De zomer komt er aan. Op het land wordt gewerkt met landbouwmachines. Mariken Heitman geeft in haar roman Wormmaan prachtige beschrijvingen van beestachtige machines met klauwen, messen en scharen die het land bewerken. Haar beschrijvingen roepen herinneringen op aan de ‘agrarische cyclus’ van Armando en aan gedichten van H.H. ter Balkt over de schoonheid van landbouwwerktuigen. Maar altijd loert het gevaar: ‘Aftakas uitzetten!’
Heitman beschrijft de landbouwmachines vanuit het perspectief van de aarde die de trekker over zich heen voelt rijden. ‘De aarde zal het toelaten, ze is kil maar gewillig vandaag.’ In de bovenlaag is de vorst uit de grond. Dan zakt de aan de trekker gekoppelde spitmachine: ‘Grommend komen de schoepen in beweging, ze happen grond, werken in één gang rogge, onkruid en mest onder.’ De dreiging gaat uit van de aftakas, de draaiende verbinding tussen trekker en machine. Gevaar voor de boer: ‘Nooit kon ik de gedachte onderdrukken aan boeren die er met hun mouwen tussen kwamen.’ De beschrijvingen van werktuigen betreffen vooral de wijze van bewerking van het land. De verbinding tussen de machine en de aarde. Een mooi beeld van een trekker in het land met een brede ploeg erachter: messen die lange rechte lijnen trekken. De aarde omleggen in verse, zwarte regels. We kennen het beeld. Maar Heitman laat ons door haar originele en rake woordgebruik beter naar het ploegen kijken. Wat gebeurt er? Hoe ziet het er uit? ‘De zware trekker in het najaar, scheef, met één poot in zijn eigen voor, de blikkerende ploegscharen die aan het begin van iedere baan in de klei zaken alsof het vla is, hoe ze de grond openrijten, de plakken keren.’ Na het ploegen liggen de voren erbij ‘als een dik breisel’ dat het land bedekt. Alsof er een enorme kabeltrui over het land ligt uitgespreid. Zo had ik er nog niet eerder naar gekeken.
Armando werd geraakt door de koele beschrijvingen van landbouwwerktuigen zoals die in advertenties in agrarische bladen staan afgedrukt. Eigenschappen en kenmerken. Hieruit plukte hij hapklare fragmenten, ready mades. De teksten werden in Deel 1 van De Nieuwe Stijl geïsoleerd gepresenteerd als ‘nieuwe poëzie’, mede door de vorm, het afbreken van zinnen. Authentieke beschrijvingen van landbouwmachines:
als de machine goed is afgesteld, wordt
goed werk verkregen.
Maar in de daaropvolgende teksten van de reeks gedichten 1 tot en met 13 sluipt het gevaar de poëzie binnen:
de draaiende trommel wordt door de aftakas aangedreven:
4 tandbalken met 96 tanden:het bijeenharken van stro
het verzamelen van aardappelloof
het wiersen van bietenblad
In sommige fragmenten schuilt het gevaar in woorden als ‘rooischaren’, ‘aandrijftandwielen’ en ‘elevatorketting’. Als scholier, werkzaam op het land, liep ik eens naast een bollenrooimachine om het loof met een schoffel tussen de ploegscharen weg te duwen. De grond met bollen werd omhoog gestuwd naar het zeefplatform. Mijn voet werd geraakt door een loofklapper, een ketting die zo hard ronddraaide dat hij onzichtbaar was. Het bloed dat uit mijn kapotte laars liep verried dat er iets gebeurd was. Een gat in mijn hiel, net onder mijn achillespees.
Machines! Maai ons niet, maai de rogge is de titel van de bloemlezing van de gedichten 1969-1979, van H.H. ter Balkt, waarin een geschiedenis van het boerenleven wordt beschreven. Een wereld van gras, hazen, varkens, mesthoop en bietenveld. Op een dag in november komt ‘De dorsmachine’ het dorp binnen:
In zijn raderwerk van rondtollende linten
in zijn of haar kafblazende muil
kon hij armen in stro veranderen, ogen
in molshopen maar luidde doodstil grommend
van ongeloof het stijve koren uit.
In touw gevangen strobalen blijven achter op het erf. ‘Als de dorsmachine vertrok, verzonk het jaar.’ Een ander gedicht is ‘De aardappelsorteermachine’. Alleen al de titel voert mij terug naar zomers van werken op het land, waar in schuren het ritmisch gebonk dreunde van de bloembollensorteermachine. De maatplaten sorteerden op verschillende grootte. Bollen regenden in de manden die onder de machine stonden. Er tegenover aan een lange tafel tegen de muur achter hoge hopen bloembollen zaten de bollenpelsters. Uit een stoffige radio schalde Arbeidsvitaminen. De dagen verstreken in een vredige regelmaat. ’s Avonds hing er een diepe stilte rond het erf waar we gaasbakken vol bollen hoog opstapelden.
Na de bollentijd werden de aardappelen gerooid. Dat gebeurde inmiddels machinaal. We stonden op de machine, twee aan elke kant van het midden waar aardappels, kluiten en ander afwijkend spul langs rolde dat verwijderd diende te worden. Een aardappel sloeg over de rand een zijgleuf in en bleef daar rondtollen. Toen ik de pieper pakte, werd mijn plastic handschoen door een ketting gegrepen. In een reflex trok ik mijn hand net op tijd terug. Alleen de handschoen was kapot. Daar waren ze, de ‘stalen tanden’ uit de cyclus van Armando.
‘Het besturen van een trekker is een daad van soevereiniteit,’ luidt de eerste zin van Wormmaan, de roman van Mariken Heitman. Een sterke beginzin. Misschien was ik twaalf, de eerste keer dat ik een trekker bestuurde. Macht over machine. Een M.A.N., later een David Brown. Sturen is de richting bepalen. Maar nooit mocht ik op de openbare weg. Want daar loerde het werkelijke gevaar.
Bekend is het dramatische ongeluk van de dichter Jan Hanlo. Hij overleed na een ernstig ongeluk. Op 14 juni 1969 reed hij in de stromende regen bij Berg en Terblijt met zijn motor tegen een tractor. Hij had de tractor willen inhalen toen deze linksaf een zijweg insloeg. Het Limburgs Dagblad plaatste een aangrijpende foto van Hanlo die onder een paraplu op het natte wegdek ligt, naast zijn motor.
Het ongeluk van Ferdi E., de ontvoerder en moordenaar van Gerrit Jan Heijn, vormde voor Tim Krabbé uiteindelijk de aanleiding om het boek over Ferdi E. te schrijven: Vrienden (2019). Op maandagochtend 3 augustus 2009 in Vorden werd Ferdi E. op zijn fiets overreden door een graafmachine ‘waaraan hij geen voorrang had verleend’. Hij had de graafmachine niet gezien. ‘Het is een wonder dat hij niet meteen dood was, want dat ding is met twee wielen over hem heen gegaan.’ Krabbé, die jarenlang gesprekken met Ferdi E. heeft gevoerd om de ware toedracht van de ontvoering en moord op Gerrit Jan Heijn te reconstrueren en inzicht te krijgen in de psyche van Ferdi E. belt zijn ex Liz Snoijink op. ‘Als ik de graafmachine noem zegt ze: “Een passend einde.” Pas een uur later, als ik een stukje fiets, begrijp ik wat ze bedoelde en wat natuurlijk iedereen onmiddellijk zag: Ferdi, graafmachine. Zoals het NOS-Journaal een paar uur later zegt: “Alsof het lot nog een appeltje met hem te schillen had.”’ Ferdi E. had Gerrit Jan Heijn eigenhandig in het bos begraven, nadat hij hem van achteren door het hoofd had geschoten. De cirkel is gesloten. ‘Nu kan ik toch nog het boek schrijven,’ concludeert Krabbé op bladzijde 740. Het ongeluk met de graafmachine heeft een meeslepend boek van 794 bladzijden opgeleverd.
Ferguut zegt
Ik heb genoten van dit stuk over een thema dat niet direct voor de hand ligt (behalve voor originele geesten als Heitman en Ter Balkt).