Een belangrijk inzicht dat mijn PhD in Moderne Nederlandse Letterkunde mij opleverde en ik graag doorgeef aan anderen is: de drager van taal maakt uit. Niet alleen in de woorden zit namelijk betekenis vervat, ook in hoe die woorden bestaan. Oftewel: zowel de talige elementen als de materiële drager van woorden (zoals een muur, tatoeage, poster, stem, papieren bladzijde, Instagrampost etc.) kennen betekenis toe aan een taaluiting.
Het bewijs hiervoor is dat de betekenis van bijvoorbeeld een gedicht kan veranderen als de materiële drager wijzigt, ook als de woorden van het gedicht precies hetzelfde blijven. Als je het gedicht ‘Eb’ van M. Vasalis bijvoorbeeld leest in een rouwadvertentie, kan die drager ervoor zorgen dat je de tekst leest als een gedicht over de dood; de eerste regel, ‘Ik trek mij terug en wacht’, wordt dan bijvoorbeeld een metafoor voor sterven. Terwijl de kust aanleiding kan zijn om ‘Eb’ te begrijpen als een gedicht over de zee; ‘Ik trek mij terug en wacht’ wordt dan bijvoorbeeld een uitspraak van een personificatie van de zee tijdens eb.
Dit is natuurlijk geen compleet nieuw inzicht. Eigenlijk weten we heel goed dat de drager van taal uitmaakt. Met middelbare scholieren en leraren in opleiding bedenk ik vaak niet-literaire voorbeelden hiervan. Dan blijkt bijvoorbeeld dat we allemaal vinden dat een appje in hoofdletters echt iets anders kan betekenen dan precies hetzelfde bericht in kleine letters. Dankzij neuro- en sociolinguïstisch onderzoek weten we bovendien dat het accent waarin iemand iets zegt invloed kan hebben op hoe de luisteraar de boodschap begrijpt.
De Canadese communicatie- en mediawetenschapper Marshall McLuhan vatte dit idee in 1964 samen in de nu bekende uitspraak ‘the medium is the message’. Toch lijkt dit inzicht niet in alle hoeken van de neerlandistiek te zijn doorgedrongen. Afgezien van enkele historisch letterkundige onderzoeken en boekwetenschappelijke studies naar het belang van materialiteit van (literaire) teksten en uitzonderlijke publicaties zoals Mediatisering en literatuur. Een moderne, mediavergelijkende literatuurgeschiedenis (1996) van de Vlaamse mediawetenschapper Frank Hellemans en de oratie van neerlandicus Yra van Dijk uit 2014, bestaat in de neerlandistiek over het algemeen de neiging om, zoals Van Dijk het stelt, ‘door het werk heen te kijken op zoek naar betekenis’.
In mijn proefschrift Poëzie buiten het boek. De circulatie en het gebruik van poëzie (2021) laat ik zien welk effect dit inzicht kan hebben op onze kijk op poëzie. Ik presenteer enkele ‘material readings’ van straatgedichten, Instagramgedichten, poëzietatoeages, Candlelightgedichten en meer, en toon op verschillende manieren aan dat de drager van taal uitmaakt, voor zowel de betekenis, als het bereik en het publiek van die gedichten. Ik heb lang gezocht naar een Nederlandstalig alternatief, maar uiteindelijk heb ik het conclusiehoofdstuk van mijn proefschrift toch een Engelse kop meegegeven: ‘poetry matters’. Die uitspraak klopt namelijk zo mooi op twee manieren. Poëzie maakt uit: gedichten worden volop gebruikt en aan poëzie wordt constant betekenis ontleend. En de drager van poëzie is van belang: de materiële drager van poëzie hangt samen met de gebruikers, het gebruik en dus ook met de betekenissen van poëzie.
Kila van der Starre is onder meer poëziecriticus en neerlandicus.
Bert Mostert zegt
De uitspraak van McLuhan was in de aren zestig van de vorige eeuw een gevleugeld woord. Gelukkig is deze, en hopelijk ook zijn boek, weer terecht in de belangstelling. Op mijn site heb ik op bescheiden schaal aandacht gevraagd voor de niet-officiele dichtkunst. De link hieronder verwijst ernaar.
Dank voor de link naar uw proefschrift.
https://www.arspoetica.nl/wp-content/uploads/2019/07/nieuwskrant-2019-nr2.pdf