Een paar jaar geleden heb ik me voorgenomen om niet ieder jaar weer dezelfde kritiek op het centraal schriftelijk eindexamen Nederlands te hebben. Ik heb toen gesproken met een aantal nauw betrokkenen, en die doen heus allemaal hun best om er iets goeds van te maken, maar zij worden uiteraard beperkt door de syllabus, en de eindtermen, en de statistici, en die hele stroperige wereld die ervoor zorgt dat het examen van volgend jaar vooral een uitslag moet krijgen die vergelijkbaar is met die van dit jaar want anders is het oneerlijk voor de leerlingen. En wil je echt iets veranderen dan zul je een lange adem moeten hebben want in een strikte opvatting zijn de brugklassers van dit jaar al begonnen met de voorbereiding op het vwo-examen van 2027.
Hoe dan ook, ik denk dat er positievere manieren zijn om je met het schoolvak Nederlands bezig te houden dan steeds maar weer hetzelfde te roepen, dus ik heb een paar jaar helemaal geen commentaar geleverd op het eindexamen Nederlands. Maar ja, dan wordt er dit jaar een tekst van mijn hand gebruikt in het eindexamen vwo, en daar wordt ook nog eens een drogreden in aangewezen, dus daar moet ik toch even iets van zeggen.
Kindermishandeling
Ik moet om te beginnen toegeven dat ik natuurlijk de slechtste persoon ben om mijn eigen tekst te verklaren, want ik weet wat ik bedoeld heb, en het gaat er bij het examen leesvaardigheid om dat je leest wat er staat en niet zozeer wat de schrijver bedoeld heeft. En andersom: als lezers iets uit de tekst opmaken wat ik niet bedoeld heb, kan ik mezelf dat aantrekken want dan heb ik het toch niet helemaal goed opgeschreven
Maar goed, ik mag me natuurlijk wel verdedigen tegen de beschuldiging van een drogreden. En dan begin ik toch even met wat ik met die tekst bedoeld heb, en wat er volgens mij ook staat. De kern van deze column begint met de signalering van een geval van ‘framing’. Het probleem daarbij in het examen is natuurlijk dat framing niet tot de leerstof behoort, dus je mag niet verwachten dat de leerlingen weten wat dat is. De examenmakers hebben dit opgelost door de term in een noot te verklaren: ‘Bij framing worden woorden en beelden doelbewust gekozen, zodat bepaalde aspecten van een onderwerp worden benadrukt en andere onderbelicht blijven.’ Het is niet helemaal onjuist denk ik (al kun je erover twisten of je onbewust een frame kunt creëren), maar zo weet je nog niks volgens mij. Het gaat er bij framing vooral om dat je door een bepaalde keuze van woorden en beelden een ‘frame’ creëert, waardoor sommige eigenschappen buiten het frame vallen en dus uitgesloten worden. Met het voorbeeld uit de tekst: als je door het gebruik van het woord ‘lastigvallen’ het frame creëert dat onzekerheid kindermishandeling is, dan wordt het erg moeilijk voor anderen om iets positiefs over onzekerheid te zeggen, omdat je dan voor kindermishandeling lijkt te pleiten. Framing is dus vooral een retorisch dingetje waarmee je een beperkende of zelfs sturende visie op iets in stand houdt.
Buiten beeld
Hoe dan ook: ik signaleer in die column dus dat het praten over onzekerheden in termen van ‘lastigvallen’ het frame creëert dat onzekerheid kindermishandeling is. Daarna noem ik toch een aantal voordelen van onzekerheden: je hebt ze nodig om iets te leren. Als je bij je zekerheden blijft, kom je nooit verder. Maar het frame maakt het eigenlijk onmogelijk voor mij om dat te zeggen, dus is mijn betoog: we kunnen dat frame het beste bestrijden met het omgekeerde frame, waarbij je precies het tegenovergestelde zegt: leerlingen moeten zo veel mogelijk lastiggevallen worden, docenten moeten vooral vragen stellen die ze zelf niet weten, en toetsen moeten juist over onzekerheden gaan, zodat leerlingen zelf kunnen redeneren.
Dit staat er allemaal vrij letterlijk. Maar wat doen nu de examenmakers? Die zitten zoals gezegd met het probleem dat framing niet tot de examenstof behoort, en een argumentatieschema wel, dus ze komen op het idee om een argumentatieschema toe te passen op dat omgekeerde frame.
Dat is wel problematisch. Je kunt om te beginnen betwijfelen of framing wel een vorm van argumentatie is. Wat is je standpunt als je een frame creëert? Dat het frame een correcte voorstelling van zaken is? Nee, het is hooguit een slinkse manier om bepaalde eigenschappen buiten beeld te houden.
Doorprikken
Marc van Oostendorp, die op Neerlandistiek het examen besprak, vertelde dat hij moeite had met vraag 34, waar je de argumentatie in alinea 7 in een schema moest invullen. Ik snap dat wel, want in alinea 7 stond dus geen argumentatie maar de omkering van het eerder gesignaleerde frame.
Het toepassen van een argumentatieschema op framing lijkt volgens mij een beetje op een intelligentietest waarbij je iemand voor een rond gat een vierkante pin en een hamer geeft. Natuurlijk krijg je die pin met geweld wel in dat gat, maar pin en gat zijn toch eigenlijk niet voor elkaar bedoeld.
Nou wil ik ook nog wel toegeven dat het zijn nut heeft om te laten zien dat een frame een scheve voorstelling van zaken is, die per definitie dus ‘niet klopt’, en als je dat met alle geweld een drogreden wilt noemen, oké. Maar doordat de examenmakers het eerste frame (onzekerheid is kindermishandeling) niet als drogreden ‘ontmaskeren’ en het tweede frame wel, zal de argeloze maker van dit examen onthouden: die Coppen heeft misschien wel een leuk stukje geschreven, maar in de laatste alinea hangt hij een redenering op die een kritische lezer kan doorprikken. Dan heb je volgens mij toch niet goed begrepen wat er staat.
En je moet natuurlijk wel leerlingen lastigvallen, maar geen columnisten.
Weia Reinboud zegt
Drogreden? Echt niet. Leuke omkering, dat wel. Ellendig dat leerlingen hier een drogreden moeten zoeken waar die niet is.
Irina zegt
Als iemand mij een hamer en een vierkante pen geeft voor een rond gat zou ik toch de neiging hebben om te vragen “mag ik ook een beitel?”
Klaas zegt
Een vierkante pen past best in een rond gat, als de diagonaal van het vierkant maar niet groter is dan de diameter van het gat. Geen beitel nodig.
Yke Schotanus zegt
Of een redenering aanvaardbaar is of niet bepaalt degene die luistert of leest. Er staat in de vraag ook niet dat die drogreden erin zit. Er staat dat je die erin zou kunnen zien. Coppens legt mijns inziens wel goed uit dat hij een goede reden heeft om een drogreden in te zetten (kwaad met kwaad bestrijden), maar hij geeft ook toe dat achter elk frame een verkeerde redenering zit. Een argumentatie die in wezen niet aanvaardbaar is. Het probleem is dat Coppens reageert vanuit het frame dat het gebruik van een drogreden van kwade bedoelingen getuigt, maar dat is niet zo, een drogreden is gewoon een onaanvaardbaar argument. Het lijkt mij heel onverstandig om elke vorm van framing voortaan te ontslaan van een toets op drogredenen. De frames ‘graaier’ voor politicus, en ‘elite’ voor personen die wat letters hebben gegeten, zijn gebaseerd op overhaaste generalisaties en worden vaak ingezet als persoonlijke aanvallen. Als je dat niet meer mag benoemen, gaat het niet goed.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik geloof niet dat ik ergens spreek over kwade bedoelingen. Ik heb het zelfs over het mogelijk onbewust creëren van een frame. Ik geef uiteraard wel toe dat je kunt aanvoeren dat er iets mis is met een bepaald frame, en ik wil er desnoods in meegaan dat er met alle frames wel iets mis is (in de zin dat ze bepaalde perspectieven of aspecten van een kwestie uitsluiten). Mijn bezwaar zit hem allereerst in het punt dat framing naar mijn idee geen vorm van argumentatie is, en dat het toepassen van een argumentatiemodel op framing niet zo handig is.
Peter-Arno Coppen zegt
Zoals gezegd is die laatste alinea simpelweg het omgekeerde frame van het frame dat ik in dit stuk bekritiseer. Mijn standpunt is dat je daar moeilijk een argumentatieschema op kunt toepassen. Maar goed, doordat in de vraag naar de drogreden het halve gevraagde antwoord al wordt weggegeven, is het moeilijk om het echt ‘fout’ te beantwoorden.
Als er iets is wat ik in die hele tekst betoog, dan is het (althans dat denk ik dat er staat, maar zoals ik eerder opmerkte kan ik het mis hebben omdat mijn bedoeling me in de weg zit) dat onzekerheden niet geschrapt moeten worden uit de toetsing. Het argument daarvoor (in de tekst) is dat je onzekerheid nodig hebt om iets te leren. Onzekerheid is dus een noodzakelijke voorwaarde om te leren. De ‘kritische lezer’ onder de examenmakers lijkt dit op te vatten als de bewering dat je door onzekerheid toe te voegen leerlingen ook in het algemeen leert om te gaan met onzekerheden, en dat dit zelfs een voldoende voorwaarde zou zijn voor het volledig aankunnen daarvan. Een kritische lezer van de examenvraag zou daar inderdaad weer een drogreden in kunnen zien, omdat je een in principe juiste bewering (‘onzekerheid in toetsen helpt je ook om überhaupt met onzekerheden om te gaan’) uit het lood trekt.