Geschiedenis van het Nederlands in 100 literaire werken (16) – Die geestelike brulocht van Jan van Ruusbroec
Jan van Ruusbroec (1293-1381) schreef misschien voor godsdienstige tijdgenoten die niet voldoende Latijn kenden om de theologische literatuur te kunnen volgen, en er zijn mensen die beweren dat hij zelf misschien maar matig Latijn kende. Toch zijn zijn werken zijn meer dan samenvattingen in de volkstaal van wat al bekend was. Hij was een bekend mysticus en zijn werk werd omgekeerd juist vertaald in het Latijn, en via die taal in allerlei andere volkstalen. Ook later werd zijn werk in allerlei talen vertaald.
Zijn bekendste werk is de Geestelike brulocht, waarin hij beschrijft hoe de mens steeds dichter bij God kan geraken. Het is geschreven in behoorlijk lastig proza. Dit is het slot.
Tekstfragment
Ende hier es een ghebrukelijc overliden ende een vervlietende inslach in die weselijcke Bloetheit, daer alle godlijcke namen ende alle wisen ende alle levende redenen die inden spieghel godlijcker Waerheit ghebeeldet sijn; die vallen alle, in die eenvuldighe Onghenaemtheit, in onwisen ende sonder redene. Want in desen grondelosen wiele der Simpelheit werden alle dinc bevaen in ghebrukelijcker Salicheit, ende die Gront blivet selve al onbegrepen, het en si met weselijcker Eenicheit. Hier vore moeten die Persone wiken, ende al dat in Gode levet, want hier en es anders niet dan een eewich Rasten in eenen ghebrukelijcken Omvanghe minlijcker ontvlotentheit. Ende dit es in dat wiselose Wesen dat alle innighe gheeste boven alle dinc hebben vercoren. Dit es die doncker Stille daer alle minnende in sijn verloren. Maer mochte wij ons aldus in duechden ghereden, wij souden ons scrirre vanden live ontcleden, ende souden vlieten inde welde zeebaren, nemmermeer en mocht ons creatuere herhalen. Dat wij ghebrukelijcke besitten moeten die weselijcke Eenicheit, ende eenheit claerlijcke bescouwen in Drieheit, dat gheve ons die godlijcke minne die en ghene bedelere en ontseit. Amen. Amen.
Hertaling
En hier zijn een genietend overschrijden en een vervlietende onderdompeling in de wezenlijke Naaktheid, waar alle goddelijke namen en alle wijzen en alle levende redenen, die in de spiegel van goddelijke waarheid in beeld zijn gebracht, vallen in de enkelvoudige Ongenaamdheid, in gebrek aan wijsheid en rede. Want in dit grondeloze wiel der Simpelheid worden alle dingen bevangen in genietende Zaligheid; en de Grond blijft zelf geheel onbegrepen, het zij dan met wezenlijke Eenheid. Hiervoor moeten de Personen wijken, en alles wat in God leeft; want hier is anders niets dan een eeuwig Rusten in een genietend Omvangen van minnelijke ontvlotenheid; en dit is in het wijsloze Wezen dat alle innerlijke geesten boven alle dingen hebben verkoren. Dit is de donkere Stilte, waar alle minnenden in zijn verloren. Maar mochten wij ons aldus in deugden gereedmaken, wij zouden ons schier van het lichaam ontkleden, en zouden vlieten in de wilde zeebaren: nimmermeer zou ons een schepsel kunnen terughalen. Dat wij genietend mogen bezitten de wezenlijke Eenheid, en de eenheid klaar aanschouwen in de Drieheid, dat geve ons de goddelijke minne, die geen bedelaar ooit afwijst. Amen. Amen.
Over de taal
De stijl doet denken aan die van veel latere continentale filosofen zoals Heidegger. Ik heb expres de hoofdletters ook in de vertaling laten staan, al ken ik eerlijk gezegd de Ruusbroeckiaanse literatuur niet goed genoeg om te begrijpen of iemand er betekenis aan heeft verleend.
Ook zonder die hoofdletters is het een stijl die vaak wordt afgeraden. In het bijzonder drukt hij zo’n beetje alle substantie uit in zelfstandignaamwoorden: niet ongenaamd maar ongenaamdheid, niet simpel maar simpelheid, niet salich maar salichheit. Niet mensen rusten maar ‘hier is eeuwig rusten’, niet wij omvangen maar wij zijn in een genietend omvangen. Er zijn wel bijvoeglijk naamwoorden en werkwoorden maar met name de laatsten zijn wat taalkundigen noemen ‘licht’, ze staan er vooral voor de grammatica en nauwelijks voor de betekenis.
Deze stilistische keuzes hebben verschillende effecten. In de eerste plaats hebben zelfstandig naamwoorden vaak een absolutere betekenis. Een dronken man kan morgen weer nuchter zijn, een dronkenman is verloren. Bevangen worden in zaligheid is grootser dan je zalig voelen.
Een ander gevolg is dat al je beweringen vanzelf abstracter worden, verder af komen te staan van de dagelijkse werkelijkheid. Dat is bij mystici of continentale filosofen natuurlijk precies de bedoeling.Van ieder concept, van ieder gevoel, van iedere waarneming wordt een telbare entiteit gemaakt, een schaakstuk dat je op het bord kunt zetten, waarmee je kunt manipuleren, waarover je kunt nadenken. Een bijvoeglijk naamwoord geeft normaliter een kwaliteit aan van iets anders, het zelfstandig naamwoord. Als je er zelf een zelfstandig naamwoord van maakt, wordt het iets dat je zelf in je hand kunt nemen en van alle kanten bekijken: zie hier, de Eenheid, ziedaar de Drieheid.
Precies dat laatste is denk ik waarom fictieschrijvers of dichters, estheten, zulke constructies vermijden. Je wordt gedwongen om heel erg langzaam te lezen, je ‘ziet het niet voor je’.
Een andere opvallende eigenschap van Ruusbroecs stijl is dat hij zijn redeneringen steeds heel precies uitmeet. Veel zinnen beginnen met ende en want om een expliciet verband te leggen met de voorafgaande zin. Dat is nog niet zo ongebruikelijk, maar bij Ruusbroec legt hij het verband ook op andere manieren: “Dit es” waar “dit” het in de vorige zin genoemde is, of “Hier vore” waarin hier dezelfde functie heeft. In het aangehaalde fragment is alleen de laatste zin (“Dat wij ghebrukelijcke besitten moeten…”) een uitzondering: een zin die op zichzelf staat en niet expliciet aan de andere wordt gekoppeld.
Het effect van al die koppelingen is er ook weer een van abstractie, van buiten de chaotische wereld stijgen in het domein van het abstracte, het goddelijke, zo je wilt. Dat zoiets in de loop der eeuwen in stijlgidsen vaak is afgeraden komt omdat stijlgidsen zelden schrijven voor mystici.
Meer lezen
- Die geestelike brulocht in De canon van de KANTL
Met dank aan Frank Willaert en Guido De Baere
Gert de Jager zegt
Erg interessant, deze koppeling van effecten aan stilistische keuzes van mystici en filosofen als Heidegger. Bestaat daar literatuur over? Een beschrijvende studie bijvoorbeeld. Ik heb er bij Heidegger wel eens – niet al te intensief – naar gezocht, maar kon niets vinden.
Ik ben nu aan het nadenken over de zin die eindigt met ‘waarover je kunt nadenken’. Ruusbroec was een systematicus, maar was het echt zijn bedoeling om zijn gesubstantiveerde concepten te hanteren als schaakstukken om er van een afstand naar te kunnen kijken? Het lijkt strijdig met wat je ook schrijft: een mysticus als Ruusbroec wilde juist door zijn taalgebruik uitstijgen boven het dagelijks gewoel en het domein van het goddelijke bereiken. Daar geen afstand dus. Juist in deze slotpassage lijken alle abstracties in elkaar over te gaan: wezenlijke naaktheid, enkelvoudige ongenaamdheid, het grondeloze wiel der simpelheid enz. enz. Het lijkt erop alsof het repetitieve van de abstracties zelf een extase teweegbrengt. Zolang ‘wij’ ons nog niet echt schier van het lichaam kunnen ontkleden en vlieten in de wilde zeebaren, zit er misschien weinig anders op.
mhelderwp zegt
Andere benadering:
Welke woordsoort dominant is, vloeit als vanzelf voort uit Ruusbroecs onderwerp. In zijn ‘Seven trappen in den graed der gheesteleker minnen’ wemelt het van de werkwoorden: wat men moet doen, wat men verkeerd doet, hoe men zich voelt enz.
Maar in de ‘brulocht’ gaat het om een geestelijke toestand, waarin denken, willen en doen niet meer bestaan (en ruimte en tijd evenmin); er is slechts ondergaan, ‘zijn’. Geen personen, geen eigenschappen, maar alleen geest, die één is met God (die eveneens geest is).
Om dit te beschrijven, passen adjectieven niet (inderdaad, ‘een dronken man’ vs ‘een dronkeman’), evenmin als persoonlijke voornaamwoorden en werkwoorden. Die staan in deze passage dan ook alleen in de twee laatste zinnen, een irrealis en een optativus.
Marc van Oostendorp zegt
Interessant! Vooral die vergelijking met de seven trappen!