Achter het achtervoegsel (18)
Tijdens een flinke opruiming van de bomvolle kasten in mijn klaslokaal vond ik het uittrekselboek Literette, Letterkundig studieboek voor MAVO en ander voortgezet onderwijs (Apeldoorn: Van Walraven, z.j.). Van den Toorn (1989) noemt het als een afleiding van het veel bekendere Literama, Honderd samenvattingen van Nederlandse letterkundige werken (1962) van Van der Kerk en Poolland, met samenvattingen die scholieren wél lazen. Zou het suffix hier aanduiden dat het om een luchtiger, makkelijker schoolboek gaat dan Literama? Of slaat –ette hier juist op de betekenis ‘verzameling’, zoals bij woorden als tix-colorette, ‘stalenboek voor muurverf’ of thomasette ‘serviescombinatie van Thomasporselein’?
Dat literette later de betekenis ‘lectuur’ krijgt, blijkt, behalve uit allerlei meldingen op Twitter, vooral uit de quiz die jarenlang op de literaire weblog Tzum stond:
Tijd voor een nieuwe aflevering van onze kwis ‘Literatuur of literette?’, een soort Tussen kunst & kitsch, maar dan voor de letteren. We nemen 1 bladzijde uit een boek en de vraag is: hebben we te maken met literatuur of niet? Wie de bladzijde geschreven heeft is interessant, maar dat is niet de vraag. Graag reacties met onderbouwing (Tzum, Literair weblog, bijvoorbeeld (82))
Balladette
De koning, nee de doctorandus van het lichte vers, drs. P., is de uitvinder van de versvorm en van de naam Balladette. Alhoewel, de componist Leroy Anderson, die van het muziekstuk The Typewriter, heeft een stuk met de titel Balladette geschreven. Dat moet voor 1975 zijn geweest, het jaar waarin Anderson is overleden. Op 12 januari 1980 zegt drs. P. hierover in een interview met Kees Tops van het Nieuwsblad van het Noorden: ‘Je stopt een cadeautje niet in een puntzak’. .
Deze relatief korte balladevorm telt slecht vijftien regels en heeft door zijn bouw een erg luchtig karakter. Het rijmschema is als volgt abcB (3x) acB, aldus de website Het vrije vers, bevrijd van vormloosheid, omdat light verse lééft. Het is inderdaad een luchtigere, kleinere versie van de ballade, waarover het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) schrijft, als het gaat om ballade als term bij de rederijkers: “Eigenlijk: een gedicht in verzen van gelijke lengte en bestaande uit drie gelijkgebouwde strophen, telkens met een referein, gevolgd door een slotcouplet. Aan dien strengen vorm hield men zich dikwijls niet.”
Drs. P. en Paul Lemmens (pseudoniem van Cees van der Pluijm) publiceerden ooit zelfs een bundel met alleen maar balladetten met als titel de anagram Dat lentebal (1983). De versvorm en de bundel werden opgemerkt door Nico Scheepmakers in in ieder geval één van zijn vele Trijfels. In zijn column ‘Lentebal’, Trijfel van 14 april 1983 in de Provinciale Zeeuwse Courant, schrijft hij over de oorsprong van deze dichtvorm:
Vier jaar geleden openbaarde Drs. P. deze nieuwe versvorm in de bundel ‘Plezierdichten’. Hij was wat uitgekeken op het sonnet, en kwam na enig poëtisch gepeins tot de conclusie dat een combinatie van de rederijkersballade (herhaling van de laatste regel) en de ghazel (elke even regel rijmt op de tweede regel) tot een bruikbare nieuwe versvorm zou leiden die hij ‘balladette’ doopte. Vooral goed bruikbaar, vindt hij, voor gelegenheidsgedichten, omdat ze een mooie structuur heeft, niet zo breedvoerig is als de rederijkersballade, maar daar wel weer een zekere galm mee gemeen heeft.
Maar hoe ziet die structuur er dan uit? Scheepmaker beschrijft het als volgt:
De balladette telt vier strofen van achtereenvolgens 4, 4, 4 en 3 regels. De laatste regels van deze vier strofen zijn steeds dezelfde. De 2e, 4e, 6e, 8e, 10e, 12e en 15e regel rijmen. Verder rijmen alle eerste regels van de strofen op elkaar alsook de 3e, 7e, 11e en 14e regel. In formule samengeval: abcB x 3 plus acB.
Vervolgens presenteer Scheepmaker zijn favoriete balladette van Drs. P. die ik hier graag ook als voorbeeld laat zien:
Ja, Paaltjens klinkt natuurlijk amusant,
Vooral indien voorafgegaan door Piet
Maar laat u door het masker niet misleiden
Zijn leed was diep, zijn naam was HaverSchmidt.Minerva zag hem veel: een snaakse kwant
Gevoelig wel, maar niet zo expliciet
Een hedonist (zoals de burgers zeiden)
Zijn leed was diep, zijn naam was HaverSchmidt.Daarna, godbetert, werd hij predikant
Gezegend werk Maar helpen deed het niet
Onnodig hier, erover uit te weiden
Zijn leed was diep, zijn naam was HaverSchmidt.Het is zeer raadzaam, ook in dit verband
Om geestigheid van lol te onderscheiden
Zijn leed was diep, zijn naam was HaverSchmidt.
En nu: Villanette
Enkele weken later, op 2 juni 1984, introduceert Scheepmaker in de Trijfel ‘Boerstoeltjes’ een variant op de balladette, de villanette, aldus het kopje boven de desbetreffende alinea:
In aansluiting op de balladette kan ik ook nog wijzen op de villanelle, een oude dichtvorm die Gerrit Komrij een paar weken geleden in NRC Handelsblad uit de oude doos opdiepte. Vijf strofen van drie, en een afsluitende strofe van vier regels. De 1e regel van de eerste strofe is gelijk aan de 3e regel van de tweede, de vierde en de zesde strofe. De 3eregel van de eerste strofe is gelijk aan de 3e regel van de derde en vijfde strofe, en aan de 4e regel van de zesde strofe. De 2e regels van alle zes strofen rijmen op elkaar, alle overig regels rijmen op de 1e regel. Een tamelijk ingewikkelde dichtvorm dus, ik heb een villanelle voor u gefabriceerd om het te verduidelijken.
Patat
Ik kraai het uit en voel mij opgelucht
En roep tegen man en vrouw en kind:
Patat is in zijn soort een edele vrucht!De aardappel staat in een kwaad gerucht.
Toch ben ik hem van oudsher goed gezind.
Ik kraai het uit en voel mij opgelucht.De vette walm van friet is wel berucht.
Maar ‘k zeg ook niet dat ik dat lekker vind.
Patat is in zijn soort een edele vrucht.De pieper wort nu eindelijk geplugd.
zodat hij dagelijks in aanzien wint.
Ik kraai het uit en voel mij opgelucht.En ook de friet neemt nu een hoge vlucht.
De baked potato wordt alom bemind.
Patat is in zijn soort een edele vrucht.Ik heb de waarheid jarenlang geducht.
Ten koste van vriendinnen, vrouw en vrind
Nu kraai ik ’t uit en voel mij opgelucht.
Patat is in zijn soort een edele vrucht!
Hé! Zou het kopje een tikfout zijn? De beschrijving klopt namelijk helemaal met de vorm van de villanelle die al in de zestiende eeuw bestond. Volgens Delpher is het tussenkopje in deze column de enige plek waar villanette in het Nederlands voorkomt. In het Engels vind ik gelukkig meer. Volgens www.definitions.net is villanette een synoniem van villanelle. Maar nu van de literette weer naar de literatuur. Het lijkt me een mooie reden om dit ette-woord, maar ook de versvorm, eens wat leven in te blazen. Dat het kan overdonderen en aangrijpen laat Dylan Thomas namelijk zien in zijn prachtige villanelle/villanette Do not go gentle into that good night:
Do not go gentle into that good night,
Old age should burn and rave at close of day;
Rage, rage against the dying of the light.
Though wise men at their end know dark is right,
Because their words had forked no lightning they
Do not go gentle into that good night.
Good men, the last wave by, crying how bright
Their frail deeds might have danced in a green bay,
Rage, rage against the dying of the light.
Wild men who caught and sang the sun in flight,
And learn, too late, they grieved it on its way,
Do not go gentle into that good night.
Grave men, near death, who see with blinding sight
Blind eyes could blaze like meteors and be gay,
Rage, rage against the dying of the light.
And you, my father, there on the sad height,
Curse, bless, me now with your fierce tears, I pray.
Do not go gentle into that good night.
Rage, rage against the dying of the light.
- Toorn, M.C. van den (1989) ‘Formaties op –ette in het Nederlands’. In: Nieuwe Taalgids, 82, p. 193-202)
Laat een reactie achter