van ‘het volk’ uit het dorp lijkt gerechtvaardigd.
Waar waren er Hengmengen?

In Andel was er in 1382 sprake van ‘de afterste henghemenghe, (14 hont lands, gheleghen in de afterste henghemenghe’. Als er een achterste Hengmeng was, moet er ook een voorste hengmeng geweest zijn. Waar precies deze Hengmengen lagen is onbekend.
Bij Meeuwen was er sprake van een grote Hengmeng. De Henghemenghe wordt al genoemd in 1382. Er is sprake van een Oost Hing Ming en West Hing Ming in 1832 en van een Hengmengsche polder in 1894. Het betreft volgens Braams (2000) een ontginningsblok van ruim 200 ha uit de twaalfde of eerste helft dertiende eeuw, met een eigen watermolen.
Ook Uitwijk had zijn Hengmeng. In 1462 is er sprake van een Hengemenge, (4 morgen land in de Hengemenge). Waar deze gronden lagen weten we niet exact.
Woudrichem kende ook een Hengmeng. In 1327 is sprake van die Henghemenghe (‘13 morgen land in die Henghemenghe, in den ambocht van Woudrichem, achter Jans zate Utencampe voirss.’), opgedragen aan de graaf van Holland. Er is in 1405 sprake van 3 morgen land in de Hengemenge, strekkend van de Vaartsteeg tot Arnout van Weiburg. In 1571 is er sprake van de Hengenmenge, 3 morgen land, strekkend van de Hooglandse Steeg tot de Vaartsteeg.
Bronnen
Bron van deze hengmeng-vermeldingen: B.W. Braams, Oude topografische elementen in het Land van Heusden en Altena, Heusden 2000.
Etymologie: Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op https://etymologiebank.nl/ en https://ivdnt.org/woordenboeken/historische-woordenboeken/
Het Oudnederlands Woordenboek (ONW) heeft het bestaan van een hengi vastgesteld op grond van onder meer Heingelon en Heingelo, de oudste vormen van Hengelo (Gelderland), en ziet dit als een samentrekking van heginingi. In zuiverdere vorm is dat woord voortgezet als Middelnederlands heininge (v.) en Nederlands heining (v.), een verwant van haag, niet hangen.
Het is trouwens niet duidelijk waarom men in het ONW voor de vorm hengi heeft gekozen. Juist de vormen uit die tijd laten nog -ei- zien, en de afleiding is geschied met het vrouwelijke achtervoegsel *-ungō, *-ingō (Oudnederlands -unga, -inga, Middelnederlands -inge). Beter ware dan Oudnederlands heinga, zuiverder heginunga.
Hoe dan ook, het is inderdaad mogelijk dat woord te herkennen in henghemenghe. De verdere duiding durf ik echter wel te betwijfelen: een ‘heining-menigte’ is niet zo gauw op te vatten als een ‘omheind weidegebied van het (dorps)volk’.
Ik vraag me af of het niet eerder een verbastering is van Middelnederlands hengemunde, hengmunde, ter aanduiding van wisse stukken land in Gelderse oorkonden. Daarvan zijn geen vormen met -ei- bekend, maar dat kan komen door de betrekkelijk late overlevering. Het tweede lid is vooralsnog een raadsel.
Lastig, een dergelijk oud woord helemaal met zekerheid te verklaren. Historisch-geografisch bezien zijn de hengmengen de matige tot slechte gemeenschappelijke weides uit de middeleeuwen. De hier genoemde hengmengen, en die in Herpt, liggen (net) niet in Gelders gebied.
1394
…20 schelling uit 6 hond in de Hengmenghe te Herpt… (land van Heusden)
471 1394 mei 26
Apud Huesden in domo inhabitationis Johannis van der Heiden super granarium anterius ibidem (in platea Smedestrate).
Notaris Renerus Nicholauszn van Ethen, clericus van Traiectum, instrumenteert, dat Godefridus Bonier z.v.w. heer Godefridus Bonier, [en; Bovier?] priester, als executeur van het testament van zijn vader heeft overgedragen aan heer Gerardus Wolf, kanunnik en pitancier van het klooster van Berna, ter nagedachtenis van zijn vader, te houden in het klooster van Berna, 3 Heusdense schepenakten, hierbij geinsereerd, nl. van:
1 nov. 1323 (reg. nr.175);
30 apr. 1343 (reg. nr.219) (transfix van de vorige akte);
8 aug. 1361 (reg. nr.295) (transfix van de beide vorige akten), (alle betreffende een cijns van 20 schelling uit 6 hond in de Hengmenghe te Herpt); met als getuigen: Johannes Spiering Johanneszn, Johannes Johanneszn van Medewen en Johannes van der Heiden.
https://www.bhic.nl/integrated?mivast=235&mizig=210&miadt=235&miaet=1&micode=2092&minr=13665178&miview=inv2&milang=nl&mialg=