Hieronder mijn antwoorden op het vwo-examen dat vanmiddag is afgenomen. Let wel: er is geen garantie dat ik alles goed heb, ik heb nog nooit een 10 gehaald voor het examen. Laat eventuele verbeteringen hieronder achter als commentaar. Als ik het ermee eens ben, zal ik mijn antwoorden dan verbeteren. (De juiste antwoorden komen zaterdag hier te staan; nu staan de opgaven er al.)
Update 13 mei: ook oud-docent Ben Salemans (BS) heeft het examen gemaakt; die antwoorden heb ik nu ook verwerkt, wat betekent dat ik ze (in details) heb aangepast. Als BS een ander antwoord gaf dat volgens mij even goed is (en dus niet beter of minder goed) geef ik het er apart bij.
- 7
- 10
- In deze tentoonstelling wordt de werkelijkheid van het verval geveinsd met de materialen waarvan tekenen van verval normaliter worden verwijderd. Zulk veinzen is ironie. .
- In de moderne kunst is er sprake van onterecht dedain voor ambachtelijkheid.
- probleem: Alles wat we digitaal maken, is onderhevig aan zeer snel verval
gevaar: De vele zaken die we nu digitaal maken, zoals foto’s, zijn er in de toekomst misschien niet meer.
conclusie: Niets kan bewaard blijven dat geen materiële vorm heeft gekregen. - C
- Een belangrijke tegenstelling is die tussen het efemere van Disney-figuren en het gevoel van eeuwigheid en eerbiedwaardigheid dat we hebben bij antieke beelden van mythologische figuren.
- ‘Ik liep (…) het avontuur.’ (197-201)
- D
- A
- 4
- 11
- “Zo vond (…) zou lijden” en “The Times (…) worden gedonderd.” Hirsts expositie bevat zogenaamd materiaal dat uit de zee is opgevist van een vergaan schip dat ‘schipbreuk heeft geleden’ waarna het ‘in zee is gedonderd’. Die twee uitdrukkingen worden in de eerste alinea figuurlijk gebruikt, maar verwijzen dus ook naar de letterlijke betekenis.
- “heeft Hirst (…) te maken” en “Opnieuw is (…) deel verzonnen.”
Volgens BS is er een derde mogelijkheid die laat zien dat het Apistos-verhaal verzonnen is, namelijk regel 21-26: “De tentoonstelling (…) gemaakt hebben.” - De schrijver twijfelt of het werk van Hirst wel alleen maar als oppervlakkige kitsch moet worden beschouwd of als een serieuze poging de kwestie aan de orde te stellen op welke manier kunst een waarde vertegenwoordigt.
- A
- 6: de manier waarop aan kunstwerken waarde wordt toegekend.
7: de grondslagen van ons esthetische oordeel.
8: de afhankelijkheid van de esthetiek van onder andere de culturele context waarin een voorwerp is ontstaan. - De ene kop is de economische macht die deze traditie aan zijn invloed heeft geholpen, de tweede kop is de blikvernauwing die het moeilijk maakt andere culturele tradities te begrijpen.
- Economische en politieke macht is de dominante factor volgens deze tekst.
- De westerse cultuurliefhebber vindt dat we open moeten staan voor andere kunstvormen, maar dat staat in scherp contrast met het feit dat hij of zij deze tentoonstelling, die vol invloeden zit uit andere culturen, sterk zal verafschuwen. Juist degene die zegt open te staan, blijkt dus gesloten – dat is ironie.
- B
- a. de werken met grote ambachtelijkheid zijn gemaakt
b. de werken ons een wereld voortoveren vol kleur en fantasie. - a. niet alleen maar te blijven hangen in ademloze bewondering voor het verleden, maar ook zelf dingen te maken die in de toekomst de moeite waard zijn.
b. ook begrijpen dat de zaken die wij lelijk of kitscherig vinden door mensen elders en mensen in het verleden juist heel erg werden gewaardeerd. - De zorg voor kinderen (bijvoorbeeld het onderwijs), de financiële markt, de medische zorg.
BS: De drie beroepsdomeinen zijn: het onderwijs, de industrie, de medische wereld. - 2
- Eerst werden publieke en openbare gegevens verzameld. In de tweede fase worden gegevens geprivatiseerd en dus eigendom van bedrijven. In de derde fase worden gegevens autonoom.
- D
- C
- Burgers verliezen hun democratische controle over zaken die hun eigen gedrag bijhouden en zelfs beheersen, omdat de algoritmes die hierover gaan worden uitbesteed aan bedrijven.
- In de eerste plaats de ideologie van techbedrijven zoals Apple en Google; in de tweede plaats wat het gaat betekenen als data uiteindelijk ‘autonoom’ worden.
- “ze leggen (…) via software”
“het is (…) handen geven”
“Het maken (…) gaat bijsturen.”
In plaats van het tweede voorbeeld had BS de zin in regels 82-91: “Het kan zijn … tot wantrouwen.” - 6 en 7
- D
- Het gedrag van deze gebruikers wordt vergoelijkt door te stellen dat de discussies op Facebook onoverzichtelijk zijn zodat het ook bijna onmogelijk wordt om alles te lezen.
- Het is een toegeving op het gevoel dat in de discussie steeds weer nieuwe deelnemers helemaal opnieuw beginnen zodat ze bijna zinloos lijken.
- De opvatting is dat docenten geen problemen in de klas moeten bespreken waarvoor ze zelf geen eenduidige oplossing hebben.
- “:Vooral niet (…) maar verwarring.”
- standpunt: “Ze moeten (…) geslagen worden.”
argument: “Zekerheden, daar (…) het leven.”
aanbeveling: “Toetsen moeten (…) te maken.”
BS had hetzelfde, alleen was het standpunt iets uitgebreider, door de voorgaande zin bij het antwoord te betrekken: “standpunt: ‘Het is tijd … geslagen worden’ (regels 75-80)” - ‘Mensen lastiggevallen’ klinkt op voorhand niet als iets wat je ooit iemand zou aanbevelen, dus het lijkt op het eerste gezicht in tegenspraak met ‘lekker’.
- daardoor hun interesse gewekt wordt of dat ze daarmee ook met andere problemen leren om te gaan.
- A
- B.
Nabespreking door docent Arnoud Kuijpers:
Teun Dokkum zegt
Wat denk je dat de n-term gaat worden?
Ties zegt
Ik had bij 3 het volgende:
Het kan als ironisch worden gezien omdat een museum (blijkbaar) gebaat is bij het laten zien van tekenen van het verval, dit is ook een museum maar dat wordt niet getoond. Denk je dat dat goed is?
Marc van Oostendorp zegt
Als ik eerlijk ben, snap ik jouw zin niet goed.
Ties zegt
Ik bedoel dat het een museum normaal gesproken tekenen van verval toont, nu is dat niet het geval terwijl het wel een museum wordt genoemd.
Marc van Oostendorp zegt
Maar het is toch andersom: normaliter worden tekenen van verval zorgvuldig weggepoetst, nu worden ze juist nadrukkelijk getoond.
Ruben zegt
Zou bij vraag 12 het antwoord niet alinea 11 moeten zijn? Alinea 13 is namelijk de laatste alinea, maar na deel 4 moet deel 5 nog komen. Dit laatste deel kan hier nu niet achter komen.
Alinea 11 lijkt een nieuw deel te zijn, omdat het begint met “Hoe confronterend het ook lijkt:”.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, ik denk dat je gelijk hebt. Ik heb dit verbeterd.
Anouk zegt
Weet U toevallig waarom bij vraag 38 “Het is … lastiggevallen worden” regels 75-77 niet het standpunt is. Want dan zou “Ze moeten … geslagen worden” regels 77-80 het argument kunnen zijn. Weet u waarom dit zo niet kan?
Marc van Oostendorp zegt
Nee, als ik eerlijk ben begrijp ik die vraag niet goed. Ik snap ook het verschil niet tussen een standpunt en een aanbeveling, in dit geval. Ik dacht in eerste instantie ook aan jouw antwoord en ik denk nog steeds dat daar ook veel voor te zeggen valt.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik zou zelf zeggen (maar nogmaals: ik kan mijn eigen tekst hier eigenlijk niet op beoordelen): het standpunt is ‘leerlingen moeten zo veel mogelijk lastiggevallen worden’ (ik denk dat dat de bedoeling is van de vragenstellers). Dan is 80-84 de argumentatie (ik had het bedoeld als twee argumenten, maar oké). En dan is de aanbeveling dat toetsen vooral vragen en opdrachten moeten bevatten waarvan de docenten de uitkomsten niet weten. Het gedeelte daarachter zou je hooguit als extra argument kunnen zien (voordeel), maar dat is denk ik niet de bedoeling van de vraag.
Marc van Oostendorp zegt
Ik denk dat je gelijk hebt, in ieder geval waar het gaat om dat standpunt, ik verander dat hierboven. Het lastige vind ik dat ik ‘Ze moeten geprikkeld, gepord, uitgedaagd en een beetje uit het lood geslagen worden” lees als een uitwerking van datzelfde idee (hetzelfde standpunt). Het is daarmee in mijn ogen geen argument.
Marc van Oostendorp zegt
Een vraag is nog wel of het standpunt nu is: “Het is tijd voor reframing: leerlingen moeten zo veel mogelijk lastiggevallen worden” of alleen het tweede deel van deze zin. Ik ken geen rationele manier om daartussen te kiezen.
Taran zegt
Daar ben ik het mee eens. “Ze moeten geprikkeld, gepord, uitgedaagd en een beetje uit het lood geslagen worden.” kan geen argument zijn voor “leerlingen moeten zoveel mogelijk lastiggevallen worden”. Dat zou een cirkelredenering zijn.
Taran van Ess zegt
Peter-Arno Coppen!! Geweldige tekst, joh. Is dat echt zo, kan je je eigen tekst hier eigenlijk niet op beoordelen? In principe bent u de enige die dit antwoord kan geven.. u weet immers wat uw intenties waren. (Waarschijnlijk niet dat deze tekst in een Nederlands examen zou komen, maar toch).
Martijn Koek zegt
Dat hoor je vaker (de schrijver van de tekst zal het het best weten), maar het is niet voor niks makkelijker feedback geven op de tekst van een ander, dan op een eigen. Je snapt namelijk altijd de bedoeling van je eigen tekst, maar dat wil niet zeggen dat die bedoeling ook voor ieder ander uit de tekst zo evident is. Maw: de schrijver kan heel goed iets zeggen over wat hij bedoelde met de tekst, maar minder makkelijk over wat de tekst aan interpretatiemogelijkheden in zich heeft. Denk ik.
Peter-Arno Coppen zegt
Ja precies! Je bedoelingen zitten je in de weg.
Daniël zegt
Bij vraag 39: is het paradoxale van de titel niet dat het lijkt alsof leerlingen worden lastiggevallen terwijl ze hier eigenlijk mee worden geholpen, doordat ze hierdoor beter met onzekerheden kunnen omgaan?
Marc van Oostendorp zegt
Dat is wel waar, maar dat staat natuurlijk allemaal niet in de titel. Ik neem aan dat het de bedoeling is om de paradox in de titel zelf te zoeken, in de tegenstelling tussen lekker en lastigvallen.
Peter-Arno Coppen zegt
Er staat bij de vraag natuurlijk wel “gezien de rest van de tekst”. Dus ik denk wel dat die erbij betrokken moet worden. Maar wie ben ik in dit geval.
Marc van Oostendorp zegt
Ik interpreteer dat dan weer meer zo dat de rest van de tekst de ‘paradoxie’ oplost. Ik vond dat trouwens ook nog wel lastig: moet je nu alleen de tegenstelling benoemen of ook waarom die tegenstelling slechts ‘schijnbaar’ is. (In dat laatste geval zou je dus meer moeten opmerken over het nut dat leerlingen hebben van dat lastigvallen.)
Peter-Arno Coppen zegt
Ik denk dat je gelijk hebt dat de tegenstrijdigheid vooral in ‘lekker’ tegenover ‘lastigvallen’ zit, terwijl er eerder een contrast is tussen het gangbare oordeel over lastigvallen (niet goed) en waar de tekst op uitkomt (wel goed).
Yunus Gokcen zegt
Meneer, ik had dat er in de tekst geen leerlingen worden lastig gevallen terwijl dat wel in de titel staat. Ik zie dat als een paradox. Klopt dat?
Marc van Oostendorp zegt
Strikt genomen worden er in de tekst geen leerlingen lastiggevallen: de teksten richten zich niet op hen. Maar het gaat er natuurlijk wel degelijk over, en wat dat betreft is er dus geen tegenspraak. Ik vermoed dat je antwoord daarom niet goed zal worden gekeurd, helaas.
Liv zegt
Hi, bij vraag 39, is de paradox niet dat in de titel staat “leerlingen lastigvallen” maar uiteindelijk val je de leerlingen helemaal niet lastig, want juist door ze “lastig te vallen” help je ze uiteindelijk om beter met onzekerheden van het leven om te gaan. Ik weet niet of dit klopt maar niet geschoten is altijd mis.
Marc van Oostendorp zegt
Dit antwoord gaf Daniël (hierboven) ook al. Ik denk dat het de bedoeling is om de paradox echt binnen de titel zelf te vinden; voor de uitleg die jij geeft heb je de rest van het artikel nodig, daarom kies ik voor de tegenstelling tussen lekker en lastigvallen.
Yra zegt
Dank je! Wij dachten hier thuis bij vraag 4 dat de nieuwe kunst juist te veel op ‘ideetjes’ gebaseerd is (zie regel 90). Dus dan moet er alleen ambachtelijkheid staan misschien?
Marc van Oostendorp zegt
Ja, dat is een goed punt. ideeën zijn in mijn ogen wel wat anders dan ‘ideetjes’, ongeveer op de manier waarop ‘knutselwerkjes’ iets anders zijn dan ‘ambachtelijkheid’, maar een nurkse tweede corrector pikt zoiets misschien toch verkeerd op, en misschien moet dat ideeën dus inderdaad weg.
Sigo Hoekstra zegt
Beste Marc van Oostendorp,
Ik ben ook wel benieuwd hoe lang je nodig had om dit examen te maken.
Marc van Oostendorp zegt
Het tentamen kwam om 17.00 online, en ik plaatste dit om 18:36. Dus ongeveer anderhalf uur. Maar: ik had bijvoorbeeld alle teksten (toevallig) al eens gelezen. En ik hoef natuurlijk ook niet zenuwachtig te zijn, kan gewoon achterover zitten, enz.
Mert Ruhani zegt
Denkt u niet dat 8 beter zou zijn: “Maar we…de toekomst.” Aangezien hier echt de behoefte naar voren komt en dat had ik bij u antwoord niet echt gezien.
Marc van Oostendorp zegt
Maar in de zin die jij citeert blijkt niet echt dat de behoefte bewaarheid wordt, toch?
Herma van den Brand zegt
Ik mis de prachtige afbeeldingen die bij de recensies over Hirsts scheepswrak in NRC wel aanwezig waren. Ik denk dat heel veel leerlingen de eerste twee teksten beter hadden gewaardeerd én begrepen als die erbij waren geplaatst.
Sem zegt
Is het bij vraag 24 ook niet de overheid ipv de financiële sector?
Ewald zegt
Zou 41 ook niet gewoon B kunnen zijn, ik vond antwoorden A en B echt allebei mogelijk
Marc van Oostendorp zegt
Ik kan me wel voorstellen dat je dit denkt, maar mij lijkt A echt beter. De auteur betoogt dat het uiteindelijk beter is voor de leerlingen als je ze ‘lastigvalt’. Hij vereenzelvigt zichzelf dus ook tot op zekere hoogte met hen.
Milou zegt
Goede avond! Er is veel te doen over het woord “beroepsdomein” bij vraag 24. Iedereen zegt dat dit woord niet eens bestaat? Klopt dit?
Marc van Oostendorp zegt
Je kunt het woord googlen! Het wordt redelijk vaak gebruikt, en dus bestaat het.
Milou zegt
Ahhaa! Dus als het vaak gebruikt wordt is het Okay? De van Dale kende het woord namelijk niet 🙂 vandaar
Maks zegt
Bij 31 dacht ik “De macht … totalitaire potentie.” (r80-82).
Zou dat kunnen?
Marc van Oostendorp zegt
Ja, ik zou daar weinig tegen kunnen inbrengen.
Taran zegt
Denkt u dat bij vraag 24 “autoindustrie” ook een optie zou kunnen zijn? Afgeleid uit “in de kilometerteller van je auto” (r. 32-32).
Marc van Oostendorp zegt
Misschien wel!
Taran zegt
Wat denkt u: zou bij vraag 22a) een antwoord in de trant van “omdat de sculpturen in de tentoonstelling van technische perfectie zijn” goed gerekend worden? (gebaseerd op het begin van alinea 5).
En bij vraag 23a), zou “om kunst minder vergankelijk te maken” een mogelijkheid zijn? Dit aan de hand van de kritiek in alinea 8 dat alles wat we maken, gemaakt is om kapot te gaan. Alsmede alinea 9, waar staat dat we “niet eens verhalen [hebben] om over te leveren aan de toekomst.”
Vond deze twee lastig.
Marc van Oostendorp zegt
Inhoudelijk liggen beide antwoorden dichtbij wat ik gezegd heb. Wat het uiteindelijke correctiemodel wordt en/of hoe de correctoren je antwoorden beoordelen, vind ik lastig te zeggen.
Tony zegt
Beste Marc,
Betreft: citeren
Een beetje muggenziften, maar…..
Als je een citaat verkort, dan is het de regel van Cito dat de drie puntjes tussen haakjes moeten staan. Dus: “ Als (…) staan.”
De regel is zo’n 2 jaar geleden ingevoerd, omdat iedereen maar wat deed. Veel collega’s kennen de “citeerregel” niet en doen er ook niet moeilijk over bij de tweede correctie, maar ……….
Groeten,
Fox
Marc van Oostendorp zegt
Dank, ik pas dat aan.
Ard zegt
Bij vraag 16 wordt gevraagd om een feit, maar A, C en D zijn een mening (al is D wel een beetje discutabel), mag het dan wel iets anders dan B zijn?
Marc van Oostendorp zegt
Ik denk dat je best kunt zeggen dat het een feit is dat X dit of dat lijkt te doen.
Taran zegt
Coppen wandelt hier ook ergens tussen de reaguursels. Verbaasd zal ik niet zijn als die laatste tekst door het Cito omwille van die didactiek bewust gekozen is, om leerlingen van het voorbereidend *wetenschappelijk* onderwijs na te laten denken over de voordelen van discussies en een probleemoplossende houding. Nou is dat denk ik vooral naar aanleiding van de snibbigheid onder leerlingen over het feit dat docenten en hoogleraren het examen zelf niet eens foutloos kunnen maken (ik hoor medeleerlingen er vaak genoeg over en ik heb me er zelf ook wel is schuldig aan bevonden). Ik merk dat leerlingen op het vwo niet (meer?) geënthousiasmeerd worden door verwarrende uitdagingen en ze vinden veelal dat er gewoon één duidelijk juist antwoord op elke vraag moet zijn. Natuurlijk de ijverige elite daargelaten. Gelukkigerwijs kunnen ze met die laksheid terecht bij het, tja, Landelijk Aktie Komitee Scholieren. Maar goed, de klaagcultuur zullen we wellicht in een toekomstige tekst ooit aan bod zien komen.
Berthold van Maris zegt
Het zou al schelen als die teksten op een aantrekkelijke leesbare manier gepresenteerd worden, en niet met die kinderachtige getallen (regels, alinea,s) erbij, waardoor het sommen worden in plaats van teksten. Raken we daar ooit nog van bevrijd?
Eddy van Kuppevelt zegt
Bij vraag 25 had ik alinea 3; in alinea 2 gaat het volgens mij over de ‘dataficering van alles’, de ‘privatisering van alles/die dataficering’ komt pas in alinea 3 aan bod.
Bij vraag 37: de zin die u noemt, heb ik gelezen als commentaar van de auteur (oei, oei, voorbeeld inderdaad maar niet gebruiken, stel je voor wat er zou gebeuren); de zin daarvoor: ‘En dus…voorbeeld!”‘ laat zien dat de docenten de geframede opvatting in de praktijk brengen, ze schrappen voorbeelden (want: kindermishandeling).