Drie jaar is Nene nu in Nederland – toen ze hier kwam was ze vijf en sprak ze alleen Hongaars. Dat Hongaars is nu helemaal verdwenen, het Nederlands haalt ze op haar eigen tempo in.
Ze ontdekt nu de rijmpjes, haar favoriet heeft ze deze week tegen iedereen gezegd: “Wat je zegt ben je zelf, met je kop door de helft”. En dan verder tot en met de verzekering van het zuur. Ik geloof dat het voor haar vooral de betekenis heeft van Sliep uit, dat ze nog niet kent: iets wat je zegt tegen iemand die onaardig is. We hadden het afgelopen hemelvaartweekeinde een norse buschauffeur die ook nog eens heel schokkerig reed, zodat Nene binnen een kwartier misselijk was. Toen hij stopte om een vriend op te pikken stapte hij snel uit. Hij begon ons uit te kafferen dat we uitstapten zonder eerst op Stop te hebben gedrukt. Toen hij wegreed hebben we drie keer Wat je zegt ben je zelf gezegd, zonder dat hij ons had gezegd wat wij dan waren.
Ze heeft nu ook de verkleinwoorden ontdekt, en ze maakt ze ook zelf, in zinnen zoals “Dat gaan we gezelligjes doen” en “Ik loop langzaampjes naar boven”. Ik heb het idee dat ze dat soort nieuwvormingen – ze komen wel voor maar het is onwaarschijnlijk dat ze ze allemaal heeft gehoord, en ze heeft er ook duidelijk plezier in om ze te gebruiken – vooral gebruikt als bijwoorden. Dat is een bestaande vorm: netjes, stiekempjes, warmpjes, en het Taalportaal geeft nog meer voorbeelden. Je kunt sommige ervan ook als predicatief bijvoeglijk naamwoord gebruiken (“hij is netjes”, of in Nene’s taal “het is gezelligjes”), maar niet attributief (‘een netjes huis’, ‘een gezelligjes avondje’), en Nene houdt zich keurig aan al die regels.
Het gaat sompjes wat langzaamtjes, langzamertjes dan je denkt of hoopt, maar ook de kleinste regels worden zo uiteindelijk opgepikt.
Robbert-Jan Henkes zegt
Daar zit een boek in, Marc. Naar analogie van Tsjoekovski’s Van twee tot vijf (От двух до пяти), en Panteleëvs Onze Masja (Наша Маша). Doen!